5 boeken die u door de feestdagen loodsen

Levert de realiteit goede lectuur op?

Photo by Seven Shooter on Unsplash

Vijf boekentips van MO* om 2022 feestelijk mee af te sluiten.

Vakantie, feest en tijd voor cadeaus: dat eindigt vaak met boekenlijstjes. Ook MO* ging op zoek naar vijf boeken om feestelijk in te duiken. De rode draad: ze zijn van de hand van auteurs met internationale bekendheid, en die penden ideeënromans neer waarmee ze greep proberen te krijgen op de realiteit van vandaag. Denk: pandemie, populisme, racisme, overconsumptie. Levert dat ook goede literatuur op?

1. Sultans, nationalisten en nepnieuws

Wie afgaat op de korte inhoud van De nachten van de pest kan denken dat Orhan Pamuk snel een opportunistisch boek geschreven heeft. Een dreigende pandemie, discussie over quarantainemaatregelen, wetenschap versus bijgeloof… Het klinkt allemaal ongelooflijk 2020 en corona. Het historische verhaal en de nog natrillende actualiteit lijken samen te vallen. Maar die indruk doet het boek en de schrijver oneer aan.

Pamuk begon zijn Nachten te schrijven in 2016 en spint de verhalen en diverse thema’s in detail uit over 680 bladzijden. De nachten van de pest is dus geen snel commentaar op de coronamaatregelen en discussies van 2020-2021. Integendeel: de mondiale actualiteit van de voorbije twee jaar zou het weleens moeilijker kunnen maken om de roman goed te lezen.

De roman speelt zich af in 1901, op het fictieve eiland Minger in de Middellandse Zee. Het maakt deel uit van het Osmaanse Rijk, dat op dat moment aan zijn nadagen toe is.

(Voor wie zich, zoals ik, afvraagt waarom we tegenwoordig liever ‘Osmaans’ dan ‘Ottomaans’ gebruiken, biedt Wikipedia uitkomst: het wereldrijk werd genoemd naar de stichter, Osman I, en ‘de naam van Osman is de Turkse vertaling van de Arabische naam Uthmān. In Europa werd er eerder gesproken van Othman, hetgeen verder evolueerde tot de benaming Ottomanen en het Ottomaanse Rijk’.)

Dat Osmaanse Rijk begon in 1299 en hield definitief op te bestaan in 1922. De Europese grootmachten van het begin van de twintigste eeuw, met name Frankrijk en Groot-Brittannië, maakten van de Eerste Wereldoorlog gebruik om het wereldrijk onder elkaar te herverdelen. De Jonge Turken van Atatürk redden wat er nog te redden viel door de Turkse Republiek uit te roepen.

Van de Jonge Turken is geen sprake op Minger, al waren zij in 1901 al actief in oppositie tegen sultan Abdulhamit II. Van de Europese imperialisten des te meer.

Daarmee is een belangrijk eerste thema van De nachten van de pest benoemd: het verval van een wereldrijk dat verschillende nationaliteiten, talen, culturen en religies onder één centraal gezag verenigt – en dat gezag bovendien religieus legitimeert. Pamuk maakt duidelijk dat dat verval te maken heeft met de intriges en onpeilbare achterdocht die leeft in de hoogste dynastieke kringen van het kalifaat zelf.

Maar ook van onderuit en vanaf de verste buitenranden van het wereldrijk wordt getwijfeld en geknaagd aan de bestuurbaarheid ervan. De inmenging van Europese imperialistische machten, onder het mom van volksgezondheid, etnische harmonie, rechten van minderheden én het vrijwaren van de vrijhandel, is een van de grote bedreigingen voor het wereldrijk.

Over nationalisme en verdeeldheid

De andere grote bedreiging van het Osmaanse Rijk is het 19de-eeuwse nationalisme. Pamuk voert de figuur van ritmeester Kâmil op, later commandant en stichter van de onafhankelijke republiek Minger. In zekere zin zou je hem kunnen zien als een soort lokale Atatürk, die het Osmaanse Rijk met zijn multinationale aanspraken verwerpt en afscheiding baseert op een nationalisme dat gaandeweg ontworpen moet worden.

