De strijd om vrouwen en kinderen in Afghanistan: Habiba Sarabi

In Afghanistan is het soms moeilijk om positieve verhalen te sprokkelen. Toch leven zelfs in het verscheurde land beleidsmakers die het leven van minderheidsgroepen en Afghanen in het algemeen mooier proberen te maken. Habiba Sarabi, de eerste vrouwelijke provinciegouverneur in het land, stelt haar werk in de arme Bamiyan-provincie in het teken van gendergelijkheid, onderwijs, toerisme in natuurgebieden en de strijd tegen armoede voor de hele bevolking. 

  • U.S Embassy Kabul Afghanistan Voor haar werk als eerste vrouwelijke provinciegouverneur in Afghanistan kreeg Habiba Sarabi vorige maand de Ramon Magsaysay Award. U.S Embassy Kabul Afghanistan

Op 25 juli werden de winnaars van de jaarlijkse Ramon Magsaysay Awards, de Aziatische variant van de Nobelprijs, bekendgemaakt. De prijs werd opgericht ter nagedachtenis van de populaire Filipijnse president die in 1957 bij een vliegtuigcrash om het leven kwam en bekroont elk jaar vijf personen of organisaties die zich inzetten voor mensenrechten en ontwikkeling.

Een van de winnaars van dit jaar is Afghaans gouverneur Habiba Sarabi. De organisatie bekroont haar op basis van ‘haar gedurfde leiderschap in het opbouwen van een functionerende provinciale overheid om ondanks grote obstakels – onhandelbare politieke tegenstanders, een harde en verarmde omgeving, en wijdverspreide culturele discriminatie – haar volk te dienen’. Dat doet ze volgens de organisatie ‘met een hoopvolle hardnekkigheid die geworteld zit in haar voortdurende engagement voor vrede en ontwikkeling in Afghanistan’.

In boerka de grens over

Sarabi, zelf een uitzondering op de regel dat Afghaanse vrouwen tot 2001 grotendeels uit het onderwijs geweerd werden, studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Kaboel, behaalde in India via een beurs vanuit de Wereldgezondheidsorganisatie een doctoraat in de hematologie en gaf in de Afghaanse hoofdstad les aan een medisch instituut. Na de overname van Kaboel door de taliban in 1996 werd het voor Sarabi moeilijk om haar baan als dokter te blijven uitoefenen. Daarop besloot ze naar Pakistan te vluchten om haar dochters naar school te kunnen laten gaan.

In Pakistan werkte Sarabi als lerares in een vluchtelingenkamp in Peshawar. Van daaruit ging ze op geregelde basis en vermomd in een boerka illegaal terug naar Afghanistan om er een clandestien netwerk van meisjesscholen op te richten en te onderhouden. Tijdens die tochten trok ze te voet – ‘want alle Afghaanse vrouwen die er eerder passeerden moesten dat ook te voet doen’ – over de bergen op de grens tussen de twee landen.

Van vluchteling tot minister en gouverneur

Tegelijkertijd ijverde Sarabi ook in Pakistan voor bewustmaking rond vrouwen- en kinderrechten. Zo werkte ze voor verschillende hulporganisaties, gaf ze voordrachten in vluchtelingenkampen en trok ze het land door om zoveel mogelijk mensen bewust te maken van de precaire situatie van vrouwen in haar thuisland.

Na de Amerikaanse inval en de verdrijving van de taliban uit Kaboel keerde Sarabi meteen terug naar Afghanistan om meer scholen te kunnen openen rond Kaboel. In 2003 kreeg ze omwille van haar werk de post van minister van Vrouwenzaken aangeboden. Die ervaring beschrijft Sarabi zelf als een opgave: ‘Toen ik minister werd, waren genderdiscussies een volledig nieuw gegeven in Afghanistan. Niemand praatte erover. Daardoor werd het een uitdaging om mensen te overtuigen met me samen te werken aan een nieuw genderbeleid.’

In 2005 ruilde Sarabi haar post weer in voor het gouverneurschap van de arme maar mooie provincie Bamiyan. Daarmee werd ze de allereerste vrouwelijke Afghaanse gouverneur.

Vooruitgang verloopt traag

Sarabi benadrukt twee factoren die volgens haar de grootste rol spelen in de emancipatie van vrouwen – onderwijs en toegang tot beleidsposities. Die nadruk op scholing krijgt alvast steeds meer ingang in Afghanistan. Volgens de Afghaanse minister van Onderwijs gaan op dit moment 10,5 miljoen Afghaanse kinderen naar school. Veertig procent daarvan zijn meisjes. In 2001, toen de taliban het land nog controleerden, lag dat totale aantal op 800.000 en was er geen enkele vrouwelijke leerling. Deze cijfers worden vaak gecontesteerd door onafhankelijke onderzoekers, al bevestigen die ook dat er vandaag zeker veel meer kinderen en met name meisjes onderwijs volgen dan tien jaar geleden.

