Groeispurt wakkert Angolese ondernemingszin aan
In weinig andere landen worden er meer handelszaakjes en andere eenmansbedrijven opgezet dan in Angola. Dat moet wel, want de Angolese economie groeit snel maar schept weinig banen.
Louise Redvers . 27 juli 2009
“Amigo, amiga,” roepen straatventers voorbijgangers na. Langs alle grote straten in Luanda bieden verkopers hun waren aan: groenten, fruit en verse vis maar ook inbouwluidsprekers, nagemaakte parfums en Chinese teenslippers.
Huishoudtoestellen en blikken met levensmiddelen die van overzee komen, worden per schip aangevoerd. Maar veel andere spullen die Angola niet zelf produceert, worden aangesleept door vrouwen die naar Zuid-Afrika, Brazilië en zelfs China vliegen om daar goedkoop in te kopen.
Ze brengen de importwaar naar zogenaamde armazens, groothandelszaken rond Roque Santeiro, de grootste markt in Luanda. In de wirwar van opslagplaatsen, winkels en kraampjes die zich over 2 vierkante kilometer uitstrekt, bevoorraden winkeliers en straatventers zich.
In het centrum van de stad, waar rijke medewerkers van de oliebedrijven in hun 4X4 tussen de glazen wolkenkrabbers doorflitsen, gaan die ingevoerde producten voor het dubbele of het viervoudige van de inkoopprijs van de hand.
Tientallen jaren van burgeroorlog en een communistisch beleid hebben naast de opgeblazen en inefficiënte staatsinstellingen nauwelijks private bedrijven overgelaten. Nog altijd speelt de handel zich grotendeels in de informele sector af.
Aan de Angolese burgeroorlog kwam in 2002 een einde en sindsdien is Angola dankzij zijn rijke olievoorraden en diamantmijnen aan een economisch mirakel bezig. Sinds 2004 groeide de economie er elk jaar met meer dan 10 procent.
Maar de meeste Angolezen hebben nog altijd geen geregelde baan. Twee derde van de bevolking moet rondkomen met minder dan anderhalve euro per dag.
Wie vooruit wil in Angola, moet zijn eigen baan scheppen. Volgens de Global Entrepreneurship Monitor 2009, een studie naar ondernemerschap die in 43 landen werd uitgevoerd, telt Angola een opvallend aantal starters. Een op de vier Angolanen blijkt betrokken bij een beginnend bedrijfje.
Informele handel heeft zijn voordelen: iedereen kan zijn of haar kans wagen, en er zijn geen voorwaarden of vervelend papierwerk die de beginnende ondernemers afremmen.
Anderzijds zijn er nadelen verbonden aan de kleinschaligheid: kleine hoeveelheden inkopen drijft de kosten op, het is vaak moeilijk om aan een veilige opslagplaats te komen en banken komen niet gauw met krediet over de brug. Volgens de Global Entrepreneurship Monitor 2009 telt Angola dan ook het grootste aantal mislukkingen onder zijn starters: een vijfde van de nieuwe ondernemers mislukt binnen de twaalf maanden.
De straatventers in de provincie Luanda hebben nog een bijkomend probleem: het provinciebestuur heeft er de verkoop op straat buiten de grote markten verboden. Voorlopig laten veel straatventers zich nog niet ontmoedigen door de politiepatrouilles die hen wegjagen uit het centrum van Luanda.
Huishoudtoestellen en blikken met levensmiddelen die van overzee komen, worden per schip aangevoerd. Maar veel andere spullen die Angola niet zelf produceert, worden aangesleept door vrouwen die naar Zuid-Afrika, Brazilië en zelfs China vliegen om daar goedkoop in te kopen.
Ze brengen de importwaar naar zogenaamde armazens, groothandelszaken rond Roque Santeiro, de grootste markt in Luanda. In de wirwar van opslagplaatsen, winkels en kraampjes die zich over 2 vierkante kilometer uitstrekt, bevoorraden winkeliers en straatventers zich.
In het centrum van de stad, waar rijke medewerkers van de oliebedrijven in hun 4X4 tussen de glazen wolkenkrabbers doorflitsen, gaan die ingevoerde producten voor het dubbele of het viervoudige van de inkoopprijs van de hand.
Informele handel
Tientallen jaren van burgeroorlog en een communistisch beleid hebben naast de opgeblazen en inefficiënte staatsinstellingen nauwelijks private bedrijven overgelaten. Nog altijd speelt de handel zich grotendeels in de informele sector af.
Aan de Angolese burgeroorlog kwam in 2002 een einde en sindsdien is Angola dankzij zijn rijke olievoorraden en diamantmijnen aan een economisch mirakel bezig. Sinds 2004 groeide de economie er elk jaar met meer dan 10 procent.
Maar de meeste Angolezen hebben nog altijd geen geregelde baan. Twee derde van de bevolking moet rondkomen met minder dan anderhalve euro per dag.
Drommen starters
Wie vooruit wil in Angola, moet zijn eigen baan scheppen. Volgens de Global Entrepreneurship Monitor 2009, een studie naar ondernemerschap die in 43 landen werd uitgevoerd, telt Angola een opvallend aantal starters. Een op de vier Angolanen blijkt betrokken bij een beginnend bedrijfje.
Informele handel heeft zijn voordelen: iedereen kan zijn of haar kans wagen, en er zijn geen voorwaarden of vervelend papierwerk die de beginnende ondernemers afremmen.
Anderzijds zijn er nadelen verbonden aan de kleinschaligheid: kleine hoeveelheden inkopen drijft de kosten op, het is vaak moeilijk om aan een veilige opslagplaats te komen en banken komen niet gauw met krediet over de brug. Volgens de Global Entrepreneurship Monitor 2009 telt Angola dan ook het grootste aantal mislukkingen onder zijn starters: een vijfde van de nieuwe ondernemers mislukt binnen de twaalf maanden.
De straatventers in de provincie Luanda hebben nog een bijkomend probleem: het provinciebestuur heeft er de verkoop op straat buiten de grote markten verboden. Voorlopig laten veel straatventers zich nog niet ontmoedigen door de politiepatrouilles die hen wegjagen uit het centrum van Luanda.
Maak MO* mee mogelijk.
Word proMO* net als 2790 andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.
Meer verhalen
-
Nieuws
-
Interview
-
Commentaar
-
Nieuws
-
Analyse
-
Nieuws