Jhumpa Lahiri: ‘In een eentalig universum bekijk je de wereld door één oog. Je mist perspectief.’

Als kind voelde Jhumpa Lahiri zich vaak een soort alien, zowel in Rhode Island als in Calcutta, de twee polen in haar leven. Daar is de Indiaas-Amerikaanse schrijfster nu wel doorheen, en toch zegt ze dat er ‘bijna geen dag voorbijgaat zonder dat ik denk: was het toch niet fijn geweest als ik ergens vandaan kwam?’ Een gesprek over identiteit, migratie, taal en uiterlijk.

Jhumpa Lahiri is in Rome, ik zit in Westerlo. We praten in het Engels, we zien elkaar via de videofunctie van Skype. ‘Taal is mijn ruggenmerg’, zegt Jhumpa Lahiri. En: ‘Taal is een van de indringendste dingen die de mens voortgebracht heeft. Het is een levende realiteit, vol tegenstellingen, en ze is altijd groter dan wat één mens ervan kan kennen.’

© Marco Delogu

 

Jhumpa Lahiri is zelfs in literatuurminnend Vlaanderen geen Grote Naam. Dat is jammer, schreef ik al in 2008, bij het verschijnen van haar gelauwerde verhalenbundel Vreemd land. Want ‘de verhalen die Jhumpa Lahiri schrijft, zijn van het soort dat je als lezer sprakeloos achterlaat. Ze doet dat niet door overweldigend met taal om te springen maar door haar verbluffende menselijkheid. Zo veel aandacht voor detail, zo veel inleving in de beleving van elk personage, dat kan alleen maar als de auteur het leven en de mensen benadert zonder eelt op haar ziel en zelfs zonder huid om haar hart.’

Jhumpa Lahiri schrijft verhalen van het soort dat je als lezer sprakeloos achterlaat. Ze doet dat niet door overweldigend met taal om te springen maar door haar verbluffende menselijkheid.

De boeken van Jhumpa Lahiri

Een tijdelijk ongemak
/ The interpreter of maladies. Debuut met verhalen (1999), meteen goed voor een Pulitzer for Fiction Writing

De naamgenoot / The Namesake. Roman (2003), verfilmd door Mira Nair

Vreemd land / Unaccostumed Earth. Verhalenbundel (2008), bekroond met Frank O’Connor International Short Story Award (2008) en Asian American Literary Award (2009)

Twee broers / The Lowland. Roman (2013), genomineerd voor de Man Booker Prize en voor de National Book Award for Fiction; winnaar van de DSC Prize for Asian Literature 2016

Met andere woorden / In altre parole. Essay (2015)

De kleren van het boek / The Clothing of Books. Essay (2017)
Als ik die ontroerende empathie noem die ze zo loepzuiver onder woorden brengt, zegt ze: ‘Ik probeer de dingen die ik observeer zo waarachtig mogelijk weer te geven. Er is al zoveel oordeel in de wereld, terwijl we allemaal onze levens proberen te leiden met onze eigen beperkingen en afwijkingen. Ik wil mensen begrijpen, ik wil erachter komen waarom ze zijn zoals ze zijn. Daar een oordeel over te willen vellen komt zelfs niet bij me op.’

Een goede observator, zegt Lahiri, ‘moet nieuwsgierig zijn. En misschien moet je altijd met één voet buiten de wereld staan om beter te kunnen observeren. Al is het wellicht juist het grote verlangen om wél ten volle deel te hebben aan het leven van de anderen dat je aanzet om zo nieuwsgierig over het muurtje te kijken.’

The Lowland, haar roman die vertaald werd als Twee broers, begint met twee jongens in Calcutta die over het muurtje kijken naar een wereld waar zij nooit deel van kunnen uitmaken – door klasse, achtergrond en geschiedenis. ‘Dat is eigenlijk een metafoor voor mijn hele leven’, zegt Lahiri. ‘Ik ben die twee jongens.’

