Hongeren in Irak

Elke Irakees die in zijn bord kijkt, ziet een leegte die ‘Koeweit’ heet: sinds de inval van Irak in het naburige oliestaatje en de daarop volgende Golfoorlog, geldt een bijna totaal handelsembargo tegen Irak. Honger is het gevolg. Intussen regeert Saddam Hoessein rustig door.
Saddam Hoessein denkt in zijn doen en laten eerst aan zijn eigen machtspositie, dat is intussen duidelijk. Zo misbruikt hij de ellende van zijn volk om het handelsembargo te breken, of tenminste om het olie-voor-voedselakkoord te laten verruimen. Zoals het akkoord er nu uit ziet, komt het alleen ten goede aan Irakezen met een vast inkomen en gaat het ten koste van de plattelandsbevolking. Zolang Saddam de stedelingen en de militairen tevreden kan houden, is zijn machtpositie immers verzekerd. Irak mag elke zes maanden voor 2 miljard USdollar olie verkopen om met die inkomsten voedsel en medicijnen aan te kopen in het buitenland. Dertig procent van het oliegeld gaat naar herstelbetalingen aan Koeweit. 150 miljoen dollar is bestemd voor de Koerden in het Noorden van Irak. Tien procent gaat naar ‘andere menselijke noden’, een ruim begrip waaronder zowel riolering, meststoffen, tractoren als trucks vallen. Twintig tot vijftig miljoen dollar gaat naar de VN zelf om de kosten te dekken die ze maken bij de ontwapening van Irak. Wat overschiet wordt uitgegeven aan voedsel en medicijnen.

Gebroken bruggen

Jarenlang heeft Irak zich verzet tegen het olie-voor-voedselakkoord dat de VN-veiligheidsraad in augustus 1991 voorstelde. Het feit dat het embargo op de Iraakse olie-export slechts beperkt zou worden opgeheven, zou een ernstige inbreuk op de soevereiniteit van het land betekenen. In werkelijkheid hoopte Saddam op de gehele opheffing van de boycot. Twee miljard dollaar was maar een schijntje van wat Irak ooit verdiende met de olie-export. Volgens het Human Development Report van 1990 verdiende Irak vóór de Golfcrisis van augustus 1990 560 miljard BEF per jaar aan de olie-export. Irak importeerde twee derde van zijn voedselbehoeften en gaf jaarlijks 17,5 miljard BEF uit aan medicijnen. Gedurende zeven jaren van sancties verloor Irak dus 3150 miljard BEF tot 3500 miljard BEF.

Toch deed Saddam de buitenwereld versteld staan door de snelle wederopbouw van verwoeste bruggen en andere strategische installaties. Hij bouwde nieuwe paleizen en herstructureerde zijn leger. Ondertussen daalde de koopkracht in Irak. Het gemiddelde jaarinkomen van een Irakees is van 3000 dollar in 1990 gedaald naar 35 dollar vandaag. De geldreserves van het regime geraakten ook stilaan uitgeput. In december 1995 aanvaardde Irak uiteindelijk het olie-voor-voedselprogramma. Daardoor kreeg de Iraakse regering opnieuw voldoende geld om in het buitenland levensmiddelen en medicijnen aan te schaffen, wat de sanctieresoluties van 1990 haar uitdrukkelijk toestaat. Voor Saddam was de overeenkomst de enige overgebleven manier om aan het geld te komen dat hij nodig had om de steun -of ten minste het gedogen- van zijn volk te kopen.

Hulp schaadt

Saddam is niet de enige die aan zichzelf denkt. Het olie-voor-voedselakkoord dekte de VN-veiligheidsraad in tegen de verantwoordelijkheid voor de gevolgen van de sancties tegen Irak. Frankrijk, Rusland en China, drie van de permanente leden van de VN-veiligheidsraad en pleitbezorgers van een soepelere opstelling, hebben meteen humanitaire en commerciële belangen gecombineerd. Rusland en Frankrijk hebben heel wat kredieten uitstaan in Irak. Zij ijveren steeds openlijker voor een tolerantere politiek ten opzichte van Irak en voor de opheffing van het embargo. Zij zijn er ook als de eersten bij om contracten af te sluiten in het voedsel-voor-oliekader.

