Anthrax zonder grenzen

Na 11 september 2001 bonden de Verenigde Staten de strijd aan met het terrorisme en met de landen die onderdak verleenden aan criminele organisaties. Afghanistan stond als eerste op de agenda, hoewel vanuit het Pentagon van meet af aan stemmen opgingen om eerst Irak aan te vallen. Enkele maanden later volgden de enveloppen met anthrax. De oorlog in Afghanistan was toen al bezig. Binnen de kortste keren zorgden de incidenten voor een ware angstpsychose. Het Witte Huis wees met een beschuldigende vinger naar Irak, dat volhield dat het miltvuur gewoon afkomstig was uit een Amerikaans laboratorium. Enkele maanden later werd dit ook bevestigd, maar ondertussen was het tij van de tweede oorlog tegen Irak niet meer te keren.
Sinds de anthraxincidenten is de Amerikaanse bevolking als de dood voor aanslagen met biologische en chemische wapens. In de lijst van nieuwe vijanden van Amerika werd zelfs de Japanse sekte Aum Shinrikyo (later herdoopt tot Aleph) opgenomen. Maar de organisatie was nooit een rechtstreeks gevaar geweest. Ze had zich op 20 maart 1995 wel schuldig gemaakt aan een aanval met saringas in een metrostation in Tokio, met 12 doden en 3800 gewonden tot gevolg, maar zonder politieke motieven. Toch was de angst in de VS voor een ‘vuile’ aanslag zeker niet ongegrond. In de loop van 2002 kwam aan het licht dat de terroristen die verantwoordelijk zijn voor 9/11, plannen hadden om met een klein vliegtuig een chemisch goedje te verspreiden boven een dichtbevolkte Amerikaanse agglomeratie. Hierdoor werd duidelijk dat de dreiging van chemische en biologische oorlogvoering actueel was, ondanks het bestaan van internationale verdragen die het gebruik, de ontwikkeling en de opslag ervan verbieden.


De kernbom van de armen?

Algemeen wordt aangenomen dat biologische, toxische en chemische wapens de massavernietigingswapens voor de armen zijn, tegenover de kernwapens van de rijke landen. Deze stelling is echter te algemeen. Nuancering is nodig – horizontaal door in de tijd terug te gaan en verticaal door de huidige politieke en maatschappelijke situaties in specifieke landen in aanmerking te nemen. In een deel van de wereld is de stelling misschien wel toepasslijk, met name in het Midden-Oosten. In januari 1989 pleitten Arabische leiders op de Conferentie voor het Verbod op Chemische Wapens in Parijs ervoor chemische ontwapening te koppelen aan nucleaire ontwapening. Hun bedoeling was Israël ertoe te verplichten zijn atoomwapenprogramma op te geven. Israël nam de aanwezigheid van biologische, toxische en chemische wapens (BTC-wapens) in de regio zeer ernstig, temeer omdat de oorlog tussen Irak en Iran (1980-1989) had aangetoond dat Irak niet aarzelde om deze wapens effectief te gebruiken. De MAD-strategie – MAD staat voor Mutual Assured Destruction (wederzijds verzekerde vernietiging) – die tijdens de Koude Oorlog tussen de VS en de Sovjet-Unie werd gehanteerd, was hier van toepassing op regionaal vlak. Alleen ging het hier niet om twee landen die met kernwapens konden dreigen, maar om landen die over nucleair respectievelijk chemisch oorlogsmateriaal beschikten.

