Drama in Kinshasa

‘De kandidaat die ons vertrouwen wint is nog niet opgestaan’, daarover zijn de parlementaires debout het in Kinshasa eens. In afwachting van de verkiezingen, die het einde van de maatschappelijke chaos moeten garanderen, wordt op de straat druk gepalaverd over hoe het met Congo verder moet. Hans Declercq verbleef enkele maanden in het land en luisterde voor MO* naar radio trottoir.
Dat ik beter niet naar de parlementaires debout trek. Als ik toch ga, dan beter naar het centrum van de stad, want elders riskeer ik een pak slaag. Het blijkt andersom, nergens word ik door de parlementaires debout op zoveel haat onthaald als in het centrum. ‘Wij praten niet met Belgen, we gooien jullie er allemaal uit, jullie hebben ons altijd bestolen’, word mij toegesnauwd.
Je vindt ze her en der in Kinshasa, de parlementaires debout. Het zijn hoger opgeleide mannen, meestal werkloos, die in kliekjes de kranten doornemen en over politiek redetwisten. Het zijn haast altijd radicale nationalisten en aanhangers van Etienne Tshisekedi, de leider van de oppositiepartij UDPS, die het met al zijn legitimeit in het begin van de jaren negentig moest afleggen tegen het tanende imperium van de veel lepere Mobutu Sese Seko.
Président Marcel, de leider van de groep, stapt naar voren om een pleidooi af te steken tegen minister van Buitenlandse Zaken Michel. ‘Jullie minister houdt geen rekening met het Congolese volk. Hij steunt de huidige rebellen, die het land leegroven. En hij doet er alles aan om Tshisekedi, de man van het volk, klein te houden.’ Een andere parlementaire debout vult aan: ‘Toen hij de Congolese oppositie in Brussel uitnodigde, was er geen vertegenwoordiger bij van de UDPS, nochtans de grootste partij.
Wij hebben aanwijzingen dat oppositieleden zijn omgekocht door Louis Michel om Tshisekedi te isoleren- allemaal tijdens de onderhandelingen over de toekomst van Congo in het Zuid-Afrikaanse Sun City .’ Over het waarom van Michels handelingen bestaat op de trottoirs van Kinshasa geen twijfel. Een zoon van Michel zou zakenbelangen hebben in de Congolese diamantprovincie Kasaï. Het is een verhaal dat in Kinshasa in vele varianten voorkomt.
Een parlementaire debout weet zelfs met stelligheid dat Mitshis in Tshikapa, West-Kasaï, de firma is waarin Michel een aandeel heeft. Ik word doorverwezen naar een achterkamertje van een restaurant, bij een Muluba (de grootste bevolkingsgroep in Kasaï) die de zaak onderzoekt. Sluitende bewijzen tegen Michel heeft hij niet. ‘Het onderzoek loopt nog.
Président Marcel lijkt vergeten te zijn dat hij niet met een Belg wou praten. Na zijn scherpe uitval tegen minister Michel is het de beurt aan president Joseph Kabila, ‘die de macht in Congo erfde alsof hij in een monarchie leeft ‘. Président Marcel begint over de twijfelachtige identiteit en leeftijd van Kabila junior. ‘Toen hij aan de macht kwam, bijna drie jaar geleden, stelde men hem voor als 29, maar dat klonk toch wat jong en dus hebben ze zijn leeftijd snel met een 3 laten beginnen.’
Ook over de nationaliteit van de president doen veel geruchten de ronde en de rechtstaande “parlementsleden” dissen ze graag op: hij zou een Rwandees zijn, zo meent de meerderheid van de zelfverklaarde “volksvertegenwoordigers”, al menen anderen dat hij uit Tanzania komt, en dat zijn echte naam Cristopher Kanambe Kazembere is. Een “echte” zoon van Laurent-Désiré Kabila heeft in Sun City gezegd dat Joseph geen broer van hem is, weet een bijzonder “goed geïnformeerde bron”. Deze roddel wordt overigens de kop ingedrukt door Afrika-kenner Erik Kennes, die in zijn indrukwekkend gedetailleerde boek over Laurent-Désiré Kabila bevestigt dat Joseph wel degelijk tot het gezin Kabila behoort.
Ook de vermeende domheid van Kabila Junior wordt gehekeld. ‘Hij kent Congo niet, hij kent nog geen tien van de vierentwintig gemeenten waaruit Kinshasa bestaat, hij spreekt nauwelijks Frans en geen Lingala (de belangrijkste taal van het westen van Congo), hij komt zelfs nog niet tot de enkels van de verfoeide Mobutu…’ Het voordeel van zijn zwakte is wel, aldus nog de parlementaires debout, dat de veiligheidsdiensten minder repressief zijn; ‘Joseph is niet in staat iemand te laten arresteren’, lachen ze.
Veel parlementaires debout hebben in hun hemdszakje een klein blauw boekje zitten met de voorlopige grondwet. Over die Constitution zijn ze zeer te spreken. Vooral artikel 3 valt in de smaak: Elke Congolees heeft het recht en de heilige plicht de natie en zijn territoriale eenheid te verdedigen en om de nederlaag toe te brengen aan elk individu of elke groep die met geweld de macht grijpt.
Ik vraag hen of we verzet mogen verwachten als de verkiezingen die voor 2005 voorzien zijn niet doorgaan. ‘Une grande révolution.’ antwoorden ze allemaal tegelijk en sommigen grijpen mij bij de pols om hun woorden kracht bij te zetten. Over wat de uitkomst van de verkiezingen moet zijn, heerst onder de parlementaires debout een even grote consensus: de rebellen die momenteel aan de macht zijn, moeten verdwijnen en het Westen moet ophouden hen te erkennen. De weg ligt dan open voor hun Mozes, Etienne Tshisekedi, die ze een Mandela-rol zien opnemen.