Iedereen is eenzaam

Jhumpa Lahiri werd in Londen geboren als Nilanjana Sudeshna Lahiri en ze groeide op in Rhode Island, Verenigde Staten, als dochter van twee Indiase migranten die hun toekomst opbouwden in de Verenigde Staten, maar die thuis heel bewust vasthielden aan hun Bengaalse moedertaal en cultuur. Dat leidde tot een voortdurende strijd tussen de jonge Jhumpa, haar Amerikaanse omgeving en haar Indiase ouders. Moeder Lahiri wilde bijvoorbeeld dat haar dochter zich netjes, en liefst Indisch, kleedde.

‘Ze wilde dat ik een Bengaalse vrouw zou worden, net als zij’, schrijft Lahiri in de openingsbladzijden van haar jongste essay, De kleren van het boek. Om naar feestjes van andere Indiase migrantenfamilies te gaan, moest ze uiteindelijk toegeven. Maar dat was tegen haar zin: ‘Zodra ik die kleren aanhad, voelde ik me nog vreemder, een buitenlandse zoals zij. Het voelde als een opgelegde identiteit.’ Die ‘bittere strijd tussen mijn moeder en mij’ levert de nu allang volwassen Jhumpa Lahiri wel het inzicht op dat ‘onze kleren, net als onze taal en ons eten, een uiting zijn van onze identiteit, onze cultuur, onze afkomst’.

‘Onze kleren zijn, net als onze taal en ons eten, een uiting van onze identiteit, onze cultuur, onze afkomst’

Die stelling, en haar hele verhaal over haar jeugdige streven om erbij te horen en vooral niet op te vallen, botst met de mode van vandaag, nu je het verschil hoort te omarmen, je afkomst hoort te cultiveren en te claimen dat elke kledingstijl of culturele waarde een individuele keuze is. Ook Lahiri lijkt die beweging gemaakt te hebben: ‘Ik heb de voorbije jaren heel bewust geprobeerd om dat gevoel anders te zijn actief te creëren en te beleven’, zegt ze.

‘Ik besef nu dat ik niet het onaangepaste buitenbeentje ben, omdat iederéén op zijn of haar manier anders is. Als je ieder mens ontdoet van de vele lagen ervaringen en betekenissen die zijn of haar eigenheid omhullen, dan stel je vast dat we uiteindelijk allemaal alleen zijn. En tegelijk zijn we met veel meer mensen verbonden door bloed, context, geschiedenis, taal of actualiteit dan we ooit vermoedden.’

De vraag is echter of je de mens wel van al die lagen kan ontdoen, want stellen zij ons niet in staat onszelf en de anderen te begrijpen? Dat klopt, antwoordt Lahiri, waarna ze terugkeert naar die oudere eenzaamheid, die van het meisje dat nergens bij hoorde. ‘Ik ben opgegroeid in een tussenruimte tussen leeftijdsgenoten die heel vanzelfsprekend thuishoorden op de plaats en in de taal van waar ze woonden en ouders die heel bewust gescheiden bleven van die taal en plaats, ook al werkten en functioneerden ze er wel in. In die tussenruimte ontbrak het mij aan handvaten en referentiepunten. Vandaag besef ik dat daar geen oplossing voor bestaat en dat mijn idee over ergens bij horen vroeger al te simpel was.’

Parole, parole, parole

De grote stap van Jhumpa Lahiri was dat ze besloot om te verhuizen naar Italië, waar ze alleen boeken las in het Italiaans en die taal ook leerde spreken en schrijven. ‘Ik weet van mijn ouders dat je, eenmaal vertrokken, voor altijd weg bent’, schrijft ze op het einde van Met andere woorden, het boek uit 2015 waarin ze op sublieme wijze verslag doet van haar taalmigratie. Is dat een ervaring die ze bewust wilde opzoeken?

‘Ik heb geen vaderland of moederland. Wat voor mij telt, is de reis. Niet de plek waar ik aankom of die ik verlaat.’