Deze MAD-doctrine behoort vele jaren later nog altijd tot de strategie van Palestijnse groepen zoals Hamas. De in Londen wonende Islamitische sjeik Omar Bakri Mohammed vertelde op 6 september 1999 aan het blad Metro: “wanneer moslims onder de bezetting van westerse machten leven, hebben ze het recht gelijk welk wapen te gebruiken om te overleven, en dus ook biologische wapens.” Op 25 mei 2001 verscheen in het Palestijnse weekblad Al-Manar een artikel met de titel ‘Zullen we de optie van ontrading met biologische wapens bereiken?’ Daarin stond de volgende passage: “Terwijl de menselijke bommen gevolgd en gestopt kunnen worden met preventieve maatregelen, denkt men al een tijd na over de ontwikkeling van een serieus Palestijns ontradingswapen. Dit wapen schrikt het Israëlische veiligheidsapparaat af, […] omdat de primaire benodigdheden, zij het van biologische of chemische aard, gemakkelijk te verkrijgen zijn en er honderden experts zijn die in staat deze te bewerken en te gebruiken als ontradingswapen. Op deze manier wordt een evenwicht van horror gecreëerd in de ongelijke strijd tussen Israëli’s en Palestijnen. Slechts enkele dooddragende apparaten zullen volstaan wanneer ze ontplooid worden in een afgelegen gebied en gericht worden op Israëls waterbronnen of stranden, op markten of in residentiële centra … zonder explosies, geluid, bloed, of beelden die kunnen gebruikt worden als Israëlisch propagandamateriaal. Iemand die in staat is om zijn lichaam, onder volledige zelfcontrole, om te toveren tot […] verspreide ingewanden, is ook in staat om een klein apparaat dat niet getraceerd kan worden op een beoogde locatie te werpen.” In de loop van 2002 hebben leden van Hamas geprobeerd deze belofte in de praktijk te brengen. Dit bewijst de officiële berichtgeving over bezit en poging tot verwerving van cyanide- en biologische bommen.


Onderzoek naar ‘vuile’ wapens door rijke grootmachten

Hoewel biologische en chemische wapens tegenwoordig inderdaad de massavernietigingswapens van de armen zijn, behoorden ze aanvankelijk uitsluitend tot het arsenaal van de rijkste landen. Van oudsher hebben welvarende en machtige landen met chemische middelen en ziektekiemen de vijand bestreden. In 429 voor Christus gebruikten de Spartanen de toxische gassen die vrijkwamen bij het verbranden van pek en zwavel om de Atheense soldaten te bedwelmen. Vijf jaar later deden ze dat opnieuw tijdens het beleg van Delium. In de daaropvolgende eeuwen gebruikten de Chinezen (960-1279), de Mongolen (1346-1347), de Russen (1710, tegen de Zweden) en de Britten (1767, tegen de indianen in Amerika) chemische of biologische wapens. Die ‘vuile’ oorlogvoering was nog niet te vergelijken met wat vandaag gebeurt of kan gebeuren, omdat het toen ging om sporadisch gebruik van materiaal dat beschikbaar was. Echt onderzoek en technologie kwamen er nog niet aan te pas. Zo katapulteerden de Mongoolse legers met pest besmette lijken naar de vijand – de Russen deden het hen zovele jaren later na. De Britten gaven vijandige indiaanse stammen dekens waarin Britse soldaten gewikkeld waren geweest die gestorven waren aan pokken.

Het eerste systematische gebruik van chemische wapens kwam er tijdens de Eerste Wereldoorlog. Nadat zowel de Fransen als de Duitsers traangas hadden gebruikt, maakte het Duitse leger op 22 april 1915 in Ieper als eerste gebruik van chloridegas. Duitsland werd daarnaast ook het eerste land dat systematisch onderzoek wijdde aan chemische en biologische oorlogvoering. Eerder hadden de Duitsers al anthrax (eigenlijk een schapen- en koeienziekte) en het besmettelijke droes (een neusslijmvliesontstekingsziekte bij paarden) aangewend om het vee van de geallieerden te besmetten. Op 25 september 1915 kwam het antwoord van de Britten: tijdens de Slag van Loos zetten ook zij chloridegas in. In september 1917 gebruikten de Duitsers voor de eerste maal een nieuw en haast reukloos gas, yperiet of mosterdgas, voor een aanval tegen Russische troepen in Riga. In juni 1918 stortten ook de Verenigde Staten zich met chemisch materiaal in de oorlog. Het was toen amper twintig jaar geleden dat de Conventie van Den Haag (29 juni 1899) was ondertekend, waarin belangrijke regels voor oorlogvoering waren vastgelegd. Eén van de passages luidt: “het is in het bijzonder […] verboden gif of giftige wapens te gebruiken.”