Alleen is er bij Kâmil geen sprake van een visie of een plan, laat staan van een beweging. Zijn nationalisme begint nogal ad hoc en is eerder gedreven door emotionele euforie dan door politieke overtuiging of berekening. De keuze voor nationalistisch separatisme is enerzijds een daad van verzet tegen de bestuurlijke onmacht van Istanbul, maar meer nog een poging om de interne verdeeldheid onder de bevolking te bezweren met een ingebeelde en gedeelde identiteit.

Het klinkt heel actueel: het autoritaire nationalisme, de onderliggende tegenstellingen, het irrationele verzet tegen wetenschappelijk onderlegd beleid.

De verdeeldheid tussen Grieken en Turken, tussen christenen en moslims, tussen bijgelovigen en moderne wetenschappers, tussen diverse sekten en bendes, tussen gunstelingen en afgunstigen wordt in de roman aangescherpt door de pest. Of meer nog: door de maatregelen die nodig zijn om de verspreiding van de builenpest in te dammen.

Het klinkt heel actueel: het autoritaire nationalisme, de onderliggende tegenstellingen tussen groepen en gemeenschappen, het irrationele verzet tegen wetenschappelijk onderlegd beleid. Je kan het verhaal over Minger inderdaad lezen als een allegorie die de woedende kracht van nepnieuws en samenzweringstheorieën aan de kaak stelt, én die het huidige regime in Ankara een ongemakkelijke spiegel voorhoudt.

Een citaat van op bladzijde 748 om dat te illustreren:

‘In de eenentwintigste eeuw, nu de ouderwetse rijken en koloniën ver achter ons liggen, is “nationalist” een kwalificatie geworden om aanzien te verlenen aan mensen die ja en amen zeggen op alles wat de staat zegt, die de hielen likken van de machthebbers en het lef niet hebben om de regering te bekritiseren. Maar in de tijd van de door mij zo bewonderde ‘ritmeester’ commandant Kâmil was “nationalisme” een gerespecteerde kwalificatie voor mensen die in opstand kwamen tegen kolonialisme…’

(De ‘ik’ in dit citaat is niet Orhan Pamuk, maar de fictieve auteur van het boek, Lina Mingerli: historica en afstammeling van Pakize Sultane, op wiens brieven ze haar roman baseert.)

De epidemie en de dreigende pandemie creëren voor Pamuk de extreme crisissituatie waarmee hij de tegenstellingen op de spits kan drijven binnen het tijdsbestek van enkele maanden. Dat is dienstig voor de spanning, al kan je deze Nachten bezwaarlijk een spannend boek noemen en blijft de detectivedraad die de auteur erdoorheen weeft een beetje teleurstellend hangen.

Het korte tijdsbestek en de crisis laten ook toe om persoonlijke verhalen en liefdeshistories hun prominente plaats te gunnen. De persoonlijke verhalen in deze roman worden vooral gebracht vanuit vrouwelijke personages zoals Pakize Sultane, Zeynep, Marika en Mina Mingerli. Al zou het overdreven zijn om te zeggen dat vrouwelijke perspectieven overheersen. Daarvoor zijn de concrete vrouwen in hun historische context veel te afhankelijk van de informatie die mannen verzamelen en doorgeven.

De nachten van de pest is geen beklijvende roman, wel een intelligente bespiegeling over macht, wetenschap en mensen. Het verhaal is vaak te wijdlopig en te traag. Maar de vragen die gesteld worden, zijn actueel en relevant.

De nachten van de pest door Orhan Pamuk is uitgegeven door De Bezige Bij. 764 blz. ISBN 978 94 031 0721 9

2. De wondere wereld van de nieuwe rijken

Wie de voorbije jaren gelezen andere recensies van mijn hand las, weet dat ik een vurige lezer en zelfs fan van de Indiase schrijver Pankaj Mishra ben.

Zowel zijn Op de ruïnes van het imperialisme als Tijd van woede zijn openbaringen. Dat eerste boek opent een wereld van Aziatische denkers die zich tegen de koloniale bezetting keerden, het tweede biedt de Europese lezer een inkijk in de eigen geschiedenis om zo het actuele populisme beter te begrijpen. Ook in de 11-novemberlezing die Mishra in 2017 in Brussel gaf, toonde hij Europa het lelijke gezicht van zijn koloniale verleden.

Rishi Sunak had zonder problemen een personage kunnen zijn in Pankaj Mishra’s nieuwe roman.

