Droom van chroom verandert uitzicht Peking

Het werd een ware sensatie, de optocht van Ferrari’s en Lamborghini’s op de
derde ringweg rond Peking in de marge van China Auto 2002. Maar toen Zhang
Sheng (46) de duurste en mooiste sportwagens bekeek, voelde hij een steek
in zijn hart. Gedurende jaren moest Sheng de broeksriem aanhalen om zijn
tweedehands Volkswagen Jetta te kopen - made in China. Het was de aankoop
van zijn leven.

Dure buitenlandse wagen zijn enkel voor ‘da kuan’(mensen met grof geld),
moppert Sheng. China heeft nog een hele weg af te leggen voordat gewone
Chinezen zich importwagens kunnen aanschaffen. Zelfs voor een Chery, met
ongeveer 11.000 euro één van de goedkoopste wagens, heeft een gemiddelde
inwoner van Peking vijf jaarlonen nodig.

Een entreeticket voor het achtdaagse autosalon (60 yuan of 7,6 euro) kost
de gemiddelde Pekinees een dagloon. De organisatoren willen vermijden het
publiek zich enkel komt vergapen aan de droom van chroom. Het autosalon in
Peking mikt niet op mensen als Sheng maar op een economische bovenklasse.

Die is bereid behoorlijk wat geld neer te tellen voor een auto, want de
Chinese appetijt voor auto’s groeit. Vorig jaar werden er 721.500
passagierwagens verkocht, dat is 18 procent meer dan het jaar voordien.
Noem het de Chinese droom, zegt Liu Qinghe, een vastgoedmakelaar die voor
de firma met een Nissan-Blue Bird rijdt en voor haar gezin een Chery sedan,
één van de Chinese modellen, heeft gekocht. Een eigen auto, een eigen
huis: het maakt allemaal deel uit van de behoefte om het leven te
veranderen, om het meer te doen lijken op dat in Amerika.

De overheid moedigt ook gewone Chinezen aan om auto’s te kopen. De
overheidspropaganda is opgebouwd rond de naam voor Chery in het Chinees -
‘Qirui’, wat erg opvallend betekent. Wie een auto koopt of een nieuw huis
profileert zich als een voortrekker van de Chinese economie, luidt de
boodschap. Voor de oudere generatie, die een leven lang nauwelijks eigendom
kende, staat de verandering van levensstijl gelijk aan een culturele revolutie.

Het oude beeld van China als het land der fietsen behoort intussen voorgoed
tot het verleden. In Peking, waar brede boulevards 20 jaar geleden nog
bezaaid waren met tweewielers, rijden nu meer dan een miljoen auto’s en het
verkeer in de stad verloopt even chaotisch als in andere metropolen.

Onder de autoconstructeurs is de slag om China ingezet. Volkswagen is het
belangrijkste buitenlandse merk in China. De Duitse autoconstructeur bezet
50 procent van de markt en heeft al zo’n 2,5 miljoen wagens verkocht. De
VW-vestiging in Shangai produceert Santana’s en bij die in Changchun rollen
Audi’s en Jetta’s van de band.

Volkswagen krijgt echter steeds meer concurrentie. Bij de toetreding tot de
Wereldhandelsorganisatie vorig jaar heeft China de importtarieven op auto’s
gereduceerd van 80 à 100 procent naar 40 tot 50 procent. In 2006 moeten
buitenlandse importeurs nog slechts 25 procent betalen. De buitenlandse
wagens doen hun intrede in de steden en de nieuwe modellen vallen visueel
sterk op in het monotone wagenpark. Ze kleuren de straat en dat werkt de
autogekte nog in de hand. In afwachting van een eigen wagen schaffen
miljoen Chinezen zich alvast een rijbewijs aan.