Conflictdynamiek in Afrika (1955-1995)

In het kader van het seminarie ‘Conflictdynamiek in Afrika (1955-95)’ werd door het Centrum voor Vredesonderzoek van de K.U.Leuven een poging ondernomen om op een systematische wijze de evolutie van gewapende conflicten op het Afrikaanse continent gedurende de laatste veertig jaar in kaart te brengen. Daarbij werden verschillende aspecten onderzocht. Vooreerst worden de algemene cijfergegevens over het aantal doden tengevolge van gewelddadige conflicten weergegeven.
Deze absolute cijfers worden naast de bevolkingsevolutie in de Afrikaanse landen geplaatst teneinde een relatieve analyse mogelijk te maken en de impact van het oorlogsgeweld op de populatie (cijfers per capita) beter in te schatten. Ten tweede worden de geschilpunten in kaart gebracht die aan de oorsprong liggen van de conflictdynamiek. Vervolgens wordt de aard van het conflict en de fase waarin het zich bevindt onderzocht. In een typologie van gewelddynamiek komt de dynamiek van het conflict tot uiting. Er wordt ook aandacht geschonken aan de band tussen geweld en schendingen van de mensenrechten.

1. Aantal doden

In de periode 1955-1995 kwamen bij 35 grootschalige conflicten in Afrika ruim 7 miljoen mensen om het leven. Hiertoe moeten niet alleen de zeer gewelddadige (burger)oorlogen in bijvoorbeeld Nigeria of Rwanda gerekend worden, maar ook de systematische aanwezigheid van chronisch geweld op laag niveau over heel het Afrikaanse continent. In de volgende tabellen wordt een overzicht van de gewelddadige conflicten in Afrika gegeven (2).

In Nigeria vielen in de periode 1967-70 meer dan 2.000.000 slachtoffers. Het Nigeriaanse bevolkingsaantal voor die periode wordt geschat op circa 50.000.000. Dit betekent dat bij de Biafraanse onafhankelijkheidsstrijd ongeveer 1 op 25 inwoners het leven liet. Onder de bevolkingsgroep van de Ibo alleen ligt dit relatieve sterftecijfer nog hoger.

Tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsstrijd in het begin van de jaren ‘60 vielen bijna 1.000.000 slachtoffers. Algerije telde toen ruim 12.000.000 inwoners. Hierdoor kunnen wij spreken van een bijzonder intens en bloedig conflict waarbij 1 op 12 inwoners omkwam.

De gewelddynamiek in Zuid-Afrika kent een minder intens verloop. Halfweg de jaren ‘80 - op het hoogtepunt van de strijd tegen het apartheidsregime - bedroeg het aantal inwoners 33.000.000. Men rekent voor dat in die strijd bijna 20.000 slachtoffers vielen. Dit betekent een veel lagere conflictintensiteit van ‘slechts’ 1 dode per 1.650 inwoners. Het conflict in Liberia is sinds 1989 tot een hevige uitbarsting gekomen. Hulporganisaties schatten het aantal dodelijke slachtoffers op meer dan 100.000. Liberia telt ongeveer 2.500.000 inwoners, wat wijst op een betrokkenheid van 1 op 25. Het inwonersaantal in Namibië overstijgt het miljoen niet. Tijdens de strijd voor onafhankelijkheid sneuvelden circa 30.000 mensen (1 op 33 inwoners). Deze intensiteit komt overeen met het grootschalig conflict in Ethiopië en Eritrea in de periode 1975-85. Ongeveer 1.000.000 slachtoffers op een totale populatie van 35.000.000. Tijdens de burgeroorlog in Rwanda van 1994 werden naar schatting meer dan 500.000 mensen omgebracht. De Rwandese bevolking bedroeg toen ruim 8.000.000. Met een slachtoffersgraad van 1 op 16 inwoners was dit één van de meest gewelddadige conflictuitbarstingen op het Afrikaanse continent. Vooral de Tutsi-minderheid (15% van de bevolking) werd zwaar getroffen.

2. Geschilpunten

Aan de basis van de conflicten in Afrika liggen verschillende soorten geschilpunten (4).