Het parlement als klucht


De grote gebaren en scherpe woorden van de parlementaires debout zijn in Kinshasa geen uitzondering. De geschiedenis van politieke operettefiguren heeft bij de bevolking duidelijk een hang naar een publiek debat met een hoog dramagehalte gecreëerd. In toenemende mate leidt dat ook letterlijk tot theater.
‘Het toneelstuk dat we nu zullen brengen, is geschreven vóór de huidige transitieregering gevormd was. Elke gelijkenis is dus zuiver toeval.’ Zo kondigt een van de acteurs van de theatergroep Ecurie Maloba het theaterstuk www.transition.con aan - en de grap met .con (.idioot) ontgaat het Franstalige publiek natuurlijk niet. ‘De auteur was helderziend’, voegt de man er dan aan toe.
Het stuk wordt geopend met een toespraak van een onzichtbare president, die een einde belooft aan de problemen die Congo kent sinds zijn onafhankelijkheid in 1960. Hij brengt de woelige jaren na de onafhankelijkheid in herinnering, de lange dictatuur van Mobutu en de oorlog die sinds 1996 het land dieper in het moeras duwt. ‘Maar,’ dondert hij, ‘dat is verleden tijd. Het Globale en Inclusieve Akkoord dat alle geledingen van de Congolese maatschappij in Zuid-Afrika sloten, zal een einde maken aan de ellende van de bevolking. De oorlog is voorbij.’
De president maakt even abstractie van de bloedige gevechten, in de eerste plaats in en om Bunia, sinds de ondertekening van het akkoord. Vanaf nu zal het alleen maar beter gaan, belooft hij: ‘In 2005 komen er verkiezingen, zonder buitenlandse inmenging, en zonder buitenlandse waarnemers.’ Met een bulderlach wordt de rede beëindigd.
In de rest van het stuk komt de president niet meer voor, alles draait verder rond de minister van Algemene Heropbouw. Zijn eerste werk is het herstellen van de straten in de hoofdstad en in de rest van het land. De putten in de weg zijn immers het eerste waarover de Congolese hoofdstedeling klaagt. De Kinois spreken zelfs niet meer over trous, maar over étangs, want bij regenweer veranderen sommige putten tot vijvers met een oppervlakte van tientallen vierkante meters. Eenmaal dat van de baan, komen de scholen en de hospitalen aan de beurt.
Aan geld voor zijn plannen zal het de minister niet ontbreken. Hij is zinnens alle oplichters te onteigenen en op te sluiten. Desnoods tot er geen vrije Congolees meer overblijft. Hij herhaalt de mantra tegen de corruptie zoals alle politici in Congo. Toch neemt de toneelminister, net als zijn werkelijke “collega’s”- geld aan van heel wat bezoekers die hij contracten toezegt. Hij ziet dat niet als corruptie: zijn werkingskosten moeten betaald.
De ovenverse minister, zonder enige beleidservaring, bakt er evenwel niets van. Hij krijgt geen dossier afgewerkt. Opvallend is dat Ecurie Maloba, in tegenstelling tot veel mensen in de straat, de schuld voor alles wat fout gaat in Congo niet bij het Westen legt. De Congolees, op elk niveau, wordt met de vinger gewezen.

