Oost-Congo: drie miljoen Congolese doden wegen niet zwaar genoeg

Onze ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking reizen op 5 oktober naar Congo af. Het Centraal-Afrikaanse land kan extra aandacht uit Europa goed gebruiken. De afgelopen jaren stierven naar schatting drie miljoen Congolezen als gevolg van een gewapend conflict en de totale ineenstorting van de Congolese staat. Waarom zette de internationale gemeenschap geen afdoende stappen om dat te voorkomen?
‘Eenieder heeft recht op leven, vrijheid en onschendbaarheid van zijn persoon’, zegt artikel 3 uit de Universele Verklaring van de Mensenrechten. De Congolezen merken daar weinig van. Sinds enkele jaren sterft op sommige plaatsen in Congo de helft van de kinderen voor ze twee jaar worden. Schattingen van ngo’s spreken over drie miljoen doden sinds 1998. Een tiende daarvan stierf door het geweld, maar negentig procent door ontbering en gebrek aan zelfs de meest elementaire gezondheidszorg.
Academici en overheden erkennen dat dit een adequate schatting is, en dat de burgeroorlog in Congo daarmee verreweg het meest dodelijke conflict op aarde is. ‘Sommige mensen komen niet meer buiten, omdat ze geen kleren meer hebben om zich mee te bedekken. Soldaten en milities roven alles’, zegt Koen Vlassenroot, vorser aan vakgroep Studie van de Derde Wereld aan de Universiteit Gent. ‘Het conflict zorgt voor een totale afbraak van het sociale weefsel. Ouders voelen dat ze hun kinderen geen kansen meer kunnen geven, en die worden dan maar soldaat, of prostitueren zich’, vult zijn collega Tim Raeymaekers aan. Beiden bezochten de voorbije jaren meermaals Oost-Congo. De maatschappelijke degeneratie maakt van het land een blinde vlek inzake mensenrechten, onderwijs, gezondheid en vrijheid.

Politieke kosten-baten analyse


De genocide van 1994 in Rwanda, en de vlucht van een miljoen Hutu’s naar Congo worden algemeen gezien als de gebeurtenissen die de huidige ellende in Oost-Congo in gang zetten. Die vluchtelingen, en het excuus dat ze Rwanda boden om Congo binnen te vallen, hebben in elk geval de oorlog en de totale ineenstorting in Oost-Congo in de hand gewerkt. Na de moord op tien Belgische para’s bij het begin van de genocide werd de hele VN-interventiemacht MINUAR (Mission des Nations Unies pour l’Assistance au Rwanda) uit Rwanda weggehaald.
Zowat iedereen is het er nu over eens dat dit een stommiteit was. Wellicht had juist een versterkte MINUAR de ramp grotendeels kunnen voorkomen. De Belgische regering drong aan op algehele terugtrekking van MINUAR nadat ze, onder druk van publieke opinie en pers, zijn eigen blauwhelmen terug naar huis had gehaald. Rik Coolsaet, op dat moment adjunct-kabinetschef onder Belgisch buitenlandminister Willy Claes, erkent dat dit ‘niet het meest glorieuze moment van de Belgische diplomatie’ was: ‘Veel diplomaten hielden er een wrange nasmaak aan over, vooral omdat België op de totale terugtrekking aangedrongen had om zo minder gezichtverlies te lijden en zijn eigen terugtrekking minder op een vlucht te laten lijken.’
Feit is dat die dramatische beslissingen niet waren afgestemd op de noden van de Rwandezen, maar op de eigen interne en externe politieke noden. Die vaststelling bevestigt de conclusies van de Amerikaanse journaliste Samantha Power in haar schitterende en onlangs vertaalde boek Een hels probleem. Power onderzocht hoe de Verenigde Staten hebben gereageerd op de genociden van de twintigste eeuw: de Armeense, de holocaust, Cambodja, Rwanda, Bosnië, de Iraakse Koerden. Haar besluit is dat de VS enkel stappen hebben gezet om een genocide te stoppen wanneer de politieke leiders de politieke kosten van niet-interventie hoger inschatten dan de kosten van een interventie. Daarom kwamen de VS enkel in actie in Bosnië en Kosovo.
De media, de civiele samenleving en het Congres zorgden er in die gevallen voor dat president Clinton krediet dreigde te verliezen als hij niks deed. Rwanda, daarentegen, haalde in de VS amper het politieke topniveau, ook al werden in Rwanda gedurende honderd dagen gemiddeld achtduizend mensen per dag afgemaakt. Samantha Power stelt vast dat de VS in 1994 zo lang mogelijk probeerden de term genocide te weren uit het officiële discours. Ze hadden namelijk de internationale genocideconventie ondertekend, wat hen tot actie in Rwanda kon verplichten.
Aarzelen om het leven van je soldaten in te zetten om een genocide te stoppen, is één ding, maar soms wegen economische belangen nog zwaarder door in de Amerikaanse politieke afwegingen. Toen in de tweede helft van de jaren tachtig duidelijk werd dat Saddam Hoessein de Iraakse Koerden uitmoordde, stemde de Amerikaanse Senaat voor economische sancties tegen Irak. De economische lobby’s schoten echter wakker en wezen er op dat Irak ondermeer goed was voor een vierde van de Amerikaanse rijstexport, en weg waren de sancties. Toen Saddam enkele jaren later Koeweit binnenviel, en daarmee de controle dreigde te verwerven over de grootste oliereserves van de planeet, werd er wel drastisch ingegrepen.

