De crisis als opportuniteit voor een langetermijnvisie

Interview met Theo Rombouts, voormalig voorzitter Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

Op 25 september gaf Theo Rombouts als voorzitter van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling na vijftien jaar de fakkel door aan Philippe Maystadt. Duurzame Ontwikkeling is in de loop van die jaren ingeschreven in de grondwet en een begrip geworden in de Belgische federale structuren. Of iedereen er ook even erg mee begaan is, is een andere zaak. MO* blikte met Rombouts terug op de afgelegde weg.

  • Theo Rombouts. Theo Rombouts.


Hoe hebt u het concept van Duurzame Ontwikkeling in die jaren zien evolueren?

Theo Rombouts: Vijftien jaar geleden werd het begrip door sommige politici echt niet ernstig genomen. Een van hen had het over “gebakken lucht”. Ook de werkgevers- en werknemersorganisaties hadden er last mee. Maar toch begreep men dat beslissingen in onze samenleving niet langer enkel nog rekening moesten houden met de economische en de sociale context hier.

Het besef groeide dat ook andere groepen zoals ontwikkelingssamenwerking, de milieubeweging, de consumentenorganisaties en de jongerenorganisaties moesten betrokken worden bij het debat. Het is een hele vooruitgang dat ook die groepen vandaag structureel betrokken worden bij het brede overleg met werkgevers en werknemers. Dat is zonder meer de belangrijkste verwezenlijking van al die jaren.

Milieu en ontwikkeling waren destijds voor de softies?

Theo Rombouts: Mensen uit de ngo’s en de milieubeweging werden vroeger als excentriekelingen beschouwd, met al te idealistische verhalen, zonder te weten wat er op de vloer gebeurt. Die perceptie is volkomen veranderd omdat die organisaties heel erg geïnvesteerd hebben in kwaliteit en goed inzicht hebben in de argumenten van de anderen en in de economische en sociale context.

Het gaat over leden die de andere behoeften in onze samenleving met deskundigheid verdedigen en die vandaag geaccepteerd zijn in het debat. Het is nog niet ideaal, maar ze zijn er wel structureel bij. Door het overleg is men elkaar beter beginnen te begrijpen. Ook de kwaliteit van de mensen die hierbij betrokken zijn, hoog ligt. Men kan hen niet zomaar opzij schuiven en hun argumenten niet zomaar ridiculiseren.

Men heeft wel het aantal plaatsen van ngo’s in de raad teruggeschroefd van 12 naar 6.

Theo Rombouts: Dat klopt, maar we hebben dat dan toch weer kunnen corrigeren. (Het voorstel was om van 12 naar 4 zetels te gaan, nvdr). Vanuit de economische sfeer vond men dat de groep ngo’s in aantal te sterk was bij het natrekken wie voor welke positie gestemd had, als men geen consensuele standpunten had.

Ik denk niet dat die terugschroeving zo’n impact zal hebben, te meer omdat het echte werk gebeurt in de werkgroepen, waarop geen quota van toepassing zijn en men wel als gelijken spreekt. Het gaat erom te zien vanuit welke maatschappelijke groep een bepaalde tendens verdedigd wordt. Ik denk dat deze ingreep het overleg in de toekomst niet zal benadelen.

Wat herinnert u zich als moeilijke beslissingen in al die jaren?

Theo Rombouts: Als voorzitter heb ik me altijd gefocust op de dialoog, de groepen samenhouden, zorgen dat ze met elkaar spreken. De technische discussies gebeurden in de werkgroepen, die worden voorgezeten door iemand uit de academische wereld. Er waren zeker moeilijke thema’s: klimaat, energie, de sociale component in de Europese strategie, productnormen. Mijn taak bestond erin de mensen terug samen te brengen en met de top van die organisaties te gaan praten wanneer het vastliep.

Wat het soms wel moeilijk maakte is het feit dat wij een federale raad zijn, terwijl verschillende materies geregionaliseerd zijn. We zijn ook bezig met de Europese en de internationale context. Dat zijn allemaal verschillende niveaus. Tegelijk zien we dat de man- of vrouwkracht om dit op te volgen in de verschillende organisaties ook terugloopt omdat de middelen teruglopen. Het is ook zo dat men sneller wil investeren in zaken die onmiddellijk rendement hebben, zoals loononderhandelingen, sociale wetgeving, pensioenleeftijd, fiscale onderhandelingen, maar minder in conceptuele discussies om een trend te veranderen.

