Het idee voor de Governance Compact kwam uit Liberia (Belgische interne nota, 21 november 2006). Voor Liberia vond in februari 2004 een conferentie plaats waar donorlanden hun hulp coördineerden. ‘Om het land en zijn infrastructuur opnieuw op te bouwen, heeft Liberia geld nodig waarover het niet beschikt’, zei Mark Malloch Brown van het Ontwikkelingsprogramma van de VN (UNDP) bij die gelegenheid. De VN, de Wereldbank, het Internationaal Muntfonds en de VS-regering becijferden toen dat er ten minste 500 miljoen dollar nodig was. De conferentie leverde het Results Focused Transitional Framework (RFTF) op, van dan af de draaischijf voor de humanitaire en ontwikkelingshulp aan het land.
De overeenkomsten met de afspraken die voor de Democratische Republiek Congo gemaakt worden, zijn opmerkelijk. Ook Congo komt uit een lang conflict, heeft haast geen werkende staat meer en kampt met een diepgewortelde corruptie. Bovendien zit Congo helemaal aan de grond.
In december 2002 werd in het kader van het Vredesakkoord van Pretoria een politieke Transitie afgesproken, waarin ook de internationale gemeenschap een rol kreeg toebedeeld. Ze begeleidde de Transitie vanuit het Comité International d’Accompagnement de la Transition (CIAT). Maar het initiatief om Congo ook na het einde van de Transitie te blijven begeleiden, werd niet daar genomen. Het kwam van de Verenigde Naties en de Wereldbank. Voorjaar 2006 kregen die twee instellingen het gezelschap van de Europese Unie en de eerste van een reeks donorlanden, waaronder België.
In september 2006 hadden zij voor Congo een ontwerp van Governance Compact klaar. De inhoud is niet bekend, een aantal indicaties wel. De Compact diende immers als aanzet voor de eerste pijler van een compleet Country Assistance Framework. Die pijler gaat onder de hoofding Good Governance en de strekking van de voorgestelde objectieven valt af te leiden uit de kladversie van de Results Matrix van (vermoedelijk) eind november 2006. Daar bevat deze pijler tien strategische objectieven.
De vier eerste betreffen de hervorming van de veiligheidssector. Politie en leger moeten professionele en eengemaakte korpsen worden, de soldij van de militairen moet omhoog, het gerecht moet aangepast aan de nieuwe grondwet. Het vijfde objectief ‘Transparency’ beoogt de controle van de overheidsuitgaven en dito contracten door de regering en onafhankelijke instellingen. Het zesde objectief beoogt het verhogen van de regeringsinkomsten en een modernisering van de begrotingspraktijk.
Op zeven komt een duurzaam beheer van de natuurlijke rijkdommen op een wettelijke basis. Op acht volgt de hervorming van de administratie tot een professionele structuur met een wettelijk kader. Op negen staat de uitbouw van ‘vertrouwenssystemen’ op provinciaal en lokaal niveau en de versterking van het vermogen om sociale diensten te leveren. Het tiende strategische objectief tenslotte mikt op het vestigen van een investeringsvriendelijke wetgeving en omgeving en de hervorming van de openbare bedrijven volgens internationale standaarden.