Lahiri: ‘Het is nooit de bedoeling geweest om schepen of bruggen achter me te verbranden, de beslissing om te verhuizen kwam niet voort uit onvrede met mijn leven. Wel uit de behoefte om afstand te scheppen tussen mezelf en de wereld die me bekend was – ook al was dat niet “mijn wereld”, want ik heb geen vaderland of moederland. Wat voor mij telt, is de reis. Niet de plek waar ik aankom of die ik verlaat. “Thuis” is altijd al een dubbelzinnig of vluchtig begrip geweest voor mij, en dat is het nu meer dan ooit. Het heeft nog minder dan vroeger de geur van een plek, en des te meer de geur van boeken, vrienden, gezin.’

Uiteindelijk is de zoektocht naar een nieuwe taal voor de auteur ook een afscheid van haar oude kinderdilemma: ze wilde perfect Bengaals spreken om haar ouders te behagen, maar ze wilde ook Amerikaans Engels spreken zoals alle kinderen van de klas, om deel te zijn van hun wereld. De zoektocht naar een taal waarin ze zich thuisvoelt, is de essentie van haar schrijverschap, zegt Lahiri.

‘Taal is misschien wel de meest bepalende gemeenschap en de intiemste manier om ergens bij te horen. Taal is enerzijds een heel gesloten identiteit, want als buitenstaander voel je je altijd kwetsbaar: gebruik je de juiste term, heb je een aanvaardbaar accent? Anderzijds is taal een heel open gemeenschap, want je kúnt een taal leren en dus de taalgrens doorbreken.’ Dat is hoopvol, maar ze schrijft zelf wel: ‘Je kunt een moedertaalspreker niet tegenspreken.’

Als ik met dat citaat reageer, zegt ze: ’Dat klopt. Je kunt een taal leren, en ze steeds beter gaan beheersen, maar je verwerft nooit de vanzelfsprekendheid van iemand die ermee opgroeide. En daardoor blijft taal altijd tegelijk onderscheiden én verbinden. Niemand kan een taal bezitten, niemand heeft alleenrecht op een taal, ook al wordt ze gebruikt om mensen uit te sluiten en als minderwaardig te bestempelen, op basis van accent en taalbeheersing. Dat is de manier waarop menselijke stammen zichzelf gedefinieerd en geïdentificeerd hebben: door naties, grenzen en muren te creëren – ook met taal.’

De muur, de brug, een deur

Daar staat tegenover dat taalgrenzen en taalmuren misschien een nuttige functie hadden in tijden dat mensen in afgescheiden stammen leefden, maar vandaag wonen we onder, met en door elkaar. Hoe kan in die context van een superdivers heden de verbindende kracht van taal versterkt worden en haar uitsluitende functie teruggeschroefd? Lahiri gelooft niet dat je taal kan ontdoen van haar onderscheidende functie. ‘Zelfs binnen één taal, zoals het Italiaans, hoor je voortdurend verschillende accenten en dialecten. Ik betrap er mezelf op dat ik Italianen geografisch probeer te situeren op basis van die accenten. Maar dat belet niet dat we taal meer moeten inzetten als een brug, een connectie tussen mensen dan als begrenzing en uitsluiting.

‘Ze verstaan me niet omdat ze me niet willen verstaan; ze willen me niet verstaan omdat ze niet naar me willen luisteren, me niet willen accepteren.’

Met die connectie wil het nog wel eens tegenvallen, stelt ze in Italië vast. Haar Zuid-Europees ogende echtgenoot wordt in restaurants en winkels als een volwaardige Italiaan behandeld, ook al is zijn Italiaans zeker niet beter of foutlozer dan het hare, terwijl zij altijd weer in het Engels bediend wordt. ‘Dat is de grens die ik nooit zal kunnen overschrijden’, schrijft ze in Met andere woorden.