Mishra is een intellectueel die gelooft in het harde en eenzame werk van onderzoek en kennis. Maar hij schroomt ook niet om de arena van polemiek en scherpe opinies te betreden. Dat bewees hij onlangs toen hij in de krant The Guardian een beenharde opinie schreef bij het aantreden van de nieuwe Britse premier, Rishi Sunak. Geïrriteerd door het enthousiasme van Indiase hindoenationalisten schrijft hij dat ‘Sunaks nauwkeurig bijgeknipte carrière hem eerder doet lijken op een mensgeworden krijtstreep dan op een devote hindoe in lendendoek.’

Rishi Sunak had zonder problemen een personage kunnen zijn in Pankaj Mishra’s nieuwe roman. Voor het eerst in twintig jaar schreef Mishra nog eens fictie, dat was geleden van The Romantics in 1999. Heenkomen is opgebouwd rond vier personages: drie mannen en één vrouw. De roman vertelt het verhaal van India’s wonderjaren van schier eindeloze economische groei en opportuniteiten.

De drie mannen, Arun, Aseem en Virendra, ontmoeten elkaar als onzekere jongens op het prestigieuze Indian Institute for Technology in Delhi. Ze komen uit verschillende delen van India en uit verschillende kasten, maar zijn wel alle drie ‘van bescheiden komaf’. Arun houdt het op een bescheiden carrière als vertaler en onttrekt zich aan het sociale leven van de movers and shakers van booming India. Aseem ziet het groter en wil zelf de Grote Indiase roman schrijven; hij wordt, als hoofdredacteur van een progressief magazine, een god in het universum van literair en opiniërend India.

Divendra, ten slotte, emigreert. Hij gaat aan de slag in de financiële wereld van New York en wordt daar zo rijk als de zee diep is. Alia, de blitse vrouw die het verhaal binnendringt, is alles wat de mannen niet zijn: rijk door geboorte (een beetje zoals de vrouw van Brits premier Rishi Sunak) en niet gehaast om haar ambities waar te maken.

‘Er is een hele generatie, misschien wel twee generaties, van mannen in India die naar de kloten zijn. Mensen zonder moreel kompas.’ Met die woorden van Alia definieert Mishra het basisthema van het boek.

Of toch een deel ervan. Want wat nog veel zwaarder doorweegt in die morele stuurloosheid dan het brutale machismo is de nietsontziende ongelijkheid die deze generatie Indiërs gecreëerd heeft. Als Heenkomen één stuwende motor heeft, dan is het de terechte verontwaardiging over de slash-and-burn-levensstijl en -beschouwing van India’s nieuwe rijken: meedogenloze vernietiging van alles wat de eigen welvaart in de weg staat. Dat uit zich onder andere door hun weinig respectvolle houding tegenover vrouwen, maar zorgt tegelijk ook voor de zelfvernietiging van deze nieuwe heersers der aarde.

De individuele menselijke conditie

Heenkomen is een ideeënroman, waarin te weinig ruimte gemaakt wordt voor de psychologische ontwikkeling van de personages. Die gaan dan ook tweedimensioneel door het verhaal. Toegegeven, de reële mensen die wellicht model stonden voor de centrale personages hebben zich vaak tweedimensioneel gedragen.

Aseem bijvoorbeeld is overduidelijk gemodelleerd naar Tarun Tejpal, de flamboyante hoofdredacteur van Tehelka, organisator van prestigieuze debatfestivals en auteur, van onder andere een dikke en mysogyne roman die in het Nederlands verscheen onder de titel India. Tejpals ondergang kwam er, net als die van Aseem in het boek, door seksueel grensoverschrijdend gedrag op een van zijn ideeënfestivals.

Voor Divendra kon de auteur inspiratie putten uit het wedervaren van de Indiaas-Amerikaanse zakenman Rajat Gupta, die ook veroordeeld werd voor handel met voorkennis. En misschien gebruikte Mishra zichzelf wel als bron voor de twijfelende Arun, die uit Delhi verhuist naar een hut in de Himalaya (Mishra heeft een eigen schrijversstek in Himachal Pradesh, in de westelijke Himalaya). Of hij zich ook verder zal terugtrekken in een boeddhistisch klooster aan de grens met China, is nog de vraag.

Heenkomen wil een tegenverhaal bieden voor alle berichten die India ophemelen als een groeiland dat honderden miljoenen mensen uit de armoede tilt.