Ook een tweede internationale overeenkomst, waarbij op 17 juni 1925 het Protocol van Genève werd ondertekend, kon de grootmachten er niet van weerhouden op grote schaal biologische en chemische wapens in te zetten. Al in 1936 gebruikte Italië mosterdgas bij de invasie van Abessinië alvorens het land te annexeren. In 1939-1940 gebruikten de Japanse troepen bacteriën om de watervoorraad van de Sovjets te vergiftigen en ook met plaag besmette vlooien voor hun strijd in China en Mantsjoerije, maar niet voordat in de Japanse gevangenissen 10.000 gevangenen gestorven waren tijdens experimenten. Niet veel later startte de VS een offensief biologisch wapenprogramma op. In december 1943 stierven 83 Amerikaanse soldaten nadat hun schip gebombardeerd was door de Duitse Luftwaffe. Het schip was geladen met mosterdbommen. Een jaar eerder waren de Duitsers begonnen met het vergassen van de eerste joden met hydrocyanidezuur, beter bekend als Zyklon B.

Hoewel het einde van de Tweede Wereldoorlog het atoomtijdperk en de bewapeningswedloop inluidde, was ook tijdens de Koude Oorlog onderzoek naar en gebruik van BTC-wapens veeleer een aangelegenheid van de twee supermachten, die enorme militaire budgetten uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling. De VS gebruikte traangas en ontbladeringsmiddelen in Vietnam, de Sovjet-Unie ‘Gele Regen’ in Afghanistan, Laos en Cambodja. Vooral de Sovjets hielden er een omvangrijk biologisch wapenprogramma op na. In 1973 – één jaar na de Russische ondertekening van de Conventie voor het Verbod op Biologische en Toxische Wapens (BTWC) – richtten zij de onderzoekscel Biopreparat op, niet alleen voor het ontwikkelen van antibiotica en medicijnen voor civiele doeleinden, maar ook voor onderzoek naar biologische wapens. Op het hoogtepunt telde het onderzoekscentrum 25.000 tot 35.000 werknemers en twintig tot dertig militaire en civiele laboratoria, verspreid over het land. Nog eens 10.000 mensen werkten voor het laboratorium voor biologische wapens van het ministerie van Defensie. Het programma telde duizend tot tweeduizend wetenschappers die gespecialiseerd waren in dodelijke ziekteverwekkende stoffen.

Toch begonnen de zaken tijdens de Koude Oorlog langzaam hun keer te nemen. Door de wapenwedloop en de zoektocht naar nog krachtiger wapens verloren BTC-wapens aan prestige en aantrekkelijkheid bij de twee grootmachten. Kernwapens en rakettenschilden waren de wapens van de toekomst geworden, die om veel geld en expertise vroegen en de wereld spoedig in hun ban zouden houden. Dit is de voornaamste reden waarom BTC-ontwapening vanaf 1975 plotseling mogelijk werd. In dit jaar ratificeerde de VS zowel het Protocol van Genève als de Conventie voor het verbod op BTC-wapens.

