Het leven zoals het is: Kandahar

Begin maart kwam president Bush in Afghanistan zijn bewondering uitspreken voor collega Karzai en zijn regering. Op dat moment waren de reporters van het Pajhwok nieuwsagentschap voor MO* aan de slag in Kandahar, de geboortestad van Karzai. Het enthousiasme van de Kandaharse boeren, burgers en buitenlui voor hun president is een stuk kleiner dan dat van de Commander-in-Chief. Een exclusieve reportage vanuit een provincie waar scholen geen klaslokalen hebben, ziekenhuizen geen dokters, auto’s geen wegen en kinderen geen veiligheid.

Duizend bommen en granaatappels!


Kandahar was de spirituele hoofdstad van Afghanistan onder de Taliban, maar de stad heeft een veel oudere geschiedenis en bracht talloze heersers, wijzen en presidenten voort. De straten van Kandahar kleuren bruin door het stof, maar ook door de wapperende shalwar kameez, de typische kledij van de Pathaanse mannen die het straatbeeld bepalen. Alleen de luifeltjes, die de koopwaren op de stoepen afschermen tegen de zon, zijn blauw. Het felle blauw van de boerka is een eerder zeldzaam kleuraccent.
Uit kleine minaretten klinkt geregeld de oproep tot het gebed, maar vijf jaar na de omverwerping van het Talibanregime wordt de vrome moëzzin soms overstemd door de vrachtwagens en de brommers die getuigen van de mercantiele geest die hier leeft. Het verdrijven van de Taliban heeft voor de meeste Afhganen buiten de stedelijke centra jammer genoeg niet de beloofde rust en ontwikkeling gebracht. Vandaag moeten mensen zelfs voor de meest eenvoudige geneeskundige verzorging de zware en gevaarlijke tocht naar de Pakistaanse stad Quetta ondernemen.
Het gevolg is dat tienduizenden Afghanen sterven aan tbc, suikerziekte, hepatitis C of een simpel vitaminetekort. Maar de een zijn dood, is ook in Kandahar de ander zijn brood. Khan Mohammad, een inwoner van het Panjwaee district, moest helemaal naar Quetta om zijn malaria te laten behandelen. ‘Vooral in de afgelegen gebieden worden zieke mensen bedrogen, zegt hij. ‘De oplichters doen zich voor als dokters, ze rekenen hoge erelonen aan en schrijven dan verlopen medicijnen of gewoonweg placebo’s voor. En niemand treedt op tegen dergelijke privépiraten.’ Wie niet wil betalen voor de dure en onbetrouwbare gezondheidszorg in Afghanistan, moet zijn zuurverdiende geld uitgeven aan transport naar en een verblijf in Pakistan.

Niet meer buitenkomen


Het grootste deel van de bomaanslagen die Afghanistan vorig jaar troffen, werden in Kandahar gepleegd. Scholen worden platgebrand en overheidsambtenaren geterroriseerd. Geweld en onveiligheid zijn vaste onderdelen geworden van het dagelijkse leven in Kandahar. ‘Je weet nooit waar of wanneer er een ontploffing of een zelfmoordaanval zal plaatsvinden’, zegt Fatima, die in de stad leeft. Zij heeft zich aan die onzekerheden aangepast.
Ze plant haar huishoudaankopen zo dat ze er maar eenmaal per week de deur voor uit moet, en haar twee dochters heeft ze van school gehaald. Talloze burgers, leerkrachten, studenten, zakenmensen, handarbeiders en ambtenaren kiezen voor gelijkaardige strategieën om de chaos te overleven. Ze vertrouwen niet langer op de regering en trekken zich terug achter de dikke muren van hun huizen -ook al zijn ze zelfs daar niet veilig voor het toenemende geweld.
Rafiqi, hoofd van het Provinciale Onderwijsdepartement, trekt zijn eigen conclusies uit de dreiging van terroristische aanslagen: ‘Onze zusters vallen me al lang lastig met de vraag waarom ik er niet voor zorg dat ze ingeschreven worden op een school. En het is ongetwijfeld juist dat elke moslim, man of vrouw, moet proberen kennis te verwerven. Maar de verslechterende situatie van wet en orde verplicht me hun inschrijving uit te stellen.’