Tegelijk wordt het boek ook nooit een diepgaande, uitgewerkte en onderbouwde kritiek op het groeikapitalisme dat India sinds de vroege jaren 1990 omarmd heeft. De personages lijken enkel gedreven te worden door persoonlijke motieven of rancunes. En de nieuw verworven rijkdom en status lijken uit het niets te ontstaan.

Daardoor blijft de centrale vraag in Heenkomen louter een persoonlijk-ethische vraag, zonder structurele context. Het beleid van de overheid blijft buiten het gezichtsveld. Zelfs het toenemende hindoenationalisme waar Pankaj Mishra zo’n hekel aan heeft, is enkel aanwezig als een verre achtergrond of een toevallige bijzin.

Zijn de persoonlijke worstelingen van de personages dan niet voldoende om er een blijvende roman van te maken? Ik vrees van niet. Met name de passages waarin Arun en Alia samenkomen, zijn redelijk ongeloofwaardig. Of op zijn minst: de keuzes die Arun maakt, worden onvoldoende begrijpbaar gemaakt.

Heenkomen wil een tegenverhaal bieden voor alle berichten die India ophemelen als een groeiland dat honderden miljoenen mensen uit de armoede tilt, een opkomende factor in de nieuwe geopolitieke verhoudingen van de 21ste eeuw en een voorbeeld van herwonnen nationaal zelfvertrouwen en culturele veerkracht. Op het einde vat Aseem het nog eens samen: ‘De menselijke conditie draait helemaal om streven en hoop en het veranderen van je omstandigheden.’ Wie niet rijk is, wil het niet worden. En wie dat niet wil, ‘is een loser’.

Tegelijk stelt Arun vast dat zijn vlucht naar een boeddhistisch klooster enkel dat is: een vlucht voor zijn eigen verantwoordelijkheid, een onthechte pose die al te vertrouwd is India. De vraag of er tussen gulzig egoïsme en valse onthechting ook mogelijkheden tot authentiek en solidair mens-zijn bestaan, blijft hangen na de laatste bladzijde. Misschien was dat wel de bedoeling.

Heenkomen door Pankaj Mishra (verschijnt begin januari 2023, ik las het origineel Run and Hide) wordt uitgegeven door Atlas Contact. 352 blz. ISBN 978 90 254 7325 9

3. Geen redder, wel redding

Ik ben het zelden eens met ronkende citaten op voor- of achterplat, maar ditmaal knikte ik. ‘De romans van Maryse Condé zijn weelderig, krachtig en indrukwekkend’, zei Maya Angelou, de Amerikaanse auteur, dichteres, burgerrechtenactiviste.

Maar Angelou overleed in 2014. We zullen dus nooit weten of haar enthousiasme ook zou gelden voor het nieuwere werk van Condé, zoals Het evangelie van de nieuwe wereld. De lezer kan, met andere woorden, niet anders dan zelf lezen om tot een oordeel te komen.

De Bijbelse referenties en magische momenten blijven opduiken. Want ook dat maakt deel uit van de ‘hedendaagse leefwereld’ van stedelingen in Martinique.

Het hoofdpersonage van dit Evangelie is Pascal. Hij is een vondeling die op Paaszondag in een stal gevonden wordt in een stal (op het stro, tussen de hoeven van de ezel, die het kind met zijn adem verwarmde). Je moet geen christen zijn om meteen te vermoeden dat Pascal een bijzonder kind is met wellicht een bijzondere roeping. De inwoners van het plaatsje Fond-Zombi (en van heel Martinique) zijn wél christenen, en dus extra gevoelig voor het gerucht dat ‘de Schepper misschien wel twee zoons had en de jongste naar Eulalie gestuurd had’.

Na dat haast mythische begin situeert Maryse Condé haar verhaal midden in de hedendaagse leefwereld van mensen, inclusief smartphones, privéjets, politieke corruptie, kwetsbare vluchtelingen en valse berichten. Tegelijk blijven de Bijbelse referenties opduiken en is er geen gebrek aan magische momenten Want ook dat maakt deel uit van de ‘hedendaagse leefwereld’ van mensen die in steden wonen als La Trinité, Sainte-Marie of Le Prêcheur (echte namen uit Martinique).

Het evangelie van de nieuwe wereld is het verhaal van de zoektocht die Pascal aanvat naar zijn (echte) vader en, meer nog, naar zijn opdracht. Heeft hij een bijzondere missie in deze wereld en wat omvat die dan? Moet hij de wereld en de mensheid redden, en hoe doe je dat?