De belangrijkste conflictlijnen zijn:

1. koloniale ontvoogdingsstrijd (dekolonisatieperiode 1955-75)

vb. Algerije (1958-62) >1.000.000 slachtoffers
vb. Angola (1964-74) ca.70.000 slachtoffers

2. geschillen over het bestuur van het land, staatsmacht, legitimiteit (vaak burgeroorlogen met eventueel interventie van de voormalige koloniale macht)

vb. Zaïre (1960-65-77) <100.000 slachtoffers
vb. Mozambique (1975-) < 1.000.000 slachtoffers
vb. Angola (1975-94) 100.000 à 500.000 slachtoffers
vb. Algerije (1991-95) <100.000 slachtoffers

3. etno-nationalisme, religie (meestal sterk verbonden met de strijd om het bestuur in het land)

vb. Rwanda (1994-) > 500.000 slachtoffers
vb. Soedan (1975-) 500.000 à 1.000.000 slachtoffers

4. grenzen, territorium (intern), afscheiding en irredentisme (het streven naar hereniging,

nvdr) vb. Eritrea (1960-91) ca 500.000 slachtoffers
vb. Biafra (1967-70) > 2.000.000 slachtoffers

5. internationale grensgeschillen

vb. Egypte-Israël (1956-67-73) ca. 40.000 slachtoffers
vb. Ethiopië-Somalië (1977-78) ca. 70.000 slachtoffers

3. Typologie van gewelddynamiek

De dynamiek van een conflict uit zich op drie dimensies: intensiteit, duur en geografie.

* Intensiteit: stijgende of dalende geweldsintensiteit t.o.v. het verleden
Men kan drie niveaus in de intensiteit onderscheiden:
- hoge intensiteit met of zonder uitbarstingen (> 1000 slachtoffers)
- lage intensiteit (100-999 slachtoffers)
- zeer lage intensiteit (1-99 slachtoffers)

* Geografische uitbreiding
plaatselijk of lokaal - regionaal - nationaal - grensoverschrijdend geweld

* duur: kort-lang

Verschillende patronen kunnen onderscheiden worden:

1. Chronisch geweld

Het gaat hier om een land, geplaagd door steeds voorkomend geweld. Chronische geweld kan één van de volgende patronen aannemen:

- Kruipend/sluipend geweld op een hoog (> 100 doden per jaar) of laag niveau (< 100 doden)
vb. Soedan (hoog niveau)
vb. Egypte (laag niveau)

- Acute uitbarstingen van geweld van lange (> 1 jaar) of korte duur (< 1 jaar)
vb. Nigeria-Biafra (lange duur)
vb. Nigeria-Jukun en Tivs (korte duur)

- Cyclische uitbarstingen (afwisselende periodes van veel en minder geweld)
vb. Burundi

2. Afwisselende periodes van oorlog en vrede

In tegenstelling tot chronisch geweld wordt deze dynamiek gekenmerkt door periodes van vrede en geweld. Het geweld kan van lage of hoge intensiteit zijn, kort of lang duren en een éénmalig of frequent karakter hebben.

vb. Somalië (grensconflicten met Ethiopië en Kenia)
vb. Oeganda

3. Ononderbroken vrede (duurzame vrede)

vb. Botswana

Als men de volledige periode 1955-1995 in ogenschouw neemt dan kan men - weliswaar met enige voorzichtigheid - aannemen dat de 35 grootschalige conflicten in Afrika ruim 7 miljoen slachtoffers hebben geëist (5). Hieronder vallen zeer gewelddadige momenten van (burger)oorlog zoals in Nigeria met meer dan 2.000.000 slachtoffers (1967-70) of grootschalige volkerenmoord zoals in Rwanda met meer dan 500.000 doden (1994). De geweldstatistieken zijn echter in hoofdzaak het gevolg van de systematische aanwezigheid van geweld op het Afrikaanse continent. Het algemene beeld of patroon wijst in de richting van chronisch geweld op een laag niveau met sporadische uitbarstingen van geweld. Deze gewelduitbarstingen kunnen zeer hevig zijn en het hele land aantasten (vb. Rwanda) of zich ook beperken tot kleinschalige opstoten of rellen in de hoofdstad (vb. Tunesië) of in een bepaalde regio (vb. Senegal). Het sluipend geweld met lage intensiteit is langdurig van aard, vaak zelfs sinds het begin van de dekolonisatie (vb. Libië, Centraal-Afrikaanse-Republiek, Kongo, Guinee, Madagaskar). Meer uitzonderlijk doet zich langdurig chronisch geweld met een hoge intensiteit voor (vb. Soedan). Ethiopië, Angola en Mozambique hebben een langdurige burgeroorlog op hun grondgebied gekend. Nieuwe burgeroorlogen doen zich nu voor in West-Afrika (Liberia en Sierra Leone).