Ook een tweede evolutie begon zich af te tekenen. Stilaan werd duidelijk dat armere landen, die verplicht waren partij te kiezen in de bipolaire wereld, vanuit het Westen of het communistische blok chemische, biologische en zelfs nucleaire wapens begonnen te verwerven. In de Nieuwe Wereldorde van na 1990 konden we vaststellen dat Noord-Korea vermoedelijk nucleaire en chemische wapenprogramma’s had opgestart en dat in het explosieve Midden-Oosten zowel Iran, Irak, Syrië als Israël BTC-wapens waren beginnen te ontwikkelen. Ook Joegoslavië, Zuid-Afrika, Pakistan, India, Libië en Soedan hadden zulke programma’s opgezet om interne conflicten uit te vechten. De ineenstorting van de Sovjet-Unie was een krachtige katalysator. Vele laboratoria die deel uitmaakten van het Biopreparat-project, sloten de deuren en meer dan de helft van de Russische experts weken uit naar meer gesofisticeerde laboratoria in het Westen.


Arme landen en BTC-wapens

Niet iedereen ervoer de Nieuwe Wereldorde die na de verschuivingen van 1991 ontstond, als veiliger. De VS is oppermachtig maar kan nooit de interne ontwikkelingen in elk land volledig controleren. De invloed van de Verenigde Naties is verminderd, temeer omdat de grootste geldschieter – de VS zelf – zijn geesteskind meer en meer de rug toekeert. Landen vormen regionale economische samenwerkingsverbanden, zoals de Europese Unie, ASEAN en NAFTA. Het resultaat is een verdeeld multilateralisme dat in de praktijk ook wel eens neerkomt op een Amerikaans unilateralisme. In de internationale structuren zijn de tegenstellingen tussen rijk (de G-8 in de WTO) en arm (de G-77 in UNCTAD) duidelijk afgelijnd.

De nucleaire, biologische en chemische wapenprogramma’s van Irak zorgden bij de internationale gemeenschap voor de meeste ongerustheid. Het land was voorstander van een krachtig Arabisch nationalisme en het had chemische wapens gebruikt in de oorlog tegen Iran en tegen de Koerden. Na de Golfoorlog had de speciale VN-commissie UNSCOM de taak om de massavernietigingswapens te ontmantelen. Dit lukte aardig tot in december 1998, toen UNSCOM het land werd uitgezet. In december 1999 werd een nieuw instrument geschapen om het werk voort te zetten: de VN-Commissie voor Monitoring, Verificatie en Inspectie UNMOVIC. Onder leiding van Hans Blix en in samenwerking met het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie (IAEA) slaagde UNMOVIC erin de Iraakse wapensites grotendeels te inspecteren en in kaart te brengen. Maar Blix kreeg de tijd niet om zijn werk af te ronden. In resolutie 1441 van 8 november 2002 betreurde de Veiligheidsraad dat Irak niet was tegemoetgekomen aan de eisen die geformuleerd waren in de eerdere resoluties en waarschuwde het land voor ‘ernstige consequenties’. Mede op basis van deze clausule vond de VS een militaire inval gerechtvaardigd.
Mede door de inspecties was het een en ander duidelijk geworden over de chemische en biologische wapenprogramma’s van Irak. Voordat het land op 19 juni 1991 de BTWC ratificeerde, had het onderzoek gedaan naar verschillende biologische en toxische stoffen (brucellosis, het hemorrhagisch conjuctivitisvirus, rotavirus, kamelenpokken, de plaag en gangreengas) en had het biologische wapens ontwikkeld in de vorm van anthrax, botulinumtoxine, ricine en aflatoxine. Hoewel Irak geen verdragspartij was van de Conventie voor het Verbod op Chemische Wapens CWC van 1993, hadden de VN-inspecteurs ook de opdracht om het chemisch arsenaal te inspecteren. Het verleden had al duidelijk gemaakt dat het land beschikte over mosterdgas, sarine, VX en andere zenuwgassen. Het zag er in 1998 dus naar uit dat Irak al geruime tijd beschikte over een uitgebreid biologisch en chemisch arsenaal. Bovendien had het de nodige ballistische en cruiseraketten om deze wapens op een verafgelegen doel af te vuren.
Nu Saddam Hoessein van de macht is verdreven, lijken de interne verscheurdheid en etnische en religieuze verschillen een nieuw gevaar te vormen, met ongekende gevolgen voor de toekomst. Maar gezien de financiële catastrofe en het verdwijnen van Saddam lijkt de kans klein dat het land in de nabije toekomst weer een te vrezen macht zal worden. Het is bijgevolg zeer onwaarschijnlijk dat het weer BTC-wapens ontwikkelt.