Spijbelen verplicht


Scholen zijn belangrijk, zoveel is duidelijk. Volgens het ministerie van Onderwijs werden alleen al in Kandahar vorig jaar 330 scholen ingehuldigd. Daarin zouden meer dan 4000 leerkrachten werken voor meer dan 100.000 jongens en bijna 20.000 meisjes.
Maar tegelijk werden in vier zuidelijke provincies al meer dan tweehonderd scholen gesloten of platgebrand. Bovendien wordt op heel wat plaatsen een psychische terreurcampagne gevoerd met zogenaamde nachtbrieven, klaagt onderwijzer Gul Ahmad in het Sang-i-Hisarak district van Kandahar. ‘In die brieven worden leraars en leerlingen met de dood bedreigd als ze niet thuisblijven van school. Ahmad’s school werd eerst afgebrand, en toen de heropbouw klaar was, begonnen de bedreigingen. De Taliban hadden altijd al wantrouwen tegen wat zij zagen als westerse kennis, het verbaast dus niet dat ze juist de herlevende scholen uitkiezen als prioritair doelwit van hun terreur.
Politiek analist Abdul Jabbar Mubarez gelooft dat de schoolsaboteurs met hun vernielingen in eigen voet schieten. ‘De mensen vestigen hun hoop voor de toekomst juist op het onderwijs’, zegt hij. ‘Sinds 2001 is het aantal inschrijvingen gestegen van drie naar zes miljoen.’
geloof wordt echter zwaar op de proef gesteld. Ondanks de miljoenen hulpdollars die het land zijn binnengestroomd, hebben de meeste scholen nog steeds geen klaslokalen, meubilair, borden, schoolboeken of krijtjes. In de regio van Kandahar moeten veel scholen het zelfs stellen zonder leerkrachten. De Zahir Shahi school, bijvoorbeeld, heeft 7000 ingeschreven leerlingen, tenten als lokalen en leerkrachten die vaker ziek of afwezig zijn dan lesgeven. Directeur Rafiqi geeft toe dat hij nu politieagenten laat les geven. Dat helpt ook tegen aanvallen op de school.

Van over de grens


In een toespraak in Tokio, op 27 februari, stelde voormalig minister van Binnenlandse Zaken Ali Ahmad Jalali het scherp: ‘Pakistan stelt voor om een afrastering te plaatsen langs de grens, maar dat is geen praktisch en ook geen haalbaar voorstel. Er is ook meer nodig dan een militaire aanpak om een opstand te bestrijden. De brandstof die het geweld blijft voeden, moet aangepakt worden: de hopeloze economische toestand, de overheid die tekortschiet, de repressie van gemeenschappen door lokale bendeleiders, de buitenlandse inmenging.’
Ahmad Khan, een vooraanstaande figuur uit het vroegere Talibanregime, zegt dat er een monsterverbond van diverse militantengroepen ontstaan is, en dat alle aanvallen op Afghanistan vertrekken vanuit de Khalid Habib en Abu Las kampen, gelegen op een steenworp van de grotendeels onbemande grens. Ook de gouverneur van Kandahar, Asadullah Khalid, schuwt de krachttermen niet als hij het over de -misschien passieve- betrokkenheid van Pakistan heeft. ‘Talibanstrijders en Al Qaeda restanten krijgen de kans om in de grensprovincies te trainen met het oog op het verstoren van de vrede in Afghanistan’, zegt hij.
In de straten van Kandahar worden de ferme woorden van de gouverneur afgedaan als ongeloofwaardige grootspraak die het eigen falen moeten maskeren. Jan Agha, een lokale winkelier: ‘Bomaanslagen bij regeringsgebouwen in het centrum van de stad tonen aan dat er van wet en orde hier niets overschiet.’ Gevraagd om een reactie, geeft de gouverneur toe dat de bezorgdheid om de veiligheid terecht is. Hij hoopt dan ook dat president Karzai binnenkort bijkomende troepen in Kandahar zal stationeren en dat loonsverhoging voor de ordehandhavers ook zal bijdragen tot meer veiligheid voor de burgers.