Enthousiasme 


Is dat het hele verhaal? Komen staten enkel tussen als hun belangen op het spel staan? Professor Rik Coolsaet vindt van niet. ‘De voorbije honderd jaar hebben de ethiek en de mensenrechten, onder meer onder invloed van de ngo’s, hun intrede gedaan in de internationale politiek. Humanitaire interventies zijn daarvan de meest dramatische uitdrukking. Natuurlijk moet je altijd sceptisch staan tegenover de motieven van staten, maar je mag ook niet blind zijn voor nieuwe tendensen.’
Formeel zijn er in het internationale recht nog altijd maar twee legitieme gronden om geweld te gebruiken tegenover een ander land: zelfverdediging of bedreiging van de internationale veiligheid. Beide zijn uiteraard voor interpretatie vatbaar. Coolsaet: ‘De voorbije decennia won de visie veld dat het niet enkel een recht is maar een plicht om mensenrechten te verdedigen. Die evolutie bereikte haar hoogtepunt op de mensenrechtenconferentie van 1993 in Wenen.
Daar zei Boutros-Ghali, toenmalig secretaris-generaal van de Verenigde Naties, dat waar een staat de mensenrechten niet verdedigt, de internationale gemeenschap dat in haar plaats moet doen.’ Dat elan gaf aanleiding tot een reeks interventies waarvan een aantal, zoals in Somalië en Rwanda, op een fiasco uitliepen. Meteen de reden waarom het enthousiasme voor de humanitaire interventies daarna weer bekoelde. Coolsaet: ‘Toch beseft iedereen dat de discussie over de grenzen van de nationale soevereiniteit en de opdracht om humanitair tussenbeide te komen cruciaal wordt voor de rol van de VN in de toekomst.’
Coolsaets stelling is dus dat sinds enkele decennia ethiek, naast de vele andere klassieke belangenoverwegingen, wel degelijk een rol speelt wanneer de internationale gemeenschap tegen mensenrechtenschendingen optreedt. Wanneer en hoe er wordt ingegrepen, wordt bepaald door een zeer complex proces van belangen, opportunisme, historische banden, personaliteiten, ethiek en media-aandacht. Dat stelt ook Samantha Power: het is het samenspel van zeer veel actoren en factoren dat bepaalt of er een situatie ontstaat die dwingt tot interventie.
Voor Congo woog het eindresultaat van die hogere wiskunde te licht om snel en efficiënt in te grijpen. En, zegt Koen Vlassenroot: ‘De ervaring leert duidelijk: hoe later je ingrijpt in een conflict, hoe minder voorspelbaar de resultaten van een interventie zijn. Om resultaat te hebben, zou vandaag de operatie van de Europese Unie in Bunia uitgebreid moeten worden naar heel Oost-Congo. Tegelijk zou zo’n interventie gecombineerd moeten worden met een fundamentele aanpak van de sociaal-economische problemen. Maar daarvoor is Congo niet belangrijk genoeg in de ogen van de internationale gemeenschap. De VN-vredesmacht MONUC is vooral bemand met slecht uitgeruste soldaten uit ontwikkelingslanden. De meesten van hen spreken niet eens Frans.’ Belgische diplomaten bevestigen dat de middelen voor Afrika beperkt blijven, terwijl de problemen er enorm zijn.

Te weinig, te laat


Na het Rwandese debacle probeerde België zich te herpakken. Op alle niveaus werd gepleit voor de terugkeer van de honderdduizenden Rwandese vluchtelingen in Oost-Congo naar hun eigen land, om verdere ontwrichting van de regio te voorkomen. Ons land slaagde er amper in om dat doel te realiseren, onder meer omdat het moeilijk is alle spelers op dezelfde lijn te krijgen. Zegt een Belgisch ambtenaar: ‘Belgische demarches in Centraal-Afrika kunnen maar lukken als aan een aantal voorwaarden is voldaan: de minister van Buitenlandse Zaken moet de impuls geven en er moet in België een brede politieke consensus zijn over de te volgen strategie. Bovendien moeten de Afrikaanse spelers er ontvankelijk voor zijn en moeten Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten bereid zijn zich door België op sleeptouw te laten nemen.’
In verband met Congo was nochtans aan de meeste voorwaarden voldaan. Louis Michel had echt de politieke wil om actief te zijn, en kon steunen op een nationale politieke consensus. De akkoorden van Lusaka en Arusha garandeerden de Afrikaanse landen dat het om hun proces ging, niet zomaar een formule die vanuit het Westen opgelegd werd. Toch bleken de vredesonderhandelingen een bijzonder moeizaam proces, onder meer omdat het moeilijk was om zwart op wit bewijzen te vinden voor wat er aan de gang was, waardoor Londen, Parijs en Washington vaak niet aan hetzelfde zeel trokken.
Toen Rwanda onder leiding van huidig president Paul Kagame in 1996 de vluchtelingenkampen in Congo aanviel, en honderdduizenden bewoners van die kampen op de vlucht sloegen, werden tienduizenden zoniet honderdduizenden mensen gedood in de wouden van Congo. Een ambtenaar: ‘Toen wij hen daarop wezen, reageerden de VS dat ze geen geloofwaardige bronnen hadden die dat bevestigden. Misschien vonden ze dat gewoon de beste manier om af te geraken van een onoplosbaar probleem.’

