Armeense kwestie blijft Turken achtervolgen

De Commissie voor Buitenlandse Betrekkingen van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden erkende vorige week de Turks-Ottomaanse moorden op de Armeniërs in 1915 en 1917 als genocide. De erkenning zet de betrekkingen met NAVO-bondgenoot Turkije onder spanning.
Het hing al een tijdje in de lucht. Amerikaanse Armeniërs pleiten al ongeveer twintig jaar voor een officiële veroordeling van de door Ottomaanse Turken gepleegde wreedheden, negentig jaar geleden.
De Armeniërs, een christelijke minderheid die samen met de Grieken en Joden eeuwenlang de economische ruggengraat vormde van het Ottomaanse rijk, hadden meermalen te maken met vervolging, vaak aangemoedigd door de staat. De vervolging werd systematisch tegen het einde van de negentiende eeuw. Tussen 1894 en 1896 en in 1909 vonden er grootschalige bloedbaden plaats.
Na zijn nederlaag bij Sarikemish in januari 1915 tegen de Russen in de Eerste Wereldoorlog, legde de Ottomaanse minister van Oorlog Enver Pasja de schuld voor het verlies bij de Armeniërs. Zij zouden de vijand geholpen hebben. Bij de strijd kwamen 85.000 soldaten van de 100.000 man sterke Ottomaanse strijdkracht om het leven, grotendeels vanwege Pasja’s onervarenheid als legerleider. Maar het klopt ook dat de Russische troepen vanuit het oosten konden oprukken omdat ze steun kregen van Armeense facties. Die hoopten daarmee de kans te vergroten op onafhankelijkheid voor hun volk na de oorlog.
Op 24 april 1915 werden 250 Armeense leiders en intellectuelen gearresteerd en geëxecuteerd. In mei van dat jaar werd een deportatiewet aangenomen, die massale verdrijving van Armeniërs en confiscatie van hun bezittingen mogelijk maakte. Armeense militairen die dienden in het Ottomaanse leger werden op staande voet ontslagen en ingezet als loopjongens. Veel van degenen die mishandeling en honger overleefden, werden geëxecuteerd of verdwenen.
De wreedheden tegen Armeniërs op het platteland, vooral in het oosten, ging het daaropvolgende jaar door. De mensenrechtenschendingen drongen ook in het Westen door, toen er rapporten binnenkwamen van de tientallen Britse, Duitse en Amerikaanse consulaten en missies in Turkije.
Henry Morgenthau sr., Amerikaans ambassadeur in Constantinopel, de hoofdstad van het Ottomaanse Rijk (nu Istanbul), deed uitgebreid verslag aan Washington en verzocht Enver en minister van Binnenlandse Zaken Talaat Pasja terughoudendheid. Dat mocht echter niet baten. De VS bleven neutraal in de oorlog tot 1917.
Ondertussen wist avonturier en auteur Gertrude Bell, op een missie in de regio voor de Britse inlichtingendienst, de Britten en hun bondgenoten ertoe over te halen om te protesteren bij de Turkse regering.
De beweringen van Morgenthau en Bell worden door Westerse historici gebruikt om de omvang van het geweld te schatten. Hun negatieve oordeel wordt versterkt door verslagen van Duitse diplomaten en militair personeel dat gelegerd was in het Midden-Oosten tijdens de oorlog.
Volgens Westerse historici werden 1,5 miljoen Armeniërs, een meerderheid van de Armeense bevolking destijds, onder zeer moeilijke omstandigheden op de vlucht gejaagd door Mesopotamië. Veel mensen kwamen daarbij om. Het exacte aantal doden is echter nooit vastgesteld. Overlevenden zochten hulp in buurlanden en het Westen. Koerdische stammen, die door de Ottomanen waren ingezet als speciale politie-eenheden, maakten zich op grote schaal schuldig aan verkrachting, marteling en moord op de vluchtelingen.
De Turkse versie van het verhaal is anders dan die van Westerse historici en afstammelingen van de Armeense diaspora. Ankara heeft de omvang en de ernst van de gebeurtenissen consistent geminimaliseerd door te spreken over het “Armeense incident”. Het aantal slachtoffers werd geregeld herzien, tot ongeveer 300.000 nu. Turkije zegt dat dit aantal bijna gelijk is aan het aantal slachtoffers dat in dezelfde periode onder moslims viel, als gevolg van interculturele conflicten in dat deel van het land.
