Karel De Gucht wil Europese handel toetsen aan ontwikkeling

Europees Commissaris voor Handel Karel De Gucht spreekt vandaag met de 27 Europese ministers van Ontwikkelingssamenwerking over vrijhandel tussen de EU en het Zuiden. Op een MO*debat gisterenavond lichtte hij zijn visie op dat controversiële onderwerp al toe.

De EU wil met de Economische Partnerschaps Akkoorden (EPA’s) vrijhandelsakkoorden sluiten tussen landenregio’s uit het Zuiden en de Europese Unie. Ondanks lang en hard onderhandelen en grote druk vanuit de EU blijven de meeste ontwikkelingslanden weigeren zulke EPA’s te ondertekenen. Op vrijdag 22 oktober ontmoet Karel De Gucht de ministers van Ontwikkelingssamenwerking van de 27 EU-lidstaten om over dit dossier te praten –een opmerkelijke démarche, want in de Europese bevoegdheidsverdeling is het ongewoon dat een Commissaris voor Handel rechtstreeks in gesprek gaat met de ministers van een ander bevoegdheidsterrein.
Bogdan Vanden Berghe (algemeen secretaris 11.11.11) pleitte op het MO*debat dat donderdag 22 oktober georganiseerd werd door het Vredescentrum en de dienst Europa Direct van de provincie Antwerpen voor een Europese koerswijziging in dit dossier, waarbij de EU zich soepeler zou moeten opstellen en meer ruimte zou moeten laten aan de ontwikkelingslanden om hun eigen ontwikkeling voorop te stellen en te beschermen tegen de ongelijke concurrentie uit de EU.
Karel De Gucht leek die ideeën niet ongenegen. Hij noemde de EPA’s een lastig dossier dat hij van de vorige Commissie geërfd had. Hij zou de impasse willen doorbreken door meer onderhandelingsruimte te creëren: ‘Nu gaat men ervan uit dat 80 procent zijn van de handel tussen de EU en de ontwikkelingslanden in kwestie op termijn zonder tarieven moet verlopen, maar voor mij is dat getal 80 niet heilig. En moet zo’n vrijhandelsakkoord meteen over goederen, diensten én investeringen gaan? Ik ben daar niet zeker van. Misschien moeten we beginnen met goederen, wachten met diensten en eventueel zien wat er intussen met investeringen kan of moet gebeuren.’
De Gucht stipte wel aan dat het grote probleem voor de regeringen in Afrika niet noodzakelijk de ongelijke concurrentie is met de sterk ontwikkelde economie in de EU, al ontkende hij dat probleem niet. ‘In de EPA’s wordt ook gepleit voor meer en vrijere regionale handel, maar de makkelijkste manier om staatsinkomsten te verwerven is door douaneheffingen. Als je de tolheffingen afschaft, moet je die inkomsten vervangen en dat betekent in concreto dat de elites zichzelf moeten belasten en dat ligt natuurlijk erg moeilijk.’

Handel lost niet alles op


Bogdan Vanden Berghe en Jean Saldanha (beleidsmedewerkster van Cidse, de internationale koepel van katholieke ontwikkelingsorganisaties) legden van bij de aanvang van het debat heel sterk de nadruk op de voorwaarden om van de omvangrijke Europese ontwikkelinghulp ook echt een instrument van effectieve ontwikkeling te maken. Daarvoor hamerden beide ngo-topmensen op een “ontwikkelingscoherent” overheidsbeleid en op veel meer verantwoordelijkheid van Europese bedrijven die actief zijn in het Zuiden.
Wie gedacht had dat Europees Commissaris voor Handel Karel De Gucht daarop zou antwoorden met een eenzijdig pleidooi voor meer vrijhandel als oplossing voor de onderontwikkeling van het Zuiden, vergiste zich.
‘Meer handel kan niet alle ontwikkelingsnoden van ontwikkelingslanden oplossen’, stelde De Gucht. ‘Wat we nodig hebben, is zowel meer handel als meer ontwikkelingshulp. Maar ook de kwaliteit van de hulp, zowel het beleid als de implementatie, kan nog flink verbeteren.’ Bogdan Vanden Berghe beaamde dat en pleitte in dat verband voor een ernstig en goed onderbouwd publiek en media debat over ontwikkelingssamenwerking waardoor er minder schrik zou zijn om ook te leren uit mislukte projecten en programma’s. Als voorbeeld van zo’n debat kijkt Vanden Berghe naar Groot-Brittannië, terwijl hij het hevige debat rond ontwikkeling dat de voorbije jaren in Nederland woedde eerder als populistisch klasseerde.
Vanden Berghe benadrukte dat niet alleen de ngo-samenwerking voor verbetering vatbaar is. In dat verband verwees hij aar een onderzoek dat door de Europese Commissie (onder Commissaris Louis Michel) besteld was en waaruit bleek dat een betere afstemming tussen de ontwikkelingshulp van de Europese Commissie en die van de lidstaten onderling niet minder dan 3 tot 6 miljard euro efficiëntiewinst per jaar kan opleveren. De Gucht bevestigde: ‘Ik heb die studie van tussen de mottenballen gehaald toen ik kort Commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking was. Als opvolging zijn we toen een project gestart met de deelname van negen lidstaten -waaronder België– om beter af te spreken wie in welke landen actief zou zijn en in welke maatschappelijke sectoren.’

