Duurzaam investeren: de kinderschoenen ontgroeid

Duurzaam of ethisch investeren is een kameleon met Angelsaksische en religieuze wortels. Het verschijnsel draagt uiteenlopende namen zoals duurzaam, bewust, alternatief, groen, sociaal of maatschappelijk verantwoord investeren en omvat een breed gamma van investeringsinstrumenten. Al in de achttiende eeuw ageerden vooral de quakers en de methodisten tegen bedrijven die op de een of andere wijze betrokken waren bij de alcoholproductie of de slavernij.
Anderzijds waren deze religieuze bewegingen niet te beroerd om deel te nemen aan het marktgebeuren, integendeel. Toen rond 1920 de beurskoersen in de Verenigde Staten de hoogte in gingen, ontstond vrijwel automatisch de uitdaging om een deel van deze groei mee te pikken, maar zonder tegelijk de religieuze moraal te verloochenen. Als antwoord verscheen in 1928 het eerste ethisch investeringsfonds. Dit fonds vertaalde zijn religieuze moraal in het afwijzen van zogenaamde sin stocks of ‘zondige aandelen’, waarbij de zonde er vooral in bestond schade te berokkenen aan het door God gegeven lichaam. Alcohol was dus een zondig gegeven, maar ook gokken en verder alle activiteiten die tot gewelddadigheid voerden. In al deze gevallen wordt de hoogste gift van God, het geschapen lichaam, door eigen activiteiten van mensen aangetast of vernietigd.

Vandaag spelen religieuze bewegingen nog altijd een belangrijke rol op de markt voor ethische investeringen, zeker in de VS. Maar vanaf de jaren 1970 verschenen ook niet-religieuze groepen op de markt. De Vietnamoorlog en later de anti-apartheidsbeweging waren twee belangrijke katalysatoren in deze ontwikkeling. Telkens werden via de financiële markten bedrijven geviseerd die op de een of andere manier betrokken waren bij de oorlog of bij investeringen in Zuid-Afrika. Nog later kwamen ook de eerste milieufondsen op de markt. Vanaf de jaren 1980 is in de VS het hek van de dam. Sindsdien bieden grote spelers op de financiële markt zoals grootbanken actief de zogenaamde SRI of Socially Responsible Investment-producten aan.

Het eindresultaat van deze evolutie is dat volgens sommige schattingen momenteel in de VS een dollar op acht ethisch geïnvesteerd wordt. In Europa halen de ethische investeringen ongeveer een halve procent van alle belegde kapitaal. Hierbij is wel enige voorzichtigheid geboden. Het percentage van ethische investeringen in de VS bevat immers alle beleggingsproducten die bij hun selectie van aandelen en obligaties niet exclusief naar de financiële opbrengst kijken. Dit impliceert dat ook zogenaamde vice funds – investeringen toegespitst op alle sectoren die klassiek verbannen worden zoals wapens, tabak en pornografie – in bepaalde gevallen tot de ‘ethische’ investeringen kunnen behoren. Bovendien kan een ethische dollar geïnvesteerd worden in een onderneming omdat ze uitblinkt in gelijkberechtiging van homoseksuelen, maar evenzeer in een onderneming omdat ze net niet uitblinkt in het gelijk behandelen van homoseksuelen.

De enorme discrepantie tussen de hoeveelheid geld die in de VS ethisch belegd wordt en de marginale aandelen op het Europese vasteland moet dan ook in eerste instantie verklaard worden vanuit een zeer diverse invulling van de notie ‘ethiek’ of, indien de lezer dat verkiest, ‘duurzaamheid’. Maar het oude continent beent snel bij. De prille pioniers van vroeger zijn uitgegroeid tot professionele organisaties. Anderzijds zijn ook de klassieke spelers op de financiële markten (voornamelijk banken) veel meer dan vroeger bereid om ethische producten aan te bieden. Recentelijk merken we dat zowel de NGOs als die klassieke spelers grotere groepen gaan vormen om onderling informatie uit te wisselen. Ook ethisch investeren ontsnapt uiteindelijk niet aan de schaalvergroting die de financiële markten de voorbije decennia doorgemaakt hebben.