Het is een feit dat de Armeniërs geen schone handen hielden tijdens rellen in 1918 in Baku in Azerbeidzjan, die volgden na eerdere bloedbaden die door de Azeri-bevolking werden aangericht onder Armeniërs. De Azeri’s kozen tijdens de Eerste Wereldoorlog partij voor de Turken. Onderzoekers zijn het er doorgaans over eens dat het conflict bij alle partijen het slechtste naar boven bracht.
De regering van Recep Tayyip Erdogan volgde de afgelopen jaren een koers van ‘realpolitik’, door toe te geven dat er wreedheden zijn begaan en bloedbaden zijn aangericht onder Ottomaans bestuur, maar dat dit nu niet meer relevant is.
De Turken kwamen, na herhaalde pogingen van het Amerikaanse Congres om een resolutie aan te nemen waarin de term ‘genocide’ werd gebruikt, met een voorstel om een gemengd panel van Turkse en buitenlandse academici onderzoek te laten doen naar de kwestie. “Dit is een zaak voor historici, niet voor politici”, is het officiële Turkse standpunt.
Buitenlandse historici zien daar echter weinig heil in, omdat bekend is dat de Ottomaanse bestuurders weinig documentatiemateriaal nalieten over de gedwongen verplaatsingen en andere maatregelen die religieuze minderheden troffen. De Verenigde Staten aarzelden lange tijd om een standpunt in te nemen. Veertig Amerikaanse staten betitelden de gebeurtenissen tot nu toe als genocide, maar slechts twee presidenten, Gerald Ford en Ronald Reagan, namen die term publiekelijk in de mond. Alle Amerikaanse presidenten, inclusief de huidige president George W. Bush, gingen echter wel uit van het door de Armeniërs genoemde aantal slachtoffers van 1,5 miljoen.
Twintig landen en transnationale organisaties, waaronder het Europees Parlement en de Europese Raad, erkennen de gebeurtenissen als genocide. Die term werd in 1943 geïntroduceerd door professor Raphael Lemkin om de grootschalige moorden op Assyriërs door Irakezen in 1933, de Armeense bloedbaden van de Eerste Wereldoorlog en de uitroeiing van de Europese joden door de nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog aan te duiden.
De Turkse houding ten opzichte van landen die de moorden op de Armeniërs erkennen als genocide, wisselt. Canadese en Italiaanse bedrijven onderhouden goede handelsrelaties in de publieke sector, hoewel hun landen de genocide erkennen. Frankrijk en Zwitserland werden echter geregeld uitgesloten van zakelijke deals vanwege het standpunt dat hun parlementen innamen in de kwestie.
In 2006 werden Franse producten geboycot nadat en wet werd goedgekeurd die het ontkennen van de Armeense genocide verbiedt. Frankrijk telt de op één na grootste Armeense gemeenschap na de Verenigde Staten.
Refereren aan de Armeense genocide is in Turkije taboe. Wie dat wel doet, kan juridisch vervolgd worden. Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk en journalist Hrank Dink werden vervolgd en veroordeeld tot gevangenisstraffen omdat ze zich uitlieten over de kwestie. Dink werd vorig jaar doodgeschoten door een Turkse nationalist.
Na de Eerste Wereldoorlog gunden de geallieerden de Armeniërs een eigen land in 1918. De jonge Democratische Republiek Armenië (DRA) was echter geen lang leven beschoren. Turkse troepen vielen in 1920 een groot deel van het land binnen. Russische bolsjewieken wisten de Turken te verdrijven. In 1922 werd de DRA bij de Sovjet Unie gevoegd. Dat duurde tot 1991, toen het land weer onafhankelijk werd van Moskou.
Armenië begon in de jaren negentig van de vorige eeuw een oorlog tegen de Azeri’s en bezette de provincie Nagorno Karabach, waar 150.000 Armeniërs wonen. Turkije sloot als vergelding de grens met Armenië af, een maatregel die nog steeds geldt. De isolatie op de westelijke flank heeft de Armeense handel echter niet beïnvloed. Het bruto binnenlands product per hoofd van de bevolking is 3.000 euro. Dat is minder dan de ruim 3.800 euro in Turkije, maar naar regionale maatstaven niet slecht.
Naar schatting wonen er momenteel tussen 40.000 en 70.000 Armeniërs in Turkije. Veel van hen werken illegaal. Sommige Turkse politici pleiten ervoor om deze Armeniërs het land uit te zetten.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2795   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2795  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.