Twee categorieën van arme landen

We kunnen de ‘arme landen’ met BTC-wapens in twee groepen indelen: landen waar de overheid zelf opdrachtgever en uitvoerder is en landen waar niet-statelijke groepen gebruik maken van de zwakheid van de staatsstructuren om een militair arsenaal op te bouwen. In de landen uit de eerste categorie dienen de regeringsprogramma’s om zich te kunnen wapenen tegen vijanden binnen de regio, zoals Israël ten aanzien van de Arabische buurlanden, of op wereldniveau, zoals Noord-Korea ten aanzien van Japan en de VS, hoewel het rakettenarsenaal in de eerste plaats bedoeld lijkt om Zuid-Korea en Japan te treffen. In noordelijk Afrika en in het Midden-Oosten zijn er nog zes andere landen met gekende programma’s. Libië hield in de jaren 1980 de wereld in spanning toen bekend werd dat het een fabriek voor de productie van zenuwgas liet bouwen. Duitse bedrijven hadden hieraan meegewerkt. Sinds de opheffing van de sancties in 1999 en de recente toenadering met het Westen, is deze dreiging minder reëel. Van Egypte is al sinds de jaren 1960 bekend dat het vuile wapens heeft. Het gebruikte in 1963 mosterdgas in zijn oorlog met Jemen. Daarnaast zijn er uiteraard Irak en ook Syrië. Dat laatste land heeft de BTWC-conventie wel ondertekend, maar nooit geratificeerd. Daarom beschouwt de VS Syrië als een schurkenstaat.

In de tweede categorie van landen maken transnationale of plaatselijke terroristische organisaties of rebellenbewegingen gebruik van de armoede en het gebrek aan politieke structuren om heuse cellen met een militaire capaciteit op te bouwen. Ook landen die ten prooi zijn gevallen aan burgeroorlog en interne verscheurdheid kunnen hiertoe gerekend worden. Deze laatste categorie brengt ons bijvoorbeeld in het Afghanistan van de Taliban en Al-Qaeda. Maar ook in India, Colombia, Rusland, Zimbabwe, Bosnië en Sri Lanka vinden we dezelfde explosieve cocktail van interne verscheurdheid, armoede, burgeroorlog, terrorisme en ‘vuile’ wapens. Meer nog dan in de eerste categorie hebben een goed geolied internationaal orgaan en de rijke landen hier de verantwoordelijkheid om niet alleen de armoede weg te nemen en de landen volledig te betrekken in het economische gebeuren, maar ook om te voorkomen dat wapens, gevaarlijk materiaal en knowhow geïmporteerd kunnen worden en om te bemiddelen bij de conflicten die deze landen teisteren. Vele chemische en biologische stoffen kunnen zowel voor vreedzame als voor oorlogsdoeleinden worden aangewend. Deze zogenaamde dual-use-eigenschap van vele chemische en biologische elementen maakt het weliswaar hachelijk om duidelijk omlijnde verdragsregels te formuleren – moeilijker dan bijvoorbeeld voor kernwapens het geval is – maar toch is dit eens te meer noodzakelijk, precies omdat het zo eenvoudig is om zulk materiaal te transporteren en er een wapen van te maken.

De bovengenoemde voorbeelden tonen aan dat er een heel rechtstreeks verband kan bestaan tussen armoede en BTC-wapens. Vaak gaat het om landen die betrokken zijn in regionale of lokale conflicten en die via rijke of andere arme landen aan chemische of biologische wapens kunnen komen om de militaire slagkracht van de vijand enigszins te compenseren. Sancties zorgen vaak niet voor het gewenste effect, maar dompelen het land onder in (meer) armoede.