Een methodologisch kluwen

Hoe selecteert een ethisch fonds zijn bedrijven? Het antwoord op deze vraag verschilt sterk van fonds tot fonds. We onderscheiden een drietal verschillende methoden: een relatieve, een absolute en een adviesbenadering.
Bij de relatieve of best in class-benadering bestaat het einddoel erin de x procent best presterende bedrijven te selecteren, volgens een bepaalde lijst van criteria. Meestal wordt de selectie sectorieel georganiseerd, eventueel aangevuld met een geografisch criterium. Bijvoorbeeld: de tien procent best presterende bedrijven uit de Europese energiesector. Het nadeel van deze methode is dat die tien procent beste bedrijven uit een sector daarom nog niet behoorlijk hoeven te presteren vanuit een ethisch of duurzaam standpunt.
De absolute benadering volgt de weg van de klassieke financiële ratingbureaus en kent een absolute score toe aan elk bedrijf dat doorgelicht wordt. Daarna wordt meestal een minimumscore gedefinieerd waaraan een bedrijf dient te voldoen om in aanmerking te komen voor een ethisch register of een ethisch fonds. Het Duitse Oekom Research bijvoorbeeld hanteert de letterscores A, B, C en D en combineert die met een plus-, min- of neutraal- (~) teken. Het stelt als onderste limiet dat een bedrijf minstens een C+ dient te halen om in aanmerking te komen voor een ethisch fonds. Op deze manier schakelt Oekom Research het probleem uit dat samenhangt met een relatieve benadering. Wanneer een sector in zijn geheel slecht presteert, verdwijnt de hele sector gewoon uit de selectie.
Bij de adviesbenadering formuleert een groep externe en onafhankelijke deskundigen een advies voor of tegen de selectie van een bepaald bedrijf. Ethibel is hier een typevoorbeeld van. Enerzijds hanteert deze screeningsorganisatie een best in class-benadering, waarbij in principe geen sectoren uitgesloten worden. Maar in tweede instantie wordt het oordeel van het eigen researchteam voorgelegd aan een groep externe experts die een finaal advies uitbrengen over de aanvaardbaarheid van de selectie. Hier kan in principe een probleem van transparantie ontstaan omtrent de criteria die de experts in kwestie hanteren om een bedrijf al of niet te aanvaarden.

Naast deze methodologische verschillen bestaan er in de ethische beleggingswereld ook belangrijke verschillen in de lijst van criteria waaraan getoetst wordt, de diepgang en kwaliteit van de controle en de opvolging van de controle achteraf. De criteria zijn meestal een samenraapsel van wat NGOs en internationale organisaties als de OESO, de VN en de Internationale Arbeidsorganisatie als gedragsregels voor ondernemingen lanceren. Door deze diversiteit zijn er belangrijke verschillen in de kwaliteit en de aard van de ethische selectie, maar deze verschillen zijn voor de ethische investeerder en soms zelfs voor de aanbieder van ethische fondsen niet altijd even duidelijk en doorzichtig. Een voorbeeld is de Britse FTSE4Good.

In het landschap van de ethische investeringen is de lancering van de FTSE4Good ongetwijfeld een belangrijke ontwikkeling gebleken. De doorlichting voor deze index wordt geleverd door EIRIS, een Britse screeningsorganisatie met een behoorlijke reputatie. Aan het lanceren van dit beleggingsinstrument ging een uitgebreide consultatieronde in de wereld van ethische investeerders in verschillende landen vooraf. En toch roept het eindresultaat op velerlei vlakken vragen op. Er zijn dan ook allerlei tekorten in de screeningsmethode. Zo wordt van een bedrijf verwacht dat het een milieumanagement voert volgens een zestal normen. Maar om geselecteerd te worden, volstaat het dat een beperkt deel van de activiteiten (twintig procent) volgens die normen uitgevoerd wordt. Maar hoe zit het met de overige activiteiten? De analyse is ook nog in andere opzichten beperkt. Wanneer een bedrijf minder dan twintig procent van de aandelen in een ander bedrijf bezit, worden de activiteiten van dat dochterbedrijf niet doorgelicht. De analyse houdt dus op bij het moederbedrijf zelf en er wordt geen rekening gehouden met wat de dochterbedrijven doen. Bovendien blijkt de vooruitgang die een bedrijf maakt, vooral in zijn managementsystemen, belangrijker dan de feitelijke handelingen van dat bedrijf. Het is dus de trend die beslissend is voor de uiteindelijke selectie. Maar zijn de feitelijke resultaten niet veel belangrijker? Een dief die van twee diefstallen per maand evolueert naar een diefstal per maand, blijft uiteindelijk nog altijd een dief.