Ieder zijn zaakje


Geweld, onveiligheid én de onpeilbare diepte van de regionale bureaucratie zorgen er samen voor dat het moeilijk zaken doen is in Kandahar. Toch verdienden lokale handelaars vorig jaar 17 miljoen dollar met de export van druiven, vijgen, okkernoten, amandelen, pistachenoten, erwten, moerbeien, meloenen en granaatappels. Het weer was de fruitteelt goed gezind in 2005, en boeren hopen dan ook dat de overheid met extra subsidies en investeringen in bijvoorbeeld irrigatie over de brug komt. Dan kan vers en gedroogd fruit een echt alternatief worden voor de papaverteelt die Afghanistan nu zo’n slechte internationale faam bezorgt.
Al zegt men dat gewapende militanten in sommige streken van Kandahar de boeren dwingen terug te keren naar de papaverteelt. Intussen maakt Ghulam Darwesh de buurt van Kandahar-stad een derde wijngaard klaar, terwijl Abdul Malik zijn buren ervan probeert te overtuigen dat tuinbouw dé uitweg uit de armoede vormt. Het zijn tekenen van de reële vitaliteit die zelfs in Kandahar zichtbaar is. De groeiende export duwt de prijzen van het fruit echter ook de hoogte in op de lokale markt -granaatappels zijn al meer dan dubbel zo duur geworden. Niet echt een evolutie waar de hardwerkende Afghanen op zitten te wachten.
De ondernemingsgeest van de Afghanen moet het vandaag steeds vaker afleggen tegen de dreigementen en aanslagen van de opstand tegen de Amerikaanse bezetting.
Haji Syed Sarwar is een vijftiger die zijn kapitaal van 70.000 dollar -dat hij verdiende in Dubai- investeerde in een wisselkantoor. Dat legt hem geen windeieren: zijn investering is intussen al 5,5 miljoen dollar waard -maar kost hem ook zijn nacht- én dagrust. Want wie geld heeft, is een permanent doelwit van struikrovers en gesofisticeerde rebellen. Dat beseft ook Aziz Ahmad, een 34-jarige elektronicahandelaar die zijn winstcijfers steil de hoogte ziet ingaan, terwijl zijn vertrouwen in de overheid en in de toekomst even scherp naar beneden valt. Want niet enkel de opstandelingen zijn uit op zijn geld, ook de hoeders van de wet willen graag een graantje meepikken uit de kassa van Ahmad. Afpersing heeft geen ideologische kleur in Kandahar.
De beroepsgroep die meer dan wie ook af te rekenen heeft met geldgieren, zijn de wisselagenten. Steeds meer roofovervallen zorgen voor doden én voor verliezen die in de miljoenen afghani’s lopen. De geldwisselaars verwijten de ordediensten dat ze niet optreden, of misschien wel onder een hoedje spelen met de criminelen. ‘Iedereen moet bij ons zijn voor deviezen, aangezien er nog steeds geen vluchten zijn tussen Kaboel en Kandahar’, zegt Ghulam Rasul, voorzitter van de Moneychangers’ Association van Kandahar. ‘Zowel de coalitietroepen, de Provinciale Reconstructie Teams, de inwoners van deze en aangrenzende provincies als de papaverkwekers komen hun afghani’s wisselen tegen dollars of omgekeerd.’
De roep van de geldwisselaars om beter ingeschakeld te worden in een -nog uit te bouwen- nationaal geldsysteem botst echter met de realiteit dat niet meer dan veertig procent van de geldhandelaars in Kandahar ingeschreven is. Als de regering al in staat zou zijn om haar bestuur uit te breiden van Kaboel naar Kandahar, dan blijft de grijze economie voor eigen problemen zorgen.