De regelgeving op het vlak van BTC-wapens

Irak is slechts het bekendste voorbeeld van een land dat een BTC-wapenarsenaal heeft gehad en dat heeft geprobeerd om een nucleaire capaciteit te ontwikkelen. Volgens de Financial Times van 11 juli 2002 worden 35 landen ervan verdacht over nucleaire, biologische en chemische wapens en over rakettechnologie te beschikken.

Tabel 10: Landen met biologische en chemische wapens

Biologische wapens Chemische wapens
Verdacht van voorraden VS, Rusland, Noord-Korea, India, Israël, Irak, Soedan, Egypte VS, China, Rusland, Noord-Korea, India, Israël, Irak, Syrië, Soedan, Egypte
Verdacht van programma’s China, Zuid-Korea, Pakistan, Iran, Syrië, Libië Zuid-Korea, Pakistan, Iran, Libië
Beëindigde programma’s Zuid-Afrika, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk

Elf van de veertien hier vermelde landen hebben slechts een laag of gemiddeld inkomen per inwoner. Pakistan heeft een lage index van menselijke ontwikkeling, de andere ontwikkelingslanden behoren op dit gebied tot de middengroep. Van de landen uit de tabel zijn Rusland, China, Iran, India, Soedan, Pakistan, de VS, Zuid-Korea, Zuid-Afrika, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk verdragspartijen van de Conventie voor het Verbod op Chemische Wapens (CWC) die 13 januari 1993 is ondertekend en in 1997 in werking is getreden. Dit verdrag verbiedt de ontwikkeling, productie en opslag van chemische wapens. De Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens OPCW ziet toe op de naleving van de conventie. Daarnaast zijn Libië, Rusland, China, Iran, India, Noord-Korea, Irak, Pakistan, de VS, Zuid-Korea, Zuid-Afrika, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk verdragspartijen van de Conventie voor het Verbod van Biologische en Toxische Wapens (BTWC) van 10 april 1972. Syrië heeft deze conventie ondertekend maar nog niet geratificeerd.

Waarom blijven rijke landen als de VS ondanks het verbod toch chemische en biologische wapens ontwikkelen? Veel heeft te maken met de doeleinden waarvoor chemisch en biologisch materiaal kan worden gebruikt. Veel van dit materiaal is namelijk zowel bruikbaar voor vreedzame als voor oorlogsdoeleinden (‘dual use’). Dit maakt het ook zeer moeilijk om het te verbieden materiaal in verdragen te definiëren. Zo wordt traangas vandaag de dag vooral gebruikt voor ordehandhaving (riot control). Maar de grens tussen oorlog en ordehandhaving wordt soms zeer vaag. In 1997 gebruikten NAVO-soldaten in Bosnië traangas om leden van de internationale politiemacht te beschermen tegen woedende betogers. Het is dus niet evident om een grens te trekken tussen geoorloofd gebruik van BTC-wapens in politionele context en ongeoorloofd gebruik in oorlogen. Onderzoek naar nieuwe chemische en toxische stoffen kan wenselijk zijn om ordehandhaving in de nationale en internationale context in de toekomst mogelijk te maken. Toch kunnen ook hier bezwaren rijzen. De consternatie was groot toen de Russische politie een onbekend chemisch goedje gebruikte om een einde te maken aan een gijzelingsdrama in een Moskous theater in oktober 2002. De onbekende stof doodde de 50 Tsjetsjeense gijzelnemers en 129 gijzelaars. Om dergelijke situaties te voorkomen en eventuele bemiddeling mogelijk te maken, is openheid en informatie-uitwisseling tussen landen onontbeerlijk.