Gelijkaardige problemen doen zich ook voor met betrekking tot de Amerikaanse Dow Jones Sustainability Index. De selectie gebeurt hier bijvoorbeeld vrijwel uitsluitend op basis van een vragenlijst die doorgestuurd wordt naar de aangezochte bedrijven. Maar niet alle bedrijven antwoorden en de antwoorden zelf worden slechts in beperkte mate op hun betrouwbaarheid gecontroleerd.

Een onderzoek van Avanzi omtrent de criteria die Europese ethische investeringsfondsen hanteren, levert ook merkwaardige resultaten op. Zo onderzoekt slechts dertig procent van alle fondsen de gegevens omtrent goed beheer van de onderneming. Dit gebeurt bijna alleen voor Britse fondsen en daarnaast speelt dit criterium enkel ook een rol in België en Zwitserland. En dit ondanks alle aandacht die het goed beheer van ondernemingen de laatste jaren gekregen heeft! (Meer informatie omtrent dit onderzoek op www.sricompass.org/trends).

Voor de consument (de ethische investeerder) lijken dergelijke methodologische zwaktes een ernstige bedreiging voor de samenstelling van een ethische portfolio. Tot nu toe is die consument zich daar echter nauwelijks van bewust en kunnen aanbieders hun ethische producten verkopen zonder al te veel inzage te moeten geven in de gehanteerde methodologie. Sterker nog, de aanbieders hebben dus vaak zelf niet eens een helder zicht op de selectieprocedure en de selectiecriteria. Dit is natuurlijk niet zonder gevaren. Als de consument een duurzame, ethische of sociaal verantwoorde investering selecteert – en daarvoor eventueel zelfs een meerkost betaalt in termen van bijvoorbeeld hogere beheerskosten – en die blijkt uiteindelijk niet zo duurzaam of ethisch te zijn, voelt hij of zij zich bekocht. Dit soort kortsluitingen kan bij elke vorm van beleggen ontstaan, maar is wellicht nog gevaarlijker in elke situatie waarin een beroep gedaan wordt op de edele bedoelingen van de consument. Edele bedoelingen zijn immers uiterst kwetsbaar en misbruik ervan leidt vrijwel onvermijdelijk tot cynisme. Dit kan het vertrouwen in de markt van de ethische beleggingen sterk ondergraven.


Besluit

Ethisch investeren start uiteindelijk altijd vanuit een onvrede met de werking van de markt. In een vrije markt zal kapitaal stromen naar de plaatsen waar de grootste financiële opbrengsten en uiteindelijk ook de meeste welvaart gegenereerd worden. De onenigheid begint echter bij de vraag hoe je ‘opbrengst’ en ‘welvaart’ meet. Is het voldoende als je enkel de financiële opbrengsten van investeringen afweegt? Moet je ook niet kijken naar het sociaal rendement, de winst voor het milieu, de opbrengst in termen van respect voor de mensenrechten?

