De middenklasse krimpt, het werk precariseert. Leve de 21ste eeuw?

In de meeste Europese landen krimpt de middenklasse – dat is de groep met relatief comfortabele banen. Daar zijn verschillende redenen voor.

  • Petteri Sulonen (CC by 2.0) Tijdelijke banen, permanent deeltijdse banen en arbeid als zelfstandige zijn in de rijke landenclub van de OESO intussen goed voor een derde van alle werkgelegenheid. Petteri Sulonen (CC by 2.0)
  • Ghenady (CC by 2.0) Mensen uit armere lidstaten die in de rijkere lidstaten komen werken, zijn doorgaans niet bij een vakbond aangesloten, kennen hun rechten niet, spreken zelfs vaak de taal niet en zijn al lang blij dat ze een stuk meer verdienen dan in hun moederland. Ghenady (CC by 2.0)

Zwartwerk speelt zich in veel Europese landen af tegen de bredere achtergrond van flexibilisering van de arbeid en erosie van de middenklasse, van mensen dus die hun relatief comfortabele positie op de arbeidsmarkt achteruit zien verzwakken in termen van inkomen, zekerheid en/of sociale bescherming. Er zijn op dat gebied grote verschillen tussen de 28 lidstaten van de Europese Unie. België heeft een grote en welvarende middenklasse. Dat is geen toeval, maar het gevolg van beleid en van machtsverhoudingen.

Dat alles blijkt uit een uitgebreid onderzoek dat de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) onlangs publiceerde over ongelijkheid en de middeninkomensgroepen in Europa. Dat onderzoek bekijkt niet alleen de afstand tussen de laagste en de hoogste inkomens, de ongelijkheid dus, maar ook hoe het met de middengroepen gaat.

De kern van de middenklasse wordt gedefinieerd als de inkomensgroep tussen de 80 en 120 procent van het middelste inkomen of de mediaan. De lagere middenklasse zit op tussen de 60 en de 80 procent van die mediaan en de hogere middenklassen op tussen de 120 en de 200 procent ervan. De lage-inkomensgroep is dan te vinden onder de 60 procent en de hoge inkomens boven de 200 procent van de mediaan.

Na de crisis, tussen 2008 en 2011, kromp de middenklasse in negentien landen. In België en Portugal bleef ze stabiel.

Wat is er met deze groepen gebeurd voor en na de crisis? Tussen 2004 en 2006 zagen tien lidstaten hun kernmiddenklasse groeien. In landen als Estland, Litouwen, Polen of Spanje ging het om forse groei, in Frankrijk, België of Tsjechië ging het om kleine toenames.

In Duitsland kromp de middenklasse met drie procent veruit het meest. Ook Nederland, Griekenland, Luxemburg, Denemarken en Letland zagen hun middenklasse krimpen. Terzelfdertijd groeiden in die landen zowel de lagere-inkomensgroep als de topklasse, waardoor je dus meer polarisering kreeg.

Na de crisis, tussen 2008 en 2011, waren er amper nog landen waar de middenklasse groeide. In negentien landen kromp de middenklasse, in België en Portugal bleef ze stabiel en in vijf landen (Noorwegen, Italië, Polen, Denemarken en Oostenrijk) nam ze een beetje toe. De veralgemeende trend sinds de crisis was minder mensen in de middengroepen en een kleiner deel van het inkomen dat naar de middenklasse gaat.

Vast contract kalft af

Die evolutie heeft vele oorzaken. De afname van de zogenaamde standaardwerkgelegenheid (voltijds contract van onbepaalde duur in een arbeidsrelatie) is een belangrijk element. Tijdelijke banen, permanent deeltijdse banen en arbeid als zelfstandige zijn in de rijke landenclub van de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) intussen goed voor een derde van alle werkgelegenheid.

Deze werkgelegenheidsvormen gaan blijkens onderzoek meestal gepaard met stagnerende of dalende lonen, en dragen zo bij tot de polarisering, omdat ze vooral aan de onderkant van de inkomenscurve voorkomen.

Jongeren zijn oververtegenwoordigd in de tijdelijke banen: in Zweden gaat het om de helft van de laaggeschoolde 20- tot 24-jarigen, tegen maar tien procent van de ouderen met dezelfde scholingsgraad. Tijdelijke of uitzendbanen zijn in Spanje en Polen goed voor een kwart van alle loonarbeid, in Nederland is dat twintig procent.

Ghenady (CC by 2.0)

Mensen uit armere lidstaten die in de rijkere lidstaten komen werken, zijn doorgaans niet bij een vakbond aangesloten, kennen hun rechten niet, spreken zelfs vaak de taal niet en zijn al lang blij dat ze een stuk meer verdienen dan in hun moederland. Foto: Ghenady (CC by 2.0)

Voor de crisis steeg het mediane inkomen in alle inkomenscategorieën en vooral in de middengroepen. Na de crisis daalde het inkomen, vooral in de middelste en laagste inkomensgroepen. De band tussen productiviteitstoename en loonstijging werd verbroken.

‘Het afzwakken van de cao’s biedt een directe verklaring voor de loonmatiging en daling van de mediane inkomens’

Het IAO-onderzoek stelt onomwonden dat die band hersteld kan worden door middel van sterkere collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s), akkoorden dus die vakbonden en werkgevers met elkaar sluiten.

Cao’s werden de voorbije jaren in vele landen afgezwakt door hervormingen: ze worden minder op nationaal of sectorniveau gesloten en meer op bedrijfsniveau. Ze worden ook minder sterk uitgebreid tot alle bedrijven in de betroffen sectoren. In België krijgen cao’s bijvoorbeeld kracht van wet, waardoor ze uiteraard een dekkingsgraad van nagenoeg honderd procent hebben, maar dat is in Europa veeleer de uitzondering.