Sterke overheid


Multinationale bedrijven kunnen een cruciale rol spelen in de ontwikkeling van het Zuiden, maar dat veronderstelt een daadkrachtig nationaal en internationaal overheidsbeleid dat toeziet op het respecteren van die doelstelling. Dat was een van de stellingen die Eurocommissaris Karel De Gucht op het MO*debat in Antwerpen. De Gucht illustreerde zijn stelling onder andere met het initiatief rond traceerbaarheid van ertsen dat hij als Belgisch minister van Buitenlandse Zaken genomen had, en dat nu ook vanuit de Verenigde Staten steun krijgt.
Daarnaast ziet De Gucht heil in het Extractive Industries Transparency Initiative (EITI) om de transparantie van geldsgtromen binnen een land van extractie te monitoren, maar hij noemde het ‘onvoldoende om greep te krijgen op de link tussen grondstoffen en gewapende groepen. Daarvoor is de traceerbaarheid van belang. Al is dat eenvoudiger voor diamanten dan voor ertsen -behalve voor sommigee strategische ertsen zoals casseriet’, besloot hij. Op de vraag van Jean Saldanha of er niet meer Europese actie moest komen om de financiële sector te reguleren en kapitaalvlucht –onder andere naar belastingparadijzen– te voorkomen, antwoordde De Gucht bevestigend: ‘Te veel inkomsten van mno’s verdwijnen uit de landen waar ze aan mijnbouw of oliewinning doen. Dat zou beter geregeld moeten worden, zodat die landen meer ontwikkelingskansen uit hun grondstoffenrijkdom kunnen halen.’

De Onderkoning van Afrika


Het debat van de dienst Europa Direct had als titel: ‘De Europese ontwikkelingssamenwerking moet beter’. De vraag was dan ook of die OS in het nieuwe institutionele kader van het Lissabon Verdrag versterkt of verzwakt is. Volgens Bogdan Vanden Berghe is het nog te vroeg om daarover al een oordeel uit te spreken, maar is er zeker een gevaar van instrumentalisering voor het buitenlands beleid van de Unie, omdat Ontwikkelingssamenwerking voor een belangrijk deel onder de bevoegdheid van Hoog Vertegenwoordiger Catherine Ashton valt. Karel
De Gucht schetste eerste de toestand pre-Lissabon: ‘De bevoegdheden waren tot begin dit jaar vertikaal verkokerd: de Commissaris voor Ontwikkelingssamenwerking had de bevoegdheid over Afrika, de Cariben en de Stille Oceaan -niet alleen voor OS, ook politiek. Dat betekende dat de Eurocommissaris voor Ontwikkeling zo ongeveer de onderkoning voor Afrika was –en Louis Michel gedroeg zich ook zo. Nu is er een horizontale samenhang: het budget en de besteding van ontwikkelingssamenwerking onder Ashton, projecten en programma’s onder Commissaris Piebalgs, en dat niet alleen voor de ACS-landen, maar voor de hele ontwikkelingswereld. Die aanpak heeft het voordeel van beleidssamenhang, maar ontwikkelingssamenwerking dreigt daardoor inderdaad zijn autonomie en eigen finaliteit te verliezen.’

China-Europa


De Gucht bevestigde ook de vraag van Vanden Berghe en Saldanha om een EU te hebben die op internationale fora met één stem zou spreken. ‘Binnen de G20 spreekt Europa met minstens zes stemmen –en die zeggen niet altijd hetzelfde–, terwijl China en de VS elk met één stem spreken en daardoor veel zwaarder wegen.’ 
In antwoord op een vraag uit het publiek over de impact op de Europese ontwikkelingssamenwerking van de opkomst China in Afrika, zei Karel De Gucht: ‘Tijdens de Koude Oorlog zag Europa Afrika als een zeer strategische regio in de concurrentie met het Oostblok, en maakte daardoor veel vergissingen zoals het aanvaarden van dictators als ze aan “onze kant” wilden staan, of het toelaten van onaanvaardbare praktijken door westerse bedrijven in de mijnbouw. In de jaren negentig namen we meer afstand en legden dus meer nadruk op goed bestuur, democratie, mensenrechten. Sinds de opkomst van China keert Europa terug naar de oude manier van denken: om geen terrein te verliezen aan de Chinezen worden de voorwaarden voor hulp en samenwerking opnieuw losgelaten. Dat is een vergissing, al is het natuurlijk waar dat de aanwezigheid van China als economische en hulpspeler de positie van Europa als prioritaire partner voor Afrika ondermijnt. Dat zal zeker blijken op de EU-Afrika top in december in Tripoli.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.