‘Toen ik minister van Vrouwenzaken werd, waren genderdiscussies een volledig nieuw gegeven in Afghanistan’

Toch betekent die evolutie vooral voor het platteland niet noodzakelijk een grote vooruitgang. Volgens UNFPA, het orgaan van de VN dat zich richt op seksuele en reproductieve gezondheid, was 83,5 procent van de vrouwen in de Bamiyan-provincie in 2012 nog steeds ongeletterd. Al die cijfers tonen aan dat meisjes steeds meer naar school gaan, maar dat Sarabi’s project een van lange adem zal worden. In een land waar conservatieve krachten en groeperingen schoolgaande meisjes nog steeds tegenwerken of bedreigen, en gewapende groeperingen scholen en gezondheidscentra op regelmatige basis aanvallen, is vooruitgang boeken dan ook geen gemakkelijke opgave.

‘Klassieke landbouw steeds meer gemoderniseerd’

Sarabi is vooral trots op de veranderingen in de gezondheidszorg en landbouw die de provincie onder haar mandaat doormaakte. ‘De landbouwbevolking ruilt haar klassieke benadering van landbouw steeds meer om voor moderne technieken. Zo bracht de lokale aardappelteelt door slechte wegen en een gebrek aan opslagmogelijkheden enkele jaren geleden niet veel op. Op dit moment beschikken we echter over meer dan 1000 opslagplaatsen voor aardappelen en zijn onze wegen in betere staat’, zo zegt Sarabi.

Bovendien beschikt de provincie volgens de gouverneur op dit moment over 76 dokterspraktijken, een provinciaal hospitaal en drie lokale klinieken. ‘Door het feit dat we in 2012 tachtig vroedvrouwen konden trainen, zijn we erin geslaagd de kindersterfte naar beneden te halen’, voegt de gouverneur eraan toe. Tegelijkertijd weerklinkt onder de bevolking de kritiek dat de gezondheidsdiensten die het provinciebestuur in de steden organiseert, zich niet over de hele provincie verspreiden. Ongeveer tachtig procent van de bevolking leeft in die plattelandsgebieden.

Het feit dat Sarabi geen deel uitmaakt van een grotere politieke partij speelt een grote rol bij die kritiek. Die onafhankelijkheid zorgt er voor dat ze populair is onder de bevolking – zelf zegt ze dat mensen door haar apolitieke imago ‘minder bang zijn om met me te praten’ – maar tegelijkertijd beperkt Sarabi’s onafhankelijke positie haar politieke macht en invloed om grote projecten te financieren. Bovendien zeggen bewoners dat de provincie net omdat ze minder hard getroffen werd door de oorlog van de afgelopen jaren vaak genegeerd wordt bij investeringen en heropbouwprojecten vanuit de regering en vanuit de internationale gemeenschap.

Kan toerisme Afghanistan redden?

Een ander onverwacht thema waar Sarabi op inzet, is de promotie van Bamiyan als groene toeristische trekpleister. De provincie is in Afghanistan bekend om haar enorme Boeddhabeelden die in 2001 door de taliban werden opgeblazen. De overblijfselen ervan liggen nog steeds in hun enorme niches. Bovendien ligt ook het eerste erkende nationale natuurgebied van Afghanistan binnen de grenzen van de provincie. Sarabi zette zelf haar schouders onder de erkenning van het domein.

Bij de opening van het natuurgebied in Band-e-Amir stelde Sarabi strenge regels op om de natuurlijke rijkdom er zo goed mogelijk te beschermen. Zo is het voor picknickers verboden om hun auto’s rond het meer te parkeren, werd een ferrydienst afgeschaft uit vrees voor beschadiging van de bodem van het meer en – een voor de bevolking meer controversiële beleidskeuze – liet Sarabi alle restaurants en winkels rond het meer slopen omdat de uitbaters hun afval vaak in het meer dumpten. Op die manier wil de gouverneur de natuurlijke rijkdom tegelijkertijd bewaren en aantrekkelijk maken voor buitenlandse toeristen.

Haar inzet voor de conservatie van het meer leverde Sarabi in 2008 een plaats op de lijst van zogenaamde Helden van het Milieu van TIME  op. Op dit moment trekt het eerste nationale park in Band-e-Amir jaarlijks enkele duizenden lokale toeristen, maar buitenlandse toeristen zijn er – om voor de hand liggende redenen – nog niet. Of het toerisme de streek de komende jaren dan ook veel zal opbrengen, zal blijven afhangen van de veiligheidssituatie.

Dat de overblijfselen van de wereldberoemde boeddha-beelden in steeds slechtere staat verkeren en de spanning in de streek rond Bamiyan – samen met het aantal burgerslachtoffers – weer toeneemt nu de NAVO-troepen zich uit het land terugtrekken, lijkt de vrees te bevestigen dat Habiba Sarabi zowel in haar strijd voor gendergelijkheid als in de economische opbouw van Afghanistan nog bergen werk te verzetten heeft. Gelukkig heeft een berg de gouverneur nog nooit tegengehouden.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.