De bovenstaande bedenkingen gelden in nog sterkere mate voor biologische wapens. De stoffen die gebruikt worden voor de aanmaak van chemische wapens zijn zowel gekend als beschikbaar, het gaat dus om een ‘mature’ technologie. Voor biologische wapens daarentegen is nieuw en innoverend onderzoek nodig. Daardoor is het moeilijk om te bepalen wat verboden is en om de naleving van dat verbod te controleren. Een bijkomend probleem vormt het biodefensieve onderzoek. Wat ordehandhaving is voor chemische wapens, is biodefensief onderzoek voor biologische wapens. Ook hier bestaat een grijze zone die het definiëren van regels bemoeilijkt. Biodefensief onderzoek is onderzoek naar materiaal om zich te beschermen tegen aanvallen met biologische wapens. Het gaat onder andere om de ontwikkeling van gasmaskers, biosensoren (om te waarschuwen tegen de aanwezigheid van ziektekiemen in de lucht) en nieuwe vaccins. Maar ook hier kan de scheidslijn tussen defensief en offensief onderzoek vaag worden.

Ondanks het bestaan van deze grijze zones is het toch de bedoeling om in de toekomst te komen tot een duidelijk afgelijnd verbod op de ontwikkeling en aanmaak van chemische, toxische en biologische wapens. De internationale conventies verbieden manipulatie en bezit van pathogene, toxische en giftige stoffen voor doeleinden die niet expliciet door die conventies toegestaan zijn. Landen die deze middelen zouden gebruiken voor doeleinden die niet in de conventies vermeld zijn, zouden nationale en/of internationale wetten overtreden. Ook tegen terroristische organisaties zou dit zeer nuttig kunnen zijn, aangezien het dan mogelijk is de overtreder te bestraffen op basis van bezit in plaats van gebruik.

Een zorgwekkende constante in deze hele problematiek is het feit dat het onderzoek naar en de knowhow voor de aanmaak van BTC-wapens nog altijd voornamelijk te situeren zijn in geïndustrialiseerde westerse landen, en pas in tweede instantie hun weg vinden naar arme landen. Enkele faciliteiten die Iran sedert 1989 gebruikt om BTC-wapens te ontwikkelen, zijn opgericht met de hulp van een Duits bedrijf. Een ander probleem is het gebrek aan controle over de ontmanteling van de Russische productie-eenheden.
We moeten hier dus als tussenbesluit beklemtonen dat ook rijke landen in belangrijke mate bedrijvig blijven in de ontwikkeling van BTC-wapens en mee verantwoordelijk zijn voor de verwerving van BTC-wapens door arme landen. Dit is de voornaamste reden waarom de VS zoveel belang hecht aan chemische en biologische ontwapening en de vernietiging van de voorraden. En zoals vermeld geldt dit nog meer voor Rusland, omwille van het politieke verleden en het huidige gebrek aan informatie over het bestaande arsenaal en het verdwenen materiaal. Toch belet dit niemand om chemisch en biologisch materiaal voor de aanmaak van wapens naar arme en problematische landen te transporteren. Het grootste verschil met kernwapens is dat dit materiaal voor dubbel gebruik de wereld kan rondgaan onder de dekmantel van farmaceutische of andere vreedzame middelen en dat het bovendien relatief gemakkelijk is om er wapens van te maken.

Conclusie

We zijn uitgegaan van de stelling dat BTC-wapens de massavernietigingswapens van de armen zijn. Deze ‘armen’ zijn onder te verdelen in twee categorieën. Ten eerste zijn er landen waar de overheid zelf instaat voor de wapenprogramma’s. Noord-Korea is hiervan het meest typische voorbeeld. De meeste aandacht ging de laatste jaren – en gaat vandaag de dag nog altijd – evenwel naar Irak. Onder de tweede categorie vallen landen als Afghanistan en Colombia, waar het gebrek aan politieke stabiliteit ruimte geeft voor rebellerende milities of transnationale terroristische organisaties. In beide categorieën van landen worden pogingen gedaan om BTC-wapens te verkrijgen en/of te gebruiken.