‘Het afzwakken van de cao’s biedt een directe verklaring voor de loonmatiging en daling van de mediane inkomens’, stelt de IAO. Een “bewijs” daarvan is dat Frankrijk en België erin slaagden om het inkomen van lagere- en middeninkomensgroepen te stabiliseren en sterke cao’s hebben. De verklaring daarachter is: eendracht maakt macht, hoe meer werknemers zich verenigen, hoe beter de akkoorden die ze weten af te dwingen, althans voor de mensen die onder dat akkoord vallen. Aangezien de atypische werkvormen (waarover we het hierboven hadden) meestal buiten de cao’s vallen, worden ze minder goed vergoed.

In de tien landen waar de dekkingsgraad van de cao’s het meest afnam, zakten ook de inkomens van de lage- en middeninkomensgroepen het meest. In Roemenië, Slovenië en Griekenland werden nationale loonakkoorden stopgezet in 2009 en 2010. De middenklasse wordt doorgaans sterk gedekt door cao’s: als die verzwakken, voelt de middenklasse dat. Hoge werknemersorganisatiegraad, hoge dekkingsgraad van cao’s en centrale coördinatie van loononderhandelingen hangen samen, zo blijkt uit onderzoek, met lage loonongelijkheid.

Structuur

De vraag bij dat alles is of het vrije verkeer van personen in de Europese Unie en de detacheringsrichtlijn die tijdelijke arbeid van EU-burgers in andere lidstaten mogelijk maakt niet haast per definitie leiden tot een uitholling van de cao’s en meer atypische werkvormen.

Mensen uit armere lidstaten die in de rijkere lidstaten komen werken, zijn doorgaans niet bij een vakbond aangesloten, kennen hun rechten niet, spreken zelfs vaak de taal niet en zijn al lang blij dat ze een stuk meer verdienen dan in hun moederland. Dat alles schept een context die aanzet tot het aanvaarden van minder goede arbeidsvoorwaarden. In theorie horen ze te werken tegen de lokale arbeidsvoorwaarden, maar omdat de EU altijd heeft nagelaten om zelf de controle op de naleving daarvan te organiseren, gebeurde dat dikwijls niet.

De openbare sector is traditioneel een bron van zeker werk en inkomen. De besparingen die voortvloeiden uit de crisis veranderden dat.

De openbare sector is traditioneel een bron van zeker werk en inkomen. Leerkrachten, verpleegsters, artsen, ambtenaren… zijn typisch middenklasse. De besparingen die voortvloeiden uit de crisis veranderden dat: publieke taken werden uitbesteed en de overheid ging zelf ook met tijdelijke contracten werken. In Spanje vernietigde de overheid tijdens de crisis massaal middenklassebanen, aldus het rapport.

Belastingen leiden meestal tot een vermindering van de inkomensongelijkheid en vergroten zo meestal de middenklasse. Ook daarin bracht de crisis verandering in een aantal landen. In Spanje werden de extra belastingen in 2011 vooral bij de loontrekkenden gelegd. Ook in Griekenland, Portugal en Hongarije moesten de middengroepen meer lasten dragen, terwijl hogere inkomens minder bijdroegen.

Verder vond ook een polarisering plaats in de structuur van de werkgelegenheid zelf. Door de technologische evolutie en de globalisering werden goedbetaalde middenklassebanen overgenomen door machines, of verdwenen ze naar lagereloonlanden. Dat was minder het geval voor de banen boven en onder aan de inkomenscurve. In Spanje waren bijvoorbeeld twee bewegingen zichtbaar. Terwijl een toename van de vrije beroepen leidde tot een groei van de hogere middenklasse, verminderde tegelijk het aantal geschoolde banen in de industrie. In het Verenigd Koninkrijk gingen tussen 2001 en 2010 liefst 700.000 banen uit de middeninkomensgroep – vooral geschoolde banen in de industrie – verloren in een context van groeiende werkgelegenheid.

België

België komt uit het IAO-onderzoek als een land met een grote middenklasse, die de crisis ook goed door is gekomen. Dat heeft volgens de IAO alles te maken met een sterk sociaal overleg, sterke vakbonden en sterke cao’s. Onder die realiteit schuilen evenwel toch opmerkelijke ongelijkheden.

Zo is tijdelijke werkgelegenheid in ons land vooral een verschijnsel van de lage-inkomensgroep, waar ze in twintig jaar toenam van tien procent naar meer dan zeventig procent in 2011. Bij de hogere inkomens zijn tijdelijke banen veeleer uitzonderlijk.

Tijdelijke werkgelegenheid is in ons land vooral een verschijnsel van de lage-inkomensgroep, waar ze in twintig jaar toenam van tien procent naar meer dan zeventig procent in 2011.

Verder zijn er opmerkelijk grote regionale verschillen. In Vlaanderen valt 85 procent van de bevolking onder de brede middenklasse. In Brussel behoort maar 57 procent tot de middenklasse. Er is in Brussel een veel grotere groep – liefst 35 procent tegenover 9 procent in Vlaanderen – met een laag inkomen (onder de zestig procent van het middelste inkomen). De hoge-inkomensgroep is met 7 procent dan weer groter dan de 5 procent in Vlaanderen. De Brusselse agglomeratie is dus een veel ongelijkere samenleving dan Vlaanderen of Wallonië: veel meer armen (vooral in de migrantengroepen), een relatief kleine middenklasse en meer rijken.

Veel van het goedbetaalde Brusselse werk in de dienstensector wordt niet door Brusselse migrantenjongeren verricht, maar door pendelaars uit Wallonië en Vlaanderen. Het zijn vaststellingen die we beter niet uit het oog verliezen als we het over Brusselse problemen en oplossingen hebben.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.