De ethische investeringsbeweging beschouwt de klassieke kapitaalmarkten als bijziend. Kapitaalstromen die enkel gestuurd worden door de drang naar financiële opbrengst, kunnen niet leiden tot een groter welzijn voor iedereen en zullen integendeel dat welzijn soms veeleer bedreigen dan ondersteunen. Deze activistische inslag vormt zowat de ziel van de ethische investeringsbeweging en iedereen is het daar ongeveer ook over eens. Veel minder eensgezindheid bestaat er over de vraag welke precies die extra maatstaven zijn die we moeten bestuderen om te beslissen of een investering de moeite waard is. Moeten we kijken naar de milieubalans die een onderneming kan voorleggen, of veeleer naar de sociale balans? En wat met het respect voor de mensenrechten, het bevorderen van de inschakeling van andersvaliden of minderheden? Deze verschillen in klemtoon en opvattingen over de meest cruciale elementen voor het welzijn van iedereen, vormen de aanleiding tot de meest diverse types van beleggingsproducten. Die differentiatie zet zich in Europa nog altijd door en is uiteindelijk een weerspiegeling van de waardendiversiteit in onze samenleving.

Op zich is deze diversiteit in de invulling van het begrip ‘duurzaam’ of ‘ethisch’ nog niet echt problematisch, integendeel, ze is wellicht nodig voor de verdere groei van de ethische investeringsbeweging. Cruciaal is echter de wijze waarop die diverse producten uiteindelijk aan de man gebracht worden. Wat koopt de consument? En hier zijn er nogal wat wolfijzers en schietgeweren. Duurzaamheid is een modewoord geworden met een aantrekkelijk marketingpotentieel. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat banken allerlei zogezegd duurzame producten verkopen, ook producten die enkel naar het financiële plaatje kijken. Klanten worden zo op het verkeerde been gezet. En wanneer toch een echt ‘duurzame’ belegging aangeboden wordt, heeft de aanbieder (meestal een bank) soms zelf geen zicht op wat precies het duurzaamheidskarakter van zijn product uitmaakt.

De ethische investeringsbeweging in Europa groeit snel. Zij evolueert van de oude activistische beweging in de richting van aanbieders van een meer commercieel gedragen product. Dit hoeft niet noodzakelijk problematisch te zijn, zolang de consument maar weet wat hij of zij koopt. Groei dient gepaard te gaan met kwaliteitsbewaking. Als dat niet gebeurt, komt ongetwijfeld de dag waarop de ethisch bewogen consument de waarheid achterhaalt en gekrenkt in zijn of haar moreel engagement de hele ethische investeringsbeweging ontgoocheld de rug toekeert.


Duurzame investeringsproducten

Er bestaan momenteel op de Belgische markt talrijke soorten duurzame investeringsproducten. We kunnen deze grosso modo opdelen in drie types. Een uitstekend kritisch overzicht van alle producten is te vinden op de website van Netwerk Vlaanderen (www.netwerk-vlaanderen.be) .

Duurzaam sparen

Deze methode hanteert meestal het klassieke spaarboekje, waarbij de bank het gespaarde geld wel gebruikt om projecten te ondersteunen die een duurzaamheidskarakter hebben. Het gaat daarbij meestal om kleinere bedrijven en activiteiten uit de sociaal-culturele sector. Verder is het ook mogelijk dat de spaarder een deel van de spaaropbrengsten afstaat aan het een of ander duurzaam initiatief, zoals bijvoorbeeld in het geval van Krekelsparen.

Duurzaam investeren

Hierbij kun je op een directe of indirecte manier investeren in projecten met een duurzaamheidskarakter. Direct betekent dat de spaarder zelf een project uitkiest waarvoor zij of hij kapitaal bijdraagt, bijvoorbeeld een investering in de lokale Oxfam-Wereldwinkel. Met de indirecte variant zal de spaarder een lening verstrekken of intekenen op aandelen of obligaties van organisaties die op hun beurt gespecialiseerd zijn in het verstrekken van leningen aan initiatieven uit de sociale economie. Bekende organisaties in dit verband zijn Hefboom, Netwerk Vlaanderen en Alterfin.