Dat leidt tot heel uiteenlopende plaatsen en omstandigheden, en tot meer dan één poging om de waarheid op papier te zetten. ‘Op sommige dagen wijdde hij zich aan het schrijven van een werk dat hij de titel Twee woorden, vier begrippen had gegeven. Het zou zijn belangrijkste werk worden: hij wilde bewijzen dat de globalisering waarmee we om de oren worden geslagen uiteindelijk een vorm van moderne slavernij was.’

Dat was in Pascals begindagen. Driekwart roman verder dreigt dat allemaal op een teleurstelling uit te lopen: ‘Toen hij probeerde weer aan zijn geschriften te werken, had hij het gevoel dat ze nergens over gingen. Wat wilde hij bewijzen? Het kwaad zat in de mens. De mens was zelf zijn grootste vijand. Waartoe dienden politieke revoluties? Waartoe dienden ideologieën?’

Het zal de christenen (en de vele seculiere lezers die nog heel diep putten uit eeuwen christelijke cultuur en prediking) niet verbazen wanneer blijkt dat de vader met al zijn goede werken afwezig blijft, en dat liefde het helende antwoord is op de zoektocht van zowel Pascal als de mensheid.

We leven in een tijd die geen messias nodig heeft, maar liefde.

Een dakloze, niet toevallig, vat het in het boek samen: ‘Zij hebben begrepen dat de mens lijden, desillusies en allerlei vernederingen kan verdragen dankzij de liefde die twee mensen voor elkaar voelen, dankzij de liefde die hun hart doet kloppen, en dat alleen die liefde de wereld kan veranderen en in harmonie brengen.’

We leven in een tijd die geen messias nodig heeft, maar liefde. Het klinkt stroperiger om het zo samen te vatten dan wanneer je de wederwaardigheden van Pascal en zijn geliefden volgt (en van zijn vijanden en van de massa mensen die nu eens volgeling wil zijn en dan weer onverschillig blijkt).

Een goed verhaal is altijd beter dan zijn boodschap. Dat geldt ook voor dit evangelie.

Het evangelie van de nieuwe wereld door Maryse Condé is uitgegeven door Orlando. 270 blz. ISBN 978 90 832 3380 2

4. De kleur van mijn huid

Het idee is geniaal; je neemt de ergste omvolkingsangsten van de witte complottheorieën heel letterlijk en persoonlijk, en je kijkt vervolgens wat er gebeurt. Mohsin Hamid, de gevierde Pakistaanse auteur van onder andere De val van een fundamentalist en Exit West, werkt dat eenvoudige idee uit in De laatste witte man, zijn jongste roman (of novelle, want met 180 ruim gezette pagina’s wordt het verhaal nooit een voldragen roman).

De titel is een beetje misleidend, omdat er in het boek minstens evenveel aandacht gaat naar de personages Oona en haar moeder als naar Anders en diens vader. Maar omvolkingstheorieën worden zowel op internet als aan de universiteiten vooral verkondigd door witte mannen, dus er valt ook wel wat te zeggen voor de titel.

In De laatste witte man zoekt Mohsin Hamid uit of het het Westen echt een uitweg biedt voor het geweld en de uitzichtloosheid aan de andere kant van de wereld.

Het verhaal komt op gang wanneer Anders op een ochtend ontwaakt en vaststelt dat hij niet lager een witte man is, maar dat zijn huid donker en zijn gelaat veranderd is. Die persoonlijke “vervanging” loopt samen met oplopende maatschappelijke spanningen tussen “onze mensen” en de anderen.

Een lang citaat (blz. 57-59) uit een gedachtegang van Oona’s moeder maakt dat duidelijk:

‘Oona’s moeder was actief op sociale media, en luisterde naar de radio, en keek naar het nieuws, en was tot de overtuiging gekomen dat ze bij de insiders hoorde, bij de uitverkorenen, degenen die het complot doorhadden, het complot waarvan haar dochter zei dat het onzin was, een complot dat jaren, decennia, misschien wel eeuwen aan de gang was, het complot tegen hun soort mensen, jazeker, hun soort mensen, wat haar dochter ook zei, want ze waren een speciale soort, de enige bevolkingsgroep die zichzelf in dit land geen bevolkingsgroep hoefde te noemen, en zoveel waren er van hen niet meer over, en nu was het zover, nu stond het te gebeuren, en ze was bang, want wat kon ze doen, maar sommigen onder hen zouden weerstand bieden, tegenstand bieden en haar beschermen, en ze moest wel in hen geloven, en voorbereid zijn, zich voorbereiden zo goed ze kon, om zichzelf en vooral haar dochter te behoeden, haar dochter die de toekomst was, want zonder haar dochter, zonder al hun dochters, zouden ze verloren zijn, een veld zonder scheuten, zonder nieuwe aanwas, zonder leven, een woestenij van zand, waar hagedissen van ver weg kwamen scharrelen en vreemde cactussen groeiden waar ooit gezonde oogsten stonden, en ze wenste niet in zulke tijden te leven, het beangstigde haar, ze was doodsbang, maar het was nu eenmaal haar lot, zoals het het lot van haar voorouders was geweest om in tijden van oorlog en plagen en rampspoed te leven, en ze moest haar voorgangers waardig zijn en haar kiezen op elkaar zetten, zich erdoorheen slaan, voor haar dochter, voor zichzelf, voor haar soort mensen, en doen wat haar te doen stond.’

Daarmee ervaart u meteen ook de associatieve schrijfstijl die Hamid in dit boek volhoudt en redelijk effectief hanteert. En hoe hij de maatschappelijke polarisering rond de toenemende diversiteit in Amerikaanse suburbs en Europese steden voelbaar maakt door ze in de intieme kring van twee hoofdpersonages te situeren. Het is een realiteit die voor velen al te herkenbaar zal klinken, zeker na de extreme polarisering over de coronamaatregelen van de voorbije jaren.

Geen talent voor pessimisme

Het geniale vertrekidee wordt helaas al heel snel een probleem voor het verhaal. Want de spanning tussen “onze mensen” en “de anderen” lost op wanneer onze mensen letterlijk zelf de anderen worden. De straatrellen ebben vervolgens zonder veel ingrijpen weg, de complottheorieën wijken voor de onverwoestbare familiale banden, en ze leefden nog lang en gelukkig.

Met voldoende goede wil kan je het verhaal lezen als een bevestiging van het geloof dat xenofobie en witte superioriteit vanzelf zullen wegkwijnen als de gevreesde diversiteit zich meer en meer onder ons zal bevinden, in de vorm van schoonzonen en schoondochters, kleinkinderen of andere verwanten.

Maar dat optimisme is niet helemaal gewettigd, want je wilt de racistische Belgen die getrouwd zijn met een Afrikaanse niet de kost geven. En bovendien blijkt die amoureuze versmelting van de wereld niet zo’n vaart te lopen, vanuit geen van beide kanten.

Blijft: een meeslepend verteld verhaal van menselijke twijfel, zelftwijfel en achterdocht, maar ook van veerkracht en grootmoedigheid. In De laatste witte man zoekt Mohsin Hamid uit of het het Westen, waarnaar de hoofdpersonages uit zijn andere roman Exit West ontsnappen, echt een uitweg biedt voor het geweld en de uitzichtloosheid aan de andere kant van de wereld. Dat lijkt aanvankelijk nogal tegen te vallen, maar Hamid heeft geen echt talent voor pessimisme, blijkt telkens weer.

Het is trouwens opvallend dat hij beide boeken afsluit met een heel tedere kus op een hand, gevolgd door een glimlach. Misschien is dat de verlossing waarnaar we allen verlangen. Niet de Ideale Wereld, maar een zachte kus op ‘de papierachtige huid’ van een grootmoeder.

De laatste witte man door Mohsin Hamid is uitgegeven door De Bezige Bij. 189 blz. ISBN 978 94 031 8281 0

5. Als de Bom valt…

Amin Maaloufs Schipbreuk der beschavingen is een indrukwekkende analyse van de polarisering waarin de wereld de voorbije vier decennia steeds dieper weggezonken is. ‘Een boek dat geen moeite doet om de lezer te behagen, maar wel zo’n rijkdom aan kennis en inzicht meegeeft in de grondoorzaken van de mondiale malaise, dat je er toch opgewekt van wordt’, schreef ik daarover.

In de echte geschiedenis moet een conflict opgelost worden door de mensen die voorhanden zijn, in de roman kan je een beroep doen op een parallelle wereld.