Wij danken onze sponsors


‘In Kinshasa zijn zeer veel theatergroepen actief’, vertelt Katrien Pype, doctoraalstudente antropologie. ‘Alleen al in Lemba, een van de vierentwintig gemeenten die samen Kinshasa vormen, zijn er al meer dan tachtig. Het grote aantal theatergezelschappen heeft te maken met de grote werkloosheid in de Congolese hoofdstad.
Jonge mensen hebben tijd en theater is niet duur. De meeste gezelschappen spelen in hun eigen kleren, de decors zijn minimalistisch en papier om de theaterstukken uit te schrijven is niet nodig: de meeste stukken komen immers tot stand door te improviseren op het concept dat de “auteur” aandraagt. De voorstellingen zijn bijna altijd komedies of moraliserende verhalen.’
Veel theatergroepen tonen hun kunnen op tv, in de vorm van télédramatics, of soaps. ‘Zij worden gesponsord door muzikanten van wie ze in ruil vaak de naam vermelden, of door dokters of advocaten’, weet Pype. ‘De financiële middelen voor het podiumtheater komen ook niet zelden van ngo’s, die theatergroepen subsidiëren als ze een educatieve boodschap willen brengen.’
De impact van de ngo’s is groot. Dat merken we als we, enkele dagen na een stuk van Ecurie Maloba over de rechten van een onterecht gearresteerde, een wel zeer gelijkaardig theaterstuk te zien krijgen in Kinsenso, een van de armste communes van Kinshasa. Na de voorstelling antwoordt een advocaat op de vragen uit het publiek over de juridische aspecten van aanhoudingen door de politie. Eén toeschouwer merkt op dat het probleem van onterechte aanhoudingen in Kinshasa nu minder speelt dan ten tijde van Mobutu of van vader Kabila.
Maar, voegt hij eraan toe, ‘wat voor zin heeft het dat we onze rechten kennen in een stad waar de rechters al wekenlang in staking zijn en er dus geen recht gesproken wordt?’ De advocaat erkent het probleem: ‘Wij kunnen niet meer doen dan de bevolking op haar rechten wijzen, maar of die rechten ook effectief afgedwongen kunnen worden, hangt af van de regering. En die slaagt er voorlopig niet in de rechters voldoende te betalen. Trouwens, met hun huidig loon van 30 dollar per maand kunnen ze niet instaan voor onafhankelijke rechtspraak. Heel veel vonnissen worden gekocht.’
De Belgische ngo RCN (Réseau des Citoyens), die in Congo opereert in de provincies Bas-Congo, Bandundu en Kinshasa, steunt zowel de toneelgroep Ecurie Maloba als de groep die in Kinsenso de - overigens ongenietbare -voorstelling verzorgde.
Sophie Mareschal, een medewerkster van RCN, zegt dat er zowel op de inhoud als de vorm van de toneelstukken gelet wordt vooraleer RCN met geld over de brug komt. Ze verontschuldigt zich voor de slechte uitvoering in Kinsenso en nodigt ons uit op andere voorstellingen met schitterende traditionele muziek en dans. Maar ook bij die stukken is de educatieve functie altijd prominent. Dat het theater beïnvloed wordt door de ngo’s is geen wonder in Kinshasa, waar de niet-gouvernementele organisaties elkaar voor de voeten lopen en veel Kinois hun eigen ngo proberen op te richten. Vervolgens pogen ze die te koppelen aan een westerse “moederorganisatie”. Een terreinwagen en een vast inkomen zijn dan hun deel.
Een gesponsord theaterstuk van de groep Canacu, over hoe de Congolezen moeten stemmen, laat drie kandidaten zien: een vrouw die veel contacten heeft met de bevolking en hard werkt aan haar programma, een rijke man die geschenken uitdeelt, en een dame met mooie benen waarmee ze de buitenlandse mogendheden behaagt. Ik vraag Damien, één van de initiatiefnemers achter Canacu, of de personages verwijzen naar echte politici in Kinshasa. Hij glimlacht. ‘Er zijn toch patronen die je ziet in het echte politieke leven.’
Wie is dan degene die zijn kiezers probeert te verleiden met het geld? ‘Zo zijn ze allemaal een beetje’, antwoordt hij. ‘Het valt bijvoorbeeld op hoeveel mensen hier een gratis T-shirt dragen van de PPRD (Parti du Peuple pour la Reconstruction et la Démocratie, de partij van president Kabila). In Zuid-Kivu deelt diezelfde partij graan en rijst uit aan de verpauperde bevolking. Toch zullen lang niet al die mensen stemmen voor deze partij. Ze nemen de T-shirts aan uit armoede.’ En wie is die kandidaat met het best uitgewerkte programma? ‘De ware kandidaat die ons vertrouwen verdient, is nog niet opgestaan’, antwoordt Damien. Hij staat met dat standpunt niet alleen in Kinshasa.