Onmiddellijk moeten we hierbij zeggen dat het daadwerkelijk gebruik van biologische en chemische wapens bijna altijd te situeren is in conflicten binnen landsgrenzen, bijvoorbeeld door het FARC in Colombia en Hamas in Israël-Palestina, of in de sfeer van het sectarisme, en zodoende weinig uitstaans heeft met het internationale terrorisme. De centrale stelling dat BTC-wapens de wapens van de armen zijn kan vanuit politicologisch en strategisch oogpunt op nationaal niveau wel degelijk een grond van waarheid bezitten. De manier waarop Hamas tracht om met biologische wapens een militaire pariteit te bereiken om zodoende een beleid van ontrading te kunnen voeren, doet denken aan de MAD-doctrine tijdens de Koude Oorlog.

Verder hebben we onze stelling op twee manieren genuanceerd, om een beeld te krijgen van de werkelijke situatie, die verder reikt dan de stelling doet vermoeden. De tijdfactor toont aan dat BTC-wapens tot halverwege de twintigste eeuw tot het exclusieve terrein van rijke landen behoorden. Pas tijdens de Koude Oorlog zorgde een reeks van ingrijpende veranderingen ervoor dat armere landen BTC-wapens in handen kregen en mee begonnen te spelen op het internationale forum.
De studie van specifieke situaties geeft een verklaring voor de vaststelling dat zowel rijke als arme landen vandaag de dag BTC-wapens bezitten en/of ontwikkelen, hoewel internationale verdragen dat verbieden. Rijke landen blijven instaan voor innoverend onderzoek, dat in de eerste plaats de farmaceutische sector of het biodefensieve onderzoek wil dienen. De ‘dual-use’-eigenschap en het gebruik van biologisch en chemisch materiaal voor biodefensie of ordehandhaving maken het daarbij moeilijk om internationale regels te bepalen en zodoende controle uit te oefenen op de ontwikkeling en de verspreiding van dit materiaal. Dit is vooral belangrijk voor biologisch onderzoek dat in tegenstelling tot chemisch onderzoek nog in een innoverende fase zit. In theorie ligt het meeste gevaar dan ook bij dit biologische onderzoek. Omdat het eenvoudig is om biologisch en chemisch materiaal te transporteren en er vervolgens wapens van te maken, kunnen arme landen relatief gemakkelijk BTC-wapens ontwikkelen. Westerse landen zijn hierbij voornamelijk bezorgd om het overblijvende arsenaal van de vroegere Sovjet-Unie en geven dus enorme sommen geld uit aan de vernietiging ervan. Maar in werkelijkheid zijn de knowhow, het materiaal en de faciliteiten afkomstig uit vele geïndustrialiseerde landen in Amerika, Europa en het Verre Oosten. Het verband tussen armoede en BTC-wapens heeft dan ook in de eerste plaats te maken met het gemak om onder het oog van de internationale controle-instanties en rijke landen het nodige materiaal te verkrijgen. Vaak zijn de rijke landen daarenboven voor een niet te onderschatten deel verantwoordelijk voor de verspreiding van dit materiaal.

Ineke Malsch is directeur van Malsch TechnoValuation, een advies- en wetenschapsjournalistiek bureau inzake technologie en samenleving in Utrecht, Nederland. Zij is ook een actief lid van Pax Christi Nederland en sinds 1999 geïnteresseerd in biologische wapens. In 2001 en 2002 was ze voorzitter van de werkgroep ‘Ban de Biobom’ van Pax Christi Nederland.
postbus@malsch.demon.nl

Antoon Stessels is lid van de werkgroepen Geweldpreventie en Midden-Oosten van Pax Christi Vlaanderen en werkt op zelfstandige basis mee aan de uitgave van publicaties.
antoon.stessels@pandora.be

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.