‘De muur die altijd tussen mij en het Italiaans zal blijven staan, hoe goed ik het ook leer. Mijn uiterlijk.’ En verder: ‘Ze verstaan me niet omdat ze me niet willen verstaan; ze willen me niet verstaan omdat ze niet naar me willen luisteren, me niet willen accepteren. Zo werkt de muur… Soms voel ik me berispt als ik Italiaans spreek in Italië, als een kind dat iets aanraakt waar je niet aan mag komen. “Niet aan onze taal komen”, lijken sommige Italianen tegen me te zeggen. “Die is niet van jou.”

Het is een ervaring die heel herkenbaar klinkt voor veel Vlamingen van niet-Europese afkomst die blijkbaar moeten kiezen tussen een paternalistische bewondering ‘dat ze zo goed Nederlands spreken’ of de vooronderstelling dat ze een taalachterstand hebben. ‘De muur van uiterlijk of taal bestaat, dat is duidelijk’, zegt Jhumpa Lahiri.

‘Maar alles kan een muur worden: op een eiland vormt de oceaan een muur tussen jou en de rest van de wereld. Tegelijk is die oceaan de enige manier om de anderen te bereiken. In elke muur kan je openingen maken, deuren, zodat je naar de andere kant kunt, wat meteen de strenge afscheiding tussen hier en daar althans gedeeltelijk opheft. Schrijven en vooral lezen zijn uitstekende manieren om uit je eigen wereld te ontsnappen en de wereld van anderen te betreden – veel beter dan het reizen waar iedereen voortdurend wél mee bezig is. Alleen wordt er veel te weinig écht en aandachtig gelezen vandaag.’

Meertaligheid biedt beter perspectief

Een gesprek met een auteur die op zoek is naar een taal om in te wonen, dat kan niet anders dan echo’s produceren van Vlaamse discussies over taal, volk en cultuur. Is taal meer dan een – weliswaar complex – instrument dat je gebruikt om in een bepaalde context te overleven? Of is taal cultuur, en daarmee het fundament van wat je een volk kan noemen? ‘Taal kan beide zaken tegelijk zijn’, antwoordt Lahiri. ‘Mijn Bengaalse ouders spreken heel goed Engels, maar ze doen dat niet om Amerikaans te worden, wel om te werken en te functioneren op de plaats waar ze zich bevinden. Hun échte levens spelen zich in een andere taal af. Vreugde, verdriet, crisis: dat is het domein van het Bengaals waaraan ze vastgehouden hebben. Voor mij was de keuze om Italiaans te leren een manier om dieper te kunnen doordringen in de cultuur die mij zo fascineerde. Ik ben een taalnomade.’

‘Wie meer dan één taal spreekt, weet meteen ook dat er meer dan één manier is om mens te zijn. Wie in een eentalig universum leeft, bekijkt de wereld door één oog. Je mist perspectief.’

Ik leg Lahiri de vraag voor die in Vlaanderen zo makkelijk en zo beslist beantwoord wordt: is het voor migranten en hun kinderen een voor- of een nadeel dat ze vasthouden aan de oorsprongtaal als thuistaal? Staat een andere thuistaal de vlotte integratie in de weg, of biedt ze juist de noodzakelijke veiligheid om daarna assertief te kunnen deelnemen aan de maatschappij?

Lahiri reageert wat verbaasd: ‘Het is toch altijd een voordeel meerdere talen te kennen en te spreken? Ik ervaar in elk geval een fundamenteel verschil tussen mensen die meerdere talen spreken en mensen die maar één taal spreken. Want wie meer dan één taal spreekt, weet meteen ook dat er meer dan één manier is om mens te zijn. Dat voel je van binnenuit, het besef zit onder je huid. Wie in een eentalig universum leeft, bekijkt de wereld door één oog. Je mist perspectief.’

‘Bovendien, stel je het omgekeerde voor: dat ouders en kinderen na een migratie geen gemeenschappelijke taal meer hebben om hun ingrijpendste ervaringen in te verwoorden. Het is zo al ingewikkeld genoeg om ouder en kind te zijn, dus heb je vanzelfsprekende taalruimten nodig waarin je met elkaar kan botsen maar ook intiem kan zijn. Waar die ruimte ontbreekt, ontstaat er te veel afstand tussen ouders en kinderen, en komen kinderen terecht in een soort vervreemding die heel problematische consequenties kan hebben.’

Dat laatste zegt ze met zoveel aarzeling dat de gedachten over politiek of crimineel geweld er heel luid in doorklinken. ‘Zoals geweld, inderdaad. Het verwoesten van het eigen leven of de levens van andere mensen. Een nihilistische houding tegenover de maatschappij.’

Beide opties zijn goed

We praten al meer dan een uur over migreren, over afkomst en identiteit, over de onvermijdelijke gevolgen van taal en uiterlijk. Het gaat over de Verenigde Staten en Italië, maar Lahiri heeft het opvallend genoeg niet over India. Gaat ze nog wel eens naar India? En wat betekent dat land en zijn onoverzichtelijke meertaligheid voor haar?

‘Ik ben heel vaak in India geweest, en het belang van India of van Bengalen is dat ze één van de noodzakelijke elementen vormen om van mij een heel mens te maken. Op dit moment heeft elk van die elementen ook een duidelijke plaats in mijn leven. Als kind was ik altijd op zoek naar het land dat mij zou passen, maar dat wilde nooit lukken, al ben je als kind heel kneedbaar en op een gezegende manier in staat om jezelf te bedriegen. En dus voelde ik me aangetrokken tot Calcutta, en deed ik tegelijk ongelooflijk mijn best om in Amerika tot de meerderheid, de onopvallende mainstream te behoren. Ik spande me in om iemand te laten aanvaarden die ik nooit was of worden zou.’

‘Er gaat bijna geen dag voorbij zonder dat ik denk: was het toch niet fijn geweest ergens vandaan te komen? Zou het niet makkelijker geweest zijn om op te groeien en te leven zonder dat ongemak om nergens bij te horen?’

De verhalen en romans die ze voor haar verhuizing naar Italië publiceerde, leken allemaal te gaan over de ervaring van ontworteling gezien door de ogen van Indiërs in Amerika. Het laatste boek en het recente essay gaan meer uitgesproken over haarzelf, over haar omgang met identiteit, taal en uiterlijk. Is dat een breuk in haar werk?

‘Minder dan je op het eerste gezicht zou denken. Er zijn uiteraard al die verhalen van Indiase migranten. Maar tegelijk is de tocht naar Italië en het Italiaans ook begonnen toen ik als jong meisje gefascineerd raakte door het oude Rome. Voor mij is er geen breuk, omdat het allemaal uit dezelfde bron komt en omdat de kernvragen dezelfde blijven: moet ik deel uitmaken van een gemeenschap en een plek, of moet ik juist proberen weg te gaan? Na al die jaren ben ik erachter gekomen dat het antwoord op dat dilemma voor mij is: beide opties zijn goed.’

Ze pauzeert. Zegt dan: ‘Tegelijk gaat er bijna geen dag voorbij zonder dat ik denk: was het toch niet fijn geweest ergens vandaan te komen? Zou het niet makkelijker geweest zijn om op te groeien en te leven zonder dat ongemak om nergens bij te horen? Zou het niet beter geweest zijn als ik omringd was door zekerheden: waar ik thuishoor, waar ik elke zomer op vakantie ga, welke taal ik spreek, welke smaak ik heb omdat ik die geërfd heb van mijn moeder die net als mijn grootmoeder…? Toch voel ik dat de vrijheid die samenhangt met versplintering en veelvuldigheid me ook veel vreugde schenkt.’

Dat is de wijsheid van de wat bijzondere leeftijd die ze eerder dit jaar bereikt heeft, suggereer ik. Lahiri lacht: ‘Wees gerust: dit zijn inzichten en ervaringen die niet ontstaan zijn op mijn vijftigste verjaardag. Inzicht in jezelf groeit elke dag, of het groeit niet.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2793   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2793  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.