Duurzaam beleggen

Hier participeert de spaarder in een beleggingsfonds dat investeert in obligaties of aandelen met een duurzaam karakter. Meestal gaat het hier om actief of passief beheerde fondsen met een ruime component aandelen (naast andere investeringen zoals beleggingen in overheidsobligaties of onroerend goed). Recentelijk spelen ook meer stabiele portefeuilles die vooral bestaan uit obligaties hierbij een rol.
Een speciale vorm van beleggen loopt via de tak 23-producten van de levensverzekeringen. Deze tak 23-producten investeren de premies die betaald worden via een beleggingsfonds. Het bedrag dat bij overlijden uitgekeerd wordt, wordt gekoppeld aan de waarde van het beleggingsfonds op dat moment. De belegger krijgt dus geen op voorhand bepaald vast bedrag uitbetaald. Het duurzame karakter ligt hier opnieuw in de specifieke keuze van projecten waarin het beleggingsfonds investeert. Als investeerder heeft de spaarder toegang tot die informatie.
De duurzaamheid van de belegging wordt in al deze gevallen uiteindelijk gegarandeerd door een extern screeningsinstituut of door afdelingen van banken die aandelen en obligaties doorlichten op hun duurzaamheidsgehalte. In België is Ethibel de bekendste screeningsorganisatie. Ethibel bestaat nu al meer dan twaalf jaar. Het biedt zelf geen beleggingsproducten aan, maar analyseert aandelen en obligaties op hun duurzaamheidskarakter. Recentelijk is ook de KBC gestart met haar eigen screeningsafdeling, die het onderzoekswerk doet voor alle duurzame beleggingsproducten die de KBC aanbiedt. Veruit het meeste geld dat duurzaam geïnvesteerd wordt, loopt via dergelijke duurzame fondsen.

Drie types beleggingsfondsen

Ethische beleggingsfondsen van de eerste generatie worden gekenmerkt door een negatieve benadering. Op basis van een lijst van ‘zonden’ worden specifieke bedrijven of zelfs hele sectoren uitgesloten. Ook vandaag nog wordt deze negatieve benadering gehanteerd en blijft de lijst van zonden stelselmatig uitbreiden: wapens produceren, elektriciteit opwekken uit kernenergie, proeven uitvoeren op dieren om producten op hun veiligheid te testen, genetisch gewijzigd voedsel op de markt brengen, het is allemaal not done.

Een tweede generatie ethische investeringsfondsen hanteert niet enkel uitsluitingscriteria, maar gaat ook actief op zoek gaan naar bedrijven die uitblinken in het een of ander kenmerk, zoals het verlenen van gelijke rechten aan vrouwen of minderheden. Ook dit type fondsen blijft een belangrijke rol spelen op de (Amerikaanse) ethische beleggingsmarkt.

Uit het tweede type fondsen ontstond uiteindelijk een derde generatie van ethische investeringsfondsen, die streeft naar een zo volledig mogelijk profiel van een bedrijf en op basis hiervan een selectie doorvoert. Klassiek bestrijkt die doorlichting drie terreinen: het economische, het sociale en het milieuaspect. De wijze waarop die aspecten gecontroleerd worden en de concrete lijst van criteria kan evenwel sterk verschillen van fonds tot fonds. Deze derde generatie fondsen domineert momenteel de markt voor ethische beleggingen.

Sommigen plaatsen naast deze derde generatie fondsen nog een vierde generatie. Die haalt haar specificiteit uit de wijze waarop informatie over bedrijven ingezameld wordt. De klassieke informatiekanalen zijn in eerste instantie het bedrijf zelf en verder journalistieke en andere literatuur die omtrent het bedrijf beschikbaar zou zijn. Een vierde generatie fondsen gaat nog een stap verder en breidt zijn informatie uit via een actieve bevraging van alle mogelijke belanghebbenden.

Luc Van Liedekerke doceert filosofie en bedrijfsethiek aan de universiteit van Leuven en Antwerpen. Hij is tevens voorzitter van de registercommissie van Ethibel en lid van Belsif, het recent opgerichte overkoepelend orgaan van al wie in het Vlaamse land actief is in de wereld van het ethisch beleggen. luc.vanliedekerke@ua.ac.be

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.