Ontgoochelde burgers


In Kabul wordt president Bush onaangekondigd, maar luisterrijk ontvangen. Hij zegt wat onze regering zo graag wil horen: dat het goed gaat met de heropbouw en de democratie, en dat Afghanistan een lichtend voorbeeld wordt voor de regio. Bibi Shireen, een 60-jarige dame uit Khairkhana, lijkt het daarmee eens te zijn: ‘De regering trekt zich het lot en het welzijn van de mensen wel aan. In Kaboel zijn er zelfs ziekenhuizen die gratis zorgen verstrekken voor de behoeftigen.’ Maar een enquëte die Pajhwok midden januari deed, schetst een veel minder fraai beeld.
De Afghanen zijn, volgens die enquête, allesbehalve opgetogen over de heropbouw van hun land. Zij verwachten snellere wegenbouw, meer scholen en ziekenhuizen, sterkere economische groei en vooral méér veiligheid. 32 Pajhwok journalisten ondervroegen in totaal 609 mensen, van huisvrouwen over handelaars tot professoren, gespreid over 28 van de 34 provincies. 53 procent van de ondervraagden zegt dat de resultaten van de heropbouwprogramma’s, waar het leeuwendeel van de internationale hulpgelden naartoe gaat, onder de verwachtingen blijven, 35 procent is tevreden en 12 procent is onbeslist.
Noorul Haq Uloomi, een parlementslid, vindt dat niet alleen de regering daarvoor met de vinger gewezen moet worden. Volgens hem schieten ook de ngo’s tekort. Er is trouwens heel wat discussie in het land over de vraag wie er nu het best geschikt is om Afghanistan opnieuw op te bouwen. In onze enquête zegt 49 procent dat ze verwachten dat de regering daarvoor zorgt, terwijl 20 procent meer vertrouwen heeft in de ngo’s. ‘Natuurlijk verwachten wij van de democratisch verkozen regering dat ze ons dient, zonder uit te zijn op eigen gewin’, zegt Nazir Ahmad. De uitdrukkelijke toevoeging van de noodzakelijke belangeloosheid zegt echter veel over het veralgemeende wantrouwen tegen de overheid.

Timmeren aan de weg


‘Als de economie het kloppende hart is van een land, dan zijn wegen de slagaders’, zegt Fazal Ahmad Joya, hoofd van het departement economie van de Universiteit van Kaboel. Meer dan dertig jaar oorlog heeft niets heel gelaten van het vasculaire systeem van Afghanistan, dat nu bestaat uit stoffige, onverharde, hobbelige, kortom: bijna onberijdbare wegen.
De overheden staan vandaag voor de vraag of het wel zin heeft snel te investeren in het verbeteren van het wegennetwerk, als ze er intussen niet in slagen de opstand onder controle te krijgen. Onze enquête geeft aan dat 17 procent van de Afghanen vindt dat het herstellen van de wegen een echte topprioriteit zou moeten zijn. In Bahsood klaagt Imranullah dat de wegenwerken die twee jaar geleden begonnen zijn, nog voor geen vijf procent voltooid werden. ‘Intussen verhogen de chauffeurs hun tarieven. Vervoer wordt onbetaalbaar.’
De reactie van het ministerie voor Openbare Werken is meer communicatie, eerder dan meer constructie. Op grote reclameborden wordt opgesneden over het herstel van 3000 kilometer wegen en in het jaarrapport van het ministerie worden veertien nieuwe wegenprojecten aangekondigd. Waar er inderdaad verbeteringen zichtbaar zijn, heeft dat niet noodzakelijk te maken met de behoeften van handelaars of burgers om zich sneller te verplaatsen. Defensiespecialist generaal Asadullah Khan vertelt dat het herstel van de autoweg tussen Kaboel en Kandahar -waardoor de reistijd tussen deze twee steden gereduceerd werd van twee dagen tot vijf uur- op de eerste plaats gezorgd heeft voor een verbetering van de veiligheid in de zuidelijke provincie. ‘Zonder die snelweg zouden het Afghaanse leger en de coalitietroepen heel wat meer verliezen geleden hebben.’
Danish Karokhel is directeur van Pajhwok Afghan News , een persagentschap met Afghaanse journalisten. Pajhwok betekent echo of reflectie in zowel Pashtu als Dari, twee belangrijke talen in Afghanistan. Onder andere IPS international en de EU zorgden voor inhoudelijke en financiële ondersteuning. Verschillende journalisten deden het veldonderzoek voor dit artikel dat exclusief voor MO* geschreven werd. www.pajhwok.com

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.