Stilte van Stevaert


Het wankele vredesproces in Congo, waarin België een hoofdrol speelde, heeft de ramp met drie miljoen doden niet voorkomen. Daar zijn verschillende redenen voor. De meeste doden vielen niet door geweld maar door ontbering. Vlassenroot ziet juist daarom geen einde komen aan het conflict ‘zolang soldaat worden de beste overlevingskansen biedt voor de verarmde bevolking.’
De totale verdamping van de Congolese staat leverde geen tv-beelden op van massale moordpartijen, en zonder beelden is het aartsmoeilijk om de publieke opinie warm te maken voor een robuust optreden. Indra Van Gisbergen, Centraal-Afrikaverantwoordelijke van 11.11.11: ‘Zelfs in België zakt de interesse voor Afrika weg. Er is geen politieke winst mee te halen. Heb jij Stevaert al ooit iets horen zeggen over Afrika?’
Van Ginsbergen erkent dat ook de ngo’s tekortschieten: ‘De ngo’s trekken niet genoeg middelen uit voor Congo. België is een van de weinige landen ter wereld waar de regeringsdeur open staat als het om Centraal-Afrika gaat. Wij moeten die opening benutten en waar mogelijk kritisch samenwerken met de overheid. Het probleem kan alleen worden opgelost als op alle fronten tegelijk wordt gewerkt: diplomatieke druk op de buurlanden, meer hulp, het bewerken van de publieke opinie hier en elders. En zelfs dan moeten we geen mirakels verwachten. In postconflictgebieden blijft het risico groot dat het geweld weer oplaait.’

De Rwandese connectie



1994-1996: Na de genocide in Rwanda vluchtten extremistische Hutu’s en andere schuldigen aan de massamoorden naar Zaïre. Rwanda vreest dat zij een bedreiging vormen en valt het oosten van Zaïre binnen.
1997: Een allegaartje aan anti-Mobuturebellen stoot, met steun van Rwanda, Mobutu van de Zairese troon. Onder hen Laurent-Désiré Kabila, die de nieuwe president van Congo wordt. Later jaagt Kabila zijn Rwandese en Oegandese Tutsi-bondgenoten tegen zich in het harnas. Wanneer hij de Tutsi in Oost-Congo dwingt het land te verlaten, barst de bom.
1998: Rebellengroepen in het oosten willen hun succes van 1996 nog eens over doen en trekken met steun van Rwanda en Oeganda ten strijde, deze keer tegen Kabila. Rwanda verdoezelt zijn actie als een veiligheidsoperatie om de gevluchte verantwoordelijken van de genocide in 1994 uit te schakelen. Zimbabwe, Angola en Namibië staan aan de kant van Kabila. Minstens zes landen in Centraal-Afrika staan nu tegenover elkaar. Afrika’s eerste wereldoorlog is begonnen.
1999: In Lusaka slaagt Nelson Mandela erin iedereen een vredesakkoord te laten ondertekenen. Dat akkoord blijft spijtig genoeg dode letter. De VN denken er over om blauwhelmen te sturen.
2001: President Kabila wordt door een van zijn lijfwachten doodgeschoten. Hij wordt opgevolgd door zijn dertigjarige zoon Joseph Kabila.
2001-2003: Na herhaalde vredesinspanningen trekken de Oegandese en Rwandese troepen zich mondjesmaat terug uit Oost-Congo. In dat machtsvacuüm ontstaat een oncontroleerbare chaos van binnen- en buitenlandse krijgsheren en milities.
2003: De wetteloosheid in Oost-Congo leidt tot een bloedige vete tussen de Hema en de Lendu in de provincie Ituri en rond de hoofdstad Bunia. Op het eerste gezicht draait het om een eeuwenoud landconflict, maar de eigenlijke inzet of katalysator van het conflict in Oost-Congo zijn winstgevende mineralen zoals diamant, goud en coltan. Dit conflict leidt (eindelijk) tot een interventie door Europese troepen, die in september vervangen werden door VN-blauwhelmen. (sf)

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.