De situatie van de mensenrechten in de periode 1955-95 is voor de meeste Afrikaanse landen slecht. Er is in weinig landen sprake van respect voor de fundamentele vrijheden en rechten van de mens, net zomin als democratie en vrije meningsuiting. De jongste jaren noteert men nochtans een positieve evolutie. Hiertoe heeft het tot stand komen van een vredeszone op het Zuiden van het continent een belangrijke bijdrage geleverd (Zuid-Afrika, Namibië, Botswana, Zambia, Mozambique en in mindere mate Angola). In de meeste Afrikaanse landen werden inspanningen ondernomen om een democratisering op gang te brengen en werk te maken van multipartisme (vb. Benin, Gabon, Equatoriaal-Guinea, Zambia). Dit blijkt evenwel een moeizaam en langdurig proces van vallen en opstaan te zijn. In sommige landen werd het democratisch proces afgebroken (vb. Nigeria, Gambia, Zaïre) of leidde het tot nieuwe gewelduitbarstingen (vb. Algerije).

De grote meerderheid van de Afrikaanse postkoloniale staten is zelden of nooit geweldvrij geweest. Het cijfer van ruim 7.000.000 slachtoffers in Afrika tengevolge van gewelddadige conflicten moet echter ook gerelativeerd worden. Het is vaak onmogelijk om vast te stellen hoeveel mensen er rechtstreeks omkomen door de geweldplegingen. De gevolgen van de oorlog (honger, ontberingen, vluchtelingen, verwoesting van de landbouw, epidemieën…) maken vaak evenveel slachtoffers als de gewapende strijd zelf (6). Soms wordt de tactiek van de ontbering en de vernietiging van de oogst door de rivaliserende partijen bewust gehanteerd om de bevolking te terroriseren (vb. de Angolese burgeroorlog, Liberia). Zo is het bijvoorbeeld onmogelijk te achterhalen in welke mate de grote hongersnood in Ethiopië halfweg de jaren ‘80 het gevolg was van zuiver natuurlijke omstandigheden en in welke mate er een bewuste politiek achter schuil ging om bepaalde delen van de populatie te treffen.

De meeste conflicten zijn interne aangelegenheden van de verschillende staten afzonderlijk. Hierbij doen zich soms grensoverschrijdende effecten voor, zogenaamde ‘spill over’ van een conflict van het ene land naar het andere (vb. Rwanda en Burundi). In bepaalde regio’s kan men spreken van ‘besmetting’ (‘contagion’) door een spiraal van conflicten (vb. Hoorn van Afrika, zuidelijk Afrika, de regio van de Grote Meren). Grootschalige interstatelijke conflicten zijn een uitzondering in Afrika (vb.de Somalisch-Ethiopische oorlog over de Ogaden-woestijn in 1977-78). De meeste gewapende conflicten tussen staten beperken zich tot grensincidenten (vb. rond de Westelijke Sahara) of kortstondige interventies (vb. Tanzania-Oeganda) om een regime te ondersteunen of omver te (helpen) werpen. Het is op zich opmerkelijk dat de vele arbitraire koloniale grenzen - vaak aanleiding tot ernstige gewelddadige conflicten elders in de wereld - niet tot grootschalig geweld tussen Afrikaanse staten heeft geleid. De beleidsbeslissing van de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid om de koloniale grenzen te behouden is dan ook grotendeels door alle Afrikaanse landen gerespecteerd. De oorlogen in Afrika zijn dus in hoofdzaak burgeroorlogen.

De geweldstatistiek is in grote mate mee bepaald door de onafhankelijkheidsoorlogen die in verschillende landen gewoed hebben. In de periode 1960-1965 hebben zich een aantal bloedige conflicten tussen kolonies en de Westerse moederstaten afgespeeld. De meest gewelddadige dekolonisatiestrijd werd in Algerije gevoerd waar de strijd tegen Frankrijk meer dan een miljoen slachtoffers gemaakt heeft. Andere gewelddadige ontvoogdingsstrijden werden in Angola, Mozambique, Kameroen en Guinee-Bissau uitgevochten. Het is opmerkelijk dat de Portugese kolonies niet alleen zeer laat hun onafhankelijkheid verwierven (na de Anjerrevolutie in Portugal in 1974) maar dat de onafhankelijkheidsstrijd ook meteen overging in een gewelddadige en langdurige burgeroorlog. De strijd tegen de koloniale macht bracht duidelijk geen eensgezindheid onder de bevolking en ging rechtstreeks over in een interne machtsstrijd tussen de rivaliserende guerrillabewegingen.