Het akkoord houdt nauwelijks rekening met de Iraakse bevolking, economie of landbouw. Enkel de armste Irakezen werden erdoor geholpen. Voor de boeren -toch ook niet de elite van het land- ware het beter geweest dat de Iraakse overheid het voedsel ter plaatse aankocht dan het te importeren. Die aanpak zou de Iraakse bevolking ook voorzien hebben van goedkoop voedsel voorzien en had tegelijkertijd een stimulans kunnen betekenen voor de lokale landbouwproductie. Het had tevens de economie op termijn kunnen verstevigen. Nu komt het graan uit Australië en Frankrijk, de rijst uit Thailand, de bonen en de plantaardige olie uit Turkije, de medicijnen en detergenten uit van Groot-Brittannië en Jordanië. Frankrijk levert de meststoffen, de tractoren en de trucks.

Volgens Terry Giles, hoofd van ‘Save the Children’ en werkzaam in Noord-Irak, heeft het programma de Iraakse landbouw ondermijnd. Net nu die heropleefde. De sancties hadden Irak gedwongen om op het vlak van de landbouw te evolueren naar zelfvoorziening. Dat was niet eenvoudig, want Irak -een zeer vruchtbaar land- kende nauwelijks nog een landbouwcultuur. Vele Irakezen waren nomaden, die neerkeken op de sedentaire boeren. Sinds de jaren zeventig, met de olieboom, heeft de regering de land- en tuinbouw schromelijk verwaarloosd. In de late jaren tachtig importeerde Irak zelfs zeventig procent van zijn voedsel. Na de Golfcrisis veranderde dit. De regering moedigde de landbouwproductie aan door een doeltreffend schema te hanteren van subsidiëring voor invoer van zaden, meststoffen en pesticiden. Bagdad kocht, tegen gunstige prijzen, de graanoogsten op voor voedselbedeling. Dit beleid wierp zijn vruchten af. De lokale voedselproductie kende een aanzienlijke verhoging sinds het einde van de Golfoorlog. In 1995 voorzag het Koerdische Noorden Irak in meer dan twee derde van de voedselbehoefte. De andere producten en levensmiddelen werden uit Jordanië ingevoerd door lokale handelaars. Slechts een klein deel van de voedselvoorraden kwam van de Westerse hulpverlening.

Helaas heeft de dumping van gratis voedsel op de markt deze zelfredzaamheid tenietgedaan. De Iraakse regering heeft het volk slecht voorbereid op het olie-voor-voedselakkoord. De Iraakse bevolking dacht dat het programma alle economische en sociale problemen zou oplossen. Totdat de aankoopprijzen voor voedsel daalden en het gerucht de ronde deed dat de overheid de subsidiëring en aankoopprijs van het graan ging verminderen. De boeren lieten hun akkers in de steek. Ze stopten met planten en zaaien en investeerden nauwelijks meer in de landbouw. Waarom nog al dat werk als er toch gratis voedsel op komst is? Het vee werd massaal geslacht, zelfs de vrouwelijke dieren, die normaal dienen voor de voortplanting, moesten eraan geloven. De gevolgen waren al gauw zichtbaar. In 1996 was er een aanzienlijke daling in de voedselproductie. De oogst was zeer klein want er was geen zaad voorradig en de geïmporteerde voedselvoorraden waren niet toereikend. In 1997 was de toestand nog verslechterd. De geïmporteerde voedselvoorraden hadden een aanzienlijke vertraging opgelopen en veel verdween naar de zwarte markt. En weer was er geen zaad. De oogst van vorig jaar was helemaal opgegeten. Irak is in een vicieuze cirkel terechtgekomen. Unicef meldt dat 960.000 Iraakse kinderen aan ondervoeding lijden. Dit aantal is hoger dan in sommige arme ontwikkelingslanden zoals Mali of Ghana. Het meest alarmerende aan dit cijfer, is het feit dat er nu 72 procent meer ondervoede kinderen zijn dan vóór de uitvoering van de olie- voor-voedselovereenkomst in mei 1996. Deze toestand zou nog eens jaren kunnen aanslepen. Het vraagt tijd om de productiecapaciteit in de landbouw weer op peil te krijgen. En tijd is nu net wat de Iraakse bevolking niet heeft.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.