Zijn er dossiers waarin de FRDO het verschil heeft kunnen maken om het beleid in een andere richting te stuwen?

Theo Rombouts: Er is niet zoiets als een clickmoment geweest waarna het allemaal anders werd. Wel een geleidelijke erkenning van de duurzaamheidsaspecten. Zo is er de DOEB gekomen, de Duurzame Ontwikkeling Effect Beoordeling, die hoe langer hoe meer bij elke beslissing op federaal niveau moet worden meegedeeld aan de ministerraad. Dat gebeurt nog veel te weinig, maar het is wel een manier waarop de regering verplicht wordt de andere aspecten minstens te vernoemen, als signaal dat er naar gekeken is. Het grondstoffenbeleid, de eerlijke verdeling van de klimaateffecten, het mobiliteitsprobleem, als je geen dwingend kader hebt om die aspecten onder de aandacht te brengen, is het makkelijk voor een regering daaraan voorbij te gaan. Vandaag is er een structureel kader. Ook het maatschappelijk draagvlak en de media-aandacht is gegroeid.

We hebben kunnen wegen op de trend, minder dan op de punctuele zaken. Ofschoon heel wat adviezen ook een invloed gehad hebben op bijvoorbeeld isolatiemaatregelen, energie-efficiëntie of de discussie rond wereldhandel. Vandaag zal niemand nog zeggen dat er geen rekening moet gehouden worden met CO2 uitstoot, tegenover tien jaar geleden. Niemand zal nog zeggen dat een beleid dat de ongelijkheid in de wereld bevordert, irrelevant is. Dat bewustzijn veranderen vind ik belangrijk, en uiteraard moet dan de implementatie volgen.

Het begrip is inmiddels ook in de grondwet opgenomen.

We zitten in een globale crisis, en alles wat van aard is om indruk te maken op het kostenplaatje en niet op het maatschappelijke profit plaatje, daar wil men zich niet toe engageren.

 

Theo Rombouts: Dat is vanuit het parlement zelf gebeurd en niet iedereen in de raad was het daarmee eens. Sommigen vreesden voor te veel regelgeving. Het parlement had nog meer kunnen doen, er had meer discussie moeten zijn over duurzaamheidsaspecten en er is veel te weinig transversaal denken. De verkokering domineert. Het is niet normaal dat er niet regelmatig een debat is over de interactie van verschillende maatregelen. Het mobiliteitsbeleid moet bijvoorbeeld toch meer zijn dan nagaan hoe rij ik van A naar B in 5 minuten minder tijd.

Je moet kijken naar het stedelijk weefsel, naar bijkomende impact. Dat bredere denken gebeurt veel te weinig.

Precies de politici blijven achter in dit thema.

Theo Rombouts: De verkokering maakt dat je maar kan scoren op je eigen domein. Daarom waren wij blij met een vicepremier Duurzame Ontwikkeling, maar de visie is zeker nog niet ingeburgerd. Sommige punctuele dossiers komen wel op de agenda, eerder uit noodzaak van de problemen. Maar bijna nooit wordt de oefening gemaakt of alle elementen van een beleidsbeslissing samen focussen op een duurzaamheidsvisie

De discussie over grondstoffengebruik zou moeten gekoppeld worden aan een visie op ontwikkeling vanuit de duurzaamheidsaspecten. Ontwikkelingswerk zou het moeten mogelijk maken dat mensen ter plaatse hun grondstoffen kunnen gebruiken en een sociaal netwerk uitbouwen waarop ze zich kunnen terugplooien. Dat is veel belangrijker dan hulpverlening. De klimaatwijziging dwingt ontwikkelingssamenwerking ook dit probleem op te nemen, door het overbrengen van deskundigheid. Dat zijn manieren om naar die problemen te kijken vanuit een duurzaamheidsvisie.

We zitten in een globale crisis, en alles wat van aard is om indruk te maken op het kostenplaatje en niet op het maatschappelijke profit plaatje, daar wil men zich niet toe engageren. Veel van de duurzaamheidsnoden worden gezien als kosten.