Vele postkoloniale staten zijn mislukt. De koloniale erfenis (o.a. de grenzen en de ontvoogdingsbeweging) heeft geen band tussen de mensen geschapen maar was veeleer een bron van tegenstellingen. De nieuwe machthebbers hebben zich na de dekolonisatie met de hulp van het leger ingezet om de ‘binnenlandse vijanden’ te bestrijden en zichzelf vaak te verrijken. Deze strijd betekende het consolideren van de macht, het uitsluiten van andere etnische groepen of minderheden van de sleutelposities in de nieuwe staat en bevoorrechte relaties met het Westen of het Oosten te ontwikkelen. De militairen speelden en spelen in vele Afrikaanse landen dan ook een toonaangevende rol. Deze rol kan zowel stabiliserend als destabiliserend werken. In momenten van totale ontreddering blijkt het leger in vele gevallen de enige kracht die de orde kan herstellen of opleggen om een einde te maken aan gewelddadigheden (vb. Oeganda, Algerije). In andere gevallen is het leger een rem op elke vooruitgang in de richting van meer democratie en gelijkheid. Pogingen tot democratisering - die in Afrika na het einde van de Koude Oorlog zijn toegenomen - ondermijnen vaak rechtstreeks het gezag van het leger. Dit leidt op zijn beurt tot zwakkere staten, waardoor het leger zich geroepen voelt om in te grijpen om de orde te herstellen. Op die manier ontstaat een vicieuze cirkel van geweld. Een sprekend voorbeeld hiervan is de mislukte poging(en) de afgelopen jaren om in Nigeria, het volkrijkste land van Afrika, te komen tot een burgerregering en de macht van de militaire terug te dringen. In vele Afrikaanse staten zijn de militairen nog aan de macht, met het uniform nog aan of al uitgetrokken. In de meeste Afrikaanse landen kan de (burger)regering slechts in het zadel blijven door de steun van het leger.

Het einde van de Koude Oorlog en de bloktegenstelling tussen Oost en West heeft een algemene positieve invloed op de gewelddynamiek in Afrika gehad. Bepaalde aanslepende conflicten konden na het wegvallen van de strijd tussen de supermachten tot een oplossing komen. De conflicten in zuidelijk Afrika zijn hiervan het meest sprekende voorbeeld. Hier kwam een heuse vredesdynamiek op gang die begon met de onafhankelijkheid van Namibië in 1990 en het zich terugtrekken van de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten, rechtstreeks en onrechtstreeks, uit de Mozambikaanse en Angolese burgeroorlogen. Tegelijkertijd werd het apartheidsregime in Zuid-Afrika afgebouwd. Zuidelijk Afrika is sindsdien een teken van hoop voor het continent. Meer bepaald wordt van het nieuwe Zuid-Afrika verwacht dat het een drijvende kracht kan zijn voor de ontwikkeling van grotere delen van zwart Afrika. In zuidelijk Afrika kan men dan ook spreken van een positieve ‘spill over’ van vredesdynamiek. Eenzelfde evolutie naar een stabiele vredeszone zou zich aan de westelijke kant van het continent kunnen ontwikkelen. Rond de kleinere staten Benin, Ivoorkust, Ghana, Burkina Faso, Senegal en Gambia zou zich een vredeszone kunnen ontwikkelen naar Togo, Mali, Niger, Mauritanië en andere landen toe. Of deze positieve ontwikkeling zich zal doorzetten zal in grote mate afhangen van de beheersing van de burgeroorlogen in Liberia en Sierra Leone en van een regeling voor het geschil rond de Westelijke Sahara. Het post-Koude Oorlog tijdperk bracht evenwel niet alleen positieve ontwikkelingen met zich mee. Het optimisme van de Nieuwe Wereldorde kon de Somalische burgeroorlog niet oplossen en de interventiepolitiek van de Verenigde Naties en de Verenigde Staten werd een mislukking (1992-93). De specifieke context van de Somalische clanconflicten leende zich duidelijk niet voor een van buitenaf opgelegde vredesregeling. Het Westen heeft zich na verloop van tijd dan ook gefrustreerd teruggetrokken. In Liberia en Sierra Leone is sinds enkele jaren eveneens een bloedig conflict tot uitbarsting gekomen waarop het Westen geen enkele vat schijnt te hebben. Verschillende clans en fracties bevechten elkaar en ondermijnen de staatsstructuur volledig.