VEEL STUURLUI VOOR CONGO

Dertig juni 2003 was een ijkpunt voor de toekomst van de Democratische Republiek Congo. Toen begon het aftellen naar de verkiezingen. Die verkiezingen zijn gedefinieerd in de overgangsgrondwet voor Congo die op 1 april 2003 getekend werd in het Zuid-Afrikaanse Sun City, en die voortkomt uit het Globale en Inclusieve Akkoord dat door zeer veel geledingen van de Congolese maatschappij op 17 december 2002 in Pretoria werd getekend. De voorziene termijn voor verkiezingen was twee jaar, vanaf dertig juni 2003 dus, en die periode mag twee keer met een half jaar verlengd worden. De klok tikt en de wetten die gestemd moeten worden om die verkiezingen mogelijk te maken, laten nogal lang op zich wachten.

De voorlopige instituties zijn een unicum. Congo heeft een president, Kabila, en vier vice-presidenten: Yerodia Abdoulaye Ndombasi (van het kabinet van Laurent-Désiré Kabila), Jean-Pierre Bemba (aanvoerder van de rebellenbeweging MLC in de Evenaarsprovincie), Azarias Ruberwa (advocaat van de door Rwanda gesteunde rebellengroep RCD-Goma) en Z’ahidi Ngoma, die de politieke oppositie vertegenwoordigt. De overgangsinstituten worden vaak aangeduid met de formule ‘1+4’, en door de critici met ‘1+4 = 0’.

Presidenten genoeg dus, maar een premier is er niet te vinden in de regeringsploeg. Joseph Kabila zit de regering van meer dan 60 ministers en vice-ministers voor. Aan parlementsleden evenmin een gebrek: in de Assemblée Nationale, de eerste kamer, zetelen er 500, en in de senaat 120. De ministers en parlementsleden komen van de voormalige regering, de rebellenbewegingen en van de politieke oppositie die mee in de boot wilde stappen.

Congo krijgt ook een nieuw leger, dat samengesteld zal worden uit voormalige regeringssoldaten en haast alle rebellengroepen. Uit de rebellengroepen worden wel de buitenlandse strijders (vooral uit Rwanda) geweerd. Met de DDRRR-operatie (Disarmament, Demobilization, Repatriation, Resettlement and Reintegration) worden die buitenlanders ontwapend en naar hun land teruggestuurd.

Deze operatie wordt in de eerste plaats geleid door de Monuc (Mission de l’Organisation des Nations Unies en RD Congo) die sinds juli met 10.800 militairen en ongeveer half zoveel burgers aanwezig is. VN-resolutie 1493 van juli 2003 bracht de Monuc onder Chapter 7, wat inhoudt dat ze harder kan optreden tegen de rebellen die niet in het gareel lopen en dat andere landen geen wapens mogen leveren aan Congo en geen rebellen mogen steunen.

Niet enkel de Monuc ondersteunt de Congolese overgangsinstituties, ook Zuid-Afrika, en zijn president Mbeki in het bijzonder, doet een duit in het zakje. De jongste jaren is ook België meer en meer van de partij, met Louis Michel voorop. Sinds januari verblijven een tweehonderdtal Belgische militairen in Congo in het kader van operatie “Toekomst”. Ze helpen bij de vorming van een “gemengde brigade” binnen het Congolese leger.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.