Men raakt niet voorbij de korte termijn

Theo Rombouts: Bij alle bestuurders, zowel in het Westen als in de opkomende economieën, merkt men dat ze aan de bevolking geen boodschap willen brengen dat het allemaal moeilijker gaat worden. We hebben een gebrek aan goeie ambassadeurs om de evenwichten in het verhaal te brengen, mensen als Nicolas Stern, die aantonen dat iets doen méér loont dan niets doen. Dat weegt vandaag allerminst door in het internationale discours. Het is nog steeds een kostendiscours, net zoals men vroeger het ook enkel als een kostenplaatje zag dat mensen goed werden betaald voor hun werk, terwijl men nu weet dat dit een synergetisch effect heeft: een goede sociale context verhoogt het rendement, de gezondheidstoestand van de mensen en de arbeidsvreugde.

De crisis maakt dat er alleen nog maar over groei kan gesproken worden.

Theo Rombouts: Duurzame ontwikkeling gaat over ontwikkeling en ontwikkeling gaat over groei. Er zijn veel noden in onze samenleving en die noden wegwerken is ontwikkeling. We moeten wel zien hoe we die ontwikkeling definiëren en of we daarvoor alleen het concept van bruto nationaal product gebruiken. Men moet kijken naar groei, maar naar de juiste groei en de vraag stellen of het welzijn van de mensen op de planeet is toegenomen.

De vraag is: doen we het beter? Dat is niet de groei waar men traditioneel over spreekt. Men moet kijken of de armoede is verminderd, of we goed zijn omgegaan met de grondstoffen, of we zorg hebben gedragen voor de biodiversiteit, of de vrede is toegenomen. Men moet andere indicatoren vinden en het concept van welzijn vooraan plaatsen maar daarvoor is één indicator die dit alles samenvat onvoldoende. Dat is niet in strijd met productie, het is andere productie, het is ontwikkeling en vooruitgang. Duurzame Ontwikkeling bevordert een eerlijke en juiste vooruitgang. Mensen zijn voor elkaar verantwoordelijk om de noden weg te werken. Dat is een positief verhaal en ik ben er geen voorstander van het voor te stellen dat we minder zouden moeten doen.

Wat ziet u als de grote uitdaging voor de komende tien jaar?

Theo Rombouts: De grote opdracht bestaat erin de crises waarmee we nu geconfronteerd worden, te integreren in een langetermijnvisie en dit moment te gebruiken als een opportuniteit om die langetermijnvisie te laten doorbreken. Dat is de grootste uitdaging. En daarbij het mondiale plaatje in het oog houden, daar kan je niet buiten vandaag. Het lokale is wel het niveau waarop het moet gebeuren. De hogere instanties moeten garanderen dat het lokale zich kan ontwikkelen conform de langetermijnvisie. Wat lokaal gebeurt is heel belangrijk, maar het moet ondersteund worden door overkoepelende structuren en gesprekspartners. Je mag de langetermijnvisie en de globale visie niet als alibi gebruiken om niets te doen, maar lokaal beleid dat niet verankerd is in een brede visie, met mankracht en structuren, riskeert amateuristisch te zijn.

Welke aanbevelingen geeft u mee voor uw opvolger?

Theo Rombouts: Ik ben blij dat Maystadt de opvolging aanvaard heeft, ik denk dat hij veel gezag zal hebben in structuren die vroeger minder toegankelijk waren, zoals de financiële wereld. Hij kent die heel goed. Hij heeft Europese ervaring in investeringsdossiers. Wanneer zo iemand opkomt voor Duurzame Ontwikkeling, is dat een goed uithangbord voor het concept. Maar gezien hij uit de Belgische context verdwenen is, zal hij veel aandacht moeten geven aan hoe de Belgische civiele samenleving functioneert, hoe de verschillende groepen interageren, welke invloeden ze hebben, dat zal een punt zijn waar hij niet de evidente bagage voor heeft en dat zal voor hem de grootste aanpassing zijn denk ik.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Latijns-Amerika & ecologie
    Alma De Walsche schrijft over ecologische thema’s, van klimaat- en energiebeleid, over landbouw- en voedsel tot transitie-initiatieven en baanbrekers. Ze volgt al enkele decennia Latijns-Amerika, met een speciale focus op de Andeslanden.

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.