De problemen rond conflict en geweld in Afrika staan niet op zichzelf. De evolutie rond democratisering, de vluchtelingproblematiek, schending van de mensenrechten en ontwikkeling in het algemeen, hangen er vanzelfsprekend mee samen. Gaat het met de mensenrechten slecht, wordt het democratiseringsproces teruggeschroefd, dan laaien de interne conflicten weer op en dit geeft dan weer aanleiding tot stromen van vluchtelingen. Hierdoor raakt de landbouw en dus de economie ontwricht, en komt het land in een negatieve spiraal terecht. Eenmaal die tot stilstand gebracht, kan aan de moeizame en lange weg terug naar boven begonnen worden, totdat zich een nieuwe crisis aandient.

De 700.000.000 mensen in Afrika zijn verdeeld over meer dan 1.000 etnieën. Deze enorme verscheidenheid aan volkeren, de ‘balkanisering’ van het continent (52 staten) en de overgeërfde koloniale grenzen blijven een belangrijke bron van spanningen en conflicten (7). Toch is het niet de ‘etnische factor’ die als hoofdoorzaak voor het geweldgebruik aangewezen moet worden. Het geweld in Afrika is veeleer het gevolg van een machtsstrijd waarbij de krachten gemobiliseerd worden langs etnische lijnen. (8). De belangrijkste ‘hot spots’ in de conflictdynamiek zijn:

* Het grensgebied tussen Egypte en Soedan
* Het interne conflict in Algerije
* De Westelijke Sahara
* Mali en Niger en de problemen van Toeareg-nomaden
* Tegenstelling tussen zwarte Afrikanen en Arabieren in Senegal, Mauritanië, Tsjaad
* De burgeroorlog in Liberia en Sierra Leone
* Etnische tegenstelling in Ghana
* Grensbetwistingen tussen Nigeria en Kameroen
* De vredesheropbouw in Angola en Mozambique
* Het geweld in de provincie Kwazulu-Natal (Zuid-Afrika)
* De strijd tussen Hutu’s en Tutsi’s in het gebied van de Grote Meren
* Het democratiseringproces en de staatsstructuur in Zaïre
* De burgeroorlog in Zuid-Soedan
* De burgeroorlog in Somalië
* De burgeroorlog in Djibouti
* De politieke onrust op de Comoren

Noten:

1. Voor een uitgebreide versie van deze studie zie: REYCHLER L., VERTONGEN N., Gewelddynamiek in Afrika (1955-1995). Discussiepaper. Cahiers van het Centrum voor Vredesonderzoek, vol.48, n°2, 1996.

2. Er is steeds geopteerd voor de ‘officiële’ cijfers (regering, internationale overheden). De ‘officieuze’ cijfers (rebellen, media) liggen meestal hoger. Slechts vanaf de jaren ‘90 is de nauwkeurigheid van de cijfers voldoende betrouwbaar.

3. Bronnen: The World. A Third World Guide 1995/96 en Social Indicators of Development 1993. A World Bank Book

4. Cfr. REYCHLER L., m.m.v. VERTONGEN N., Een Wereld Veilig voor Conflict. Handboek Vredesonderzoek. Leuven, Garant, 1995, pp. 228-236.

5. Ter vergelijking: het totale aantal slachtoffers tijdens de Eerste Wereldoorlog bedroeg ook ongeveer 7 miljoen.

6. Hiermee vertoont het Afrikaanse conflictpatroon in de periode 1955-95 sterke gelijkenissen met wat zich in Europa tijdens de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) heeft voorgedaan. De meeste slachtoffers tijdens de zeer bloedige godsdienstoorlogen vielen toen niet op het slagveld, maar onrechtstreeks door plunderingen, vernietiging van de oogst, epidemieën, hongersnood, enz (cfr. DYER G., War. New York, Crown, 1985, p.60).

7. Cfr. LEYMAIRE PH., L’Afrique appauvrie dans la spirale des conflits. Douloureuse reconstruction d’un continent dominé. Le Monde Diplomatique, Septembre 1994, pp.10-11.

8. BIENEN H., Leaders, Violence and the Absence of Change in Africa. Political Science Quarterly, vol. 108, n°2, Summer 1993.

De auteur is als wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Centrum voor Vredesonderzoek van de K.U.Leuven. Hij studeerde internationale politiek aan de UIA en vredes- en conflictonderzoek aan de universiteit van Uppsala.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.