Latijns-Amerikaanse staatsbedrijven zwakke schakel in nationaliseringsplannen

Latijns-Amerikaanse regeringen hebben een nieuwe goudmijn ontdekt: petroleummaatschappijen maken tegenwoordig zoveel winst, dat ze makkelijk een groter deel daarvan kunnen afdragen. De meest radicale manier om aan het geld te komen, is de sector te nationaliseren, zoals Bolivia begin deze maand deed. Maar de voorbeelden van Venezuela en Mexico bewijzen dat staatsondernemingen niet altijd de juiste keuze zijn om het maximum uit veelbelovende olie- en gasvelden velden te halen.
In de jaren 90, toen de meeste olieproducerende landen in Latijns-Amerika buitenlandse bedrijven binnenhaalden in hun oliesector, was een vat aardolie gemiddeld twintig dollar waard. Dat is niet veel meer dan de kost om het goedje uit de grond te halen en bij de klanten te krijgen. Nu schommelt de prijs rond de zeventig dollar. Efficiënte aardoliebedrijven scheppen dus bergen geld. In Ecuador, één van de kleinere aardolieproducenten van Latijns-Amerika, verdienden buitenlandse aardoliebedrijven tussen 2001 en 2005 2,3 miljard dollar (1,8 miljard euro).

Nu de prijzen zo hoog zijn, zien verscheidene regeringen in Latijns-Amerika geen reden meer om de buitenlandse petroleummaatschappijen met handschoenen aan te pakken. Bolivia nationaliseerde op 1 mei de aardolie- en de gasector. Ecuador verplichtte 15 buitenlandse oliemaatschappijen in april voortaan vijftig procent van hun winst af te staan in plaats van de vroegere twintig procent. En ook Venezuela kondigde hogere belastingen aan op de winsten van buitenlandse bedrijven.

“De hoge olieprijzen maken nationalisering veel aantrekkelijker, maar ze leiden niet automatisch tot betere prestaties van staatsbedrijven”, waarschuwt Mauro Guillén, een energie-expert aan de Universiteit van Pennsylvania in de VS.

Guillén twijfelt of Yacimientos Petrolíferos Fiscales Bolivianos (YPFB), de staatsonderneming die het opeens weer voor het zeggen heeft in de Boliviaanse aardolie- en gassector, de uitdaging aan kan. “Daar heeft ze de technologie en de commerciële vaardigheden niet voor.”

Álvaro Ríos, de secretaris van de Latijns-Amerikaanse Organisatie voor Energie (Olade), denkt dat YPFB een kans maakt als de Boliviaanse regering het bedrijf moderniseert en in staat stelt te concurreren met private bedrijven. Het ergste wat La Paz kan doen, is YPFB politiseren en een voorkeursbehandeling geven, oordeelt Ríos.

YPFB werd de voorbije jaren “ontmanteld” en tot voor kort verrichten zijn 600 werknemers alleen nog administratief werk”, geeft Manuel Morales toe, een van de belangrijkste adviseurs van het bedrijf. Maar volgens Morales zal YPFB “binnen twee à drie jaar sterk en competitief zijn” en zal Bolivia investeringen aantrekken van bedrijven die de “zekere en stabiele regels” appreciëren die de sector zullen vorm geven.

Met buitenlandse investeringen en de moderne technologie die transnationale ondernemingen meebrengen staat of valt de olie- en gasector in het staartarme Bolivia. Zelfs het economisch onvergelijkbaar veel machtigere Mexico moet dat aan den lijve ondervinden. De Mexicaanse staatsoliemaatschappij Pemex werkt al sinds 1938 nog nauwelijks samen met buitenlandse ondernemingen, en dat doet het bedrijf geen goed.

Met 3,3 miljoen vaten per dag is Mexico momenteel de grootste aardolieproducent van Latijns-Amerika. Maar de bekende Mexicaanse reserves zijn bijna uitgeput; experts geloven dat Mexico nog maar 13 jaar op grote schaal aardolie kan blijven produceren. De productie van vorig jaar lag al lichtjes onder het cijfer van 2004.

Experts geloven dat technologische inbreng van buitenlandse bedrijven Pemex beter in staat zou stellen ook de laatste druppels efficiënt