“Amerika onderneemt te weinig tegen structureel racisme” (VN)

Het in Genève gevestigde CERD onderzoekt of landen zich houden aan de Conventie voor de Eliminatie van Rassendiscriminatie, een internationaal verdrag uit 1969. Het comité roept de regering van president George W. Bush een einde te maken aan de racistische praktijken die het vaststelde.
Het is al de tweede keer in twee jaar tijd dat de Verenigde Staten een onvoldoende krijgt van het CERD. In maart 2006 had het comité harde kritiek op de schending van de landrechten van de inheemse bevolking van de VS: indianen, inuït en de oorspronkelijke bewoners van Hawaï.

Ecologisch racisme

Volgens het VN-orgaan onderneemt de regering in Washington te weinig tegen de ecologische teloorgang van inheemse gebieden met een grote spirituele en culturele waarde, zelfs wanneer die plaatsen in erkende reservaten liggen. De Amerikaanse beleidsmakers moeten voor activiteiten in dergelijke gebieden meer overleggen met de vertegenwoordigers van inheemse gemeenschappen.
De achttien leden van het comité vallen ook over het opvallend hoge aandeel van zwarten die veroordeeld worden tot doodstraf of tot levenslange opsluiting zonder mogelijkheid om vervroegd vrij te komen. Dat de strafwetten neutraal zijn opgesteld en dus niet de bedoeling hebben te discrimineren, kan volgens het CERD niet als een verschoningsgrond worden ingeroepen.
Het VN-comité suggereert de VS opleidingen te organiseren voor de gerechtelijke macht, leraars en sociale werkers. Die moeten het bewustzijn rond de Conventie voor de Eliminatie van Rassendiscriminatie aanscherpen. Verder zouden de VS een onafhankelijke mensenrechtenwaakhond kunnen oprichten die racistische praktijken aan de kaak kan stellen. Het CERD vraagt de VS ook elk jaar verslag uit te brengen over de vooruitgang inzake de naleving van het verdrag.