Debat: Kan duurzame landbouw de wereld redden?

Op wereldvoedseldag 16 oktober houden de Vlaamse ontwikkelings- en milieuorganisaties hun campagne “Landbouw2015” boven de doopvont. De slogan is dat een kleinschalige, duurzame familielandbouw volstaat om iedereen eten te geven zonder een aanslag te plegen op de aarde. Prof. Erik Tollens, Vlaams beleidsadviseur Gabriel Ysebaert, Thierry Kesteloot van Oxfam solidariteit en Gert Engelen van Vredeseilanden geven commentaar op die stelling.
Het zijn de boeren die voedsel produceren. Toch woont volgens VN-cijfers 75 procent van de 852 miljoen hongerigen op het platteland. Van die paradox vertrekt de campagne “Landbouw 2015”. Na één jaar actie rond de acht VN-Millenniumdoelen voor ontwikkeling haalt ze het eerste millenniumdoel voor het voetlicht: de extreme armoede en het aantal mensen die honger lijden halveren tegen 2015.

Om daar iets aan te doen breken de campagnevoerders een lans voor duurzame landbouw: familiaal gerunde bedrijven die voorzien in de lokale voedselnoden, in harmonie met de beschikbare natuurlijke rijkdommen. Om die bedrijfjes te beschermen tegen de bikkelharde concurrentie op de wereldmarkten, moeten landen die dat wensen het recht krijgen hun landbouwsector met quota’s of importheffingen te beschermen tegen de concurrentie uit het buitenland.

Is kleiner ook beter ?

Zijn de kleine, arbeidsintensieve familiebedrijfjes inderdaad efficiënter in de strijd tegen honger dan industriële landbouwbedrijven ? “Dat hangt af van het product”, nuanceert Erik Tollens, hoogleraar aan de Universiteit van Leuven. “Voor suikerriet of palmolie kan je beter grootschalig werken, ook wanneer de productie bestemd voor lokale consumptie is bestemd”. Gabriel Ysebaert, beleidsadviseur van de Vlaamse gemeenschap, verdedigt een industriële aanpak: “Elke vorm van mechanisatie verhoogt de productiviteit. Veel van de tewerkstelling in de arbeidsintensieve landbouw komt in ontwikkelingslanden eigenlijk neer op een vorm van verdoken werkloosheid. Een kleinschalige aanpak biedt dan weer sociale voordelen”.

“De grootschalige, exportgerichte landbouw is een systeem dat dateert uit de koloniale tijd, en de geschiedenis leert dat die aanpak niet veel heeft gedaan voor armoedebestrijding”, argumenteert Thierry Kesteloot van Oxfam solidariteit. “Familiale boerderijen kunnen beter inspelen op de lokale noden, terwijl de exportlandbouw mensen voor hun inkomen afhankelijk maakt van de prijsschommelingen op de internationale markten”.

Voor Gert Engelen van Vredeseilanden ligt het wezenlijke verschil tussen de familiale en industriële landbouw niet in de omvang of het gebruik van moderne technologieën. “De familiale bedrijven gaan op zoek naar een sociaal en ecologisch evenwicht, bij de industriële aanpak gaat het enkel om winst”. “Niet elke kleine boer is noodzakelijk iemand die zorg draagt voor het milieu”, geeft Kesteloot wel toe. Ook voor professor Tollens rijmt kleinschalig niet noodzakelijk op duurzaam. “Kleine bedrijfjes gebruiken minder meststoffen, maar putten de bodem meer uit.” Ysebaert: “Je kan geen ecologisch paradijs bouwen op een economisch kerkhof: om te investeren in duurzame technieken heb je inkomsten uit de export nodig.

Markten opnieuw afschermen ?

Dat arme landen in sommige omstandigheden hun toevlucht mogen nemen tot maatregelen om de binnenlandse productie te beschermen, is volgens Ysebaert en Tollens ook binnen de Wereldhandelsorganisatie (WHO) weinig omstreden. “De WHO erkent de mogelijkheid om producten die belangrijk zijn voor voedselzekerheid en plattelandsontwikkeling te beschermen tegen concurrentie uit het buitenland”, zegt Ysebaert.

Ze verwijzen naar de “special en differential treatment” en de “special products”, twee onderdelen van de Doha-onderhandelingen. Die komen er voorlopig niet door omdat de Doharonde in het slop zit, maar dat vindt Gert Engelen van Vredeseilanden niet al te jammer. “Belangrijker is dat de hele algemene trend naar liberalisering is gestopt.” Hij vindt overigens dat ook rijke landen hun landbouwmarkten moeten kunnen afschermen. “We moeten bijvoorbeeld de voorkeur geven aan suiker uit de Europese Unie, aan interne marktprijs die overeenkomt met de reële productiekost”. “Uit solidariteit kunnen we een deel van de suiker uit het Zuiden importeren, maar dan bij voorkeur niet uit Brazilië, waar de suikerplantages ten koste gaan van de kleinschalige familiale landbouw”.

Volgens de Leuvense professor Tollens wordt vaak vergeten dat ook armen hun voedsel moeten kopen en dus gebaat zijn bij vrijhandel en lage prijzen, in de steden maar ook op het platteland. En als de rijkdom uit het internationale handelsverkeer niet doorsijpelt naar de armste bevolkingslagen? Tollens: “Dan is het aan de lokale bewindslieden om daar iets aan te doen. Een land als Congo investeert ongeveer twee procent van zijn inkomen in de landbouw, dat is het schandaal. Ze zouden beter wat minder uitgeven aan het leger en luxe-artikelen”.

“We hebben niets tegen handel”, zegt Kesteloot, “maar je kan niet in een klap overgaan naar een wereldwijde concurrentie op de landbouwmarkt. We beschouwen regionale integratie als positief, wanneer het gaat tussen partners die ongeveer dezelfde koopkracht hebben”. In Afrika doet een overhaaste liberalisering ontluikende industrieën de das om. “Die landen verliezen twee keer: in de landbouw en in de andere sectoren waar ze ook niet kunnen concurreren.

Maleisië, Thailand en Zuid-Korea zijn voor Kesteloot voorbeelden van landen die kapitaal hebben verzameld door hun markten af te schermen. “We pleiten niet voor een status quo, maar willen van landbouw de een hefboom maken voor economische ontwikkeling, bijvoorbeeld door meer verwerkte landbouwproducten te gaan verkopen”. Daar kan ook Ysebaert zich bij aansluiten “De ontwikkelingslanden moeten meer kansen krijgen om afgeleide producten te gaan verkopen, zoals koekjes of gebrande koffie, daarmee kunnen ze meer verdienen en buitenlandse investeerders lokken.”

Oproep aan de consument

En wat kunnen we zelf doen ? De bewuste consument wordt vriendelijk verzocht zoveel mogelijk duurzaam geproduceerde en dus lokale producten te kopen. Je hoeft je dus niet schuldig te voelen bij aankoop van een mango of ananas (liefst bio), bevestigt Engelen, maar loopt best met een wijde boog om de appelen met een kerosinegeurtje uit Argentinië of Nieuw-Zeeland. MDG1

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.