Een onverwachte broederschap is de fictie-tegenhanger van Schipbreuk. Het armageddon dat Maalouf in zijn non-fictie vreest, maar nog hoopt af te wenden, is ei zo na het vertrekpunt van zijn fictie. In zijn historische analyse ziet Maalouf een veelheid aan oorzaken voor het vastlopen van de wereld, in de roman wordt nauwelijks ruimte gemaakt voor oorzaken of aanloop, maar gaat alle aandacht naar de schijnbaar onafwendbare kernwapenramp die het eindpunt van die evolutie en van de menselijke geschiedenis zelf dreigt te worden.

Toen de roman in 2019 verscheen, en zelfs toen de vertaling begin dit jaar gepubliceerd werd, leek die focus op een kernoorlog een reductie, want de beschaving lijdt toch alle dagen een beetje schipbreuk in Afghanistan, in de straten en tentenkampen van West-Europa, in de oorlogen van het Midden-Oosten …? Eind 2022 is een kernwapenconflict minder fictie dan we zouden willen.

Is de manier waarop Maalouf zich een uitweg uit de finale schipbreuk verbeeldt even visionair als zijn keuze voor het kernwapenconflict? Dat vrees ik niet. ‘Hoe breng je een fanaticus als hij tot rede? Hoe schakel je zo iemand uit? Hoe ontwapen je hem? Met dreigementen? Embargo’s? Commando-operaties? Precisiebombardementen? Geen van die methoden kon worden toegepast zonder ernstige risico’s’, schrijft Maalouf, en het is moeilijk om vandaag niet te denken dat de figuur Sardarov staat voor een combinatie van Poetin en Kadyrov – de Tsjetsjeense machoman die wellicht de oorspronkelijke inspiratie is.

Maaloufs vragen in de roman zijn vandaag relevanter dan ooit, maar het enige antwoord dat zijn onverwachte broederschap biedt, is een parallelle werkelijkheid die tussenkomt. De broederschap is een mysterieus volk dat ver vooruit is in technologie, maar zijn bestaan fundeert op de Griekse filosoof Empedocles.

Het Athene van opbloeiende wetenschap, filosofie, kunst en democratie is in deze roman het ijkpunt van wat de menselijke geschiedenis had kunnen zijn of opleveren, maar wat verloren ging. Of ten minste: wat verloren leek, maar doorleefde in die parallelle wereld van wetenschappers en zieners die zich afsplitsen van die vervloekte menselijke geschiedenis en pas terugkeren naar het universum van u en mij om op het allerlaatste ogenblik de wereld onklaar te maken, zodat de rode knop nét niet ingedrukt wordt.

Die interventie wordt het volk van Empedocles bijna fataal, volgens een van hen omdat ze te ver gaat. In plaats van alleen het onheil te blokkeren, laten de Empedoclanen zich verleiden tot het helpen van de aardbewoners. Hoe dat afloopt, verklap ik niet. Maar mooi is anders.

Blijf op de hoogte

Schrijf je in op onze nieuwsbrieven en blijf op de hoogte van het mondiale nieuws

Het volk van verlichte despoten en reddende wetenschappers komt niet uit de ruimte – dat was wellicht té veel sciencefiction voor Maalouf. En bovendien zou de verwijzing naar het mythische Athene van 2500 jaar geleden dan sneuvelen. Waar komen ze dan wel vandaan, waar hebben ze overleefd al die eeuwen?

Op de oceanen, want zij vormen de grootste en minst begrensde ruimte op aarde. Het is goed gevonden, maar intussen alweer bijna voorbijgestreefd. Net als de polen en de ruimte vormen de oceanen steeds meer het terrein waarop de nieuwe grootmachtenpolitiek zich richt.

Een onverwachte broederschap onderstreept nog eens dat Maalouf zich de voorbije decennia een veel sterkere essayist dan romanschrijver getoond heeft. Tegelijk is dit verhaal verontrustender – maar misschien ook eerlijker? – in zijn pessimisme dan zijn Schipbreuk.

In de echte geschiedenis moet een conflict opgelost worden door de mensen die voorhanden zijn, met alle kortzichtigheid en eigenbelang die daarmee gepaard gaan. In een roman kan je ten minste nog een beroep doen op een parallelle wereld. Maar dat is wel een uiting van fataal pessimisme.

Een onverwachte broederschap door Amin Maalouf is vertaald door Hans van Riemsdijk en uitgegeven door Davidsfonds / Standaard uitgeverij. 298 blz. ISBN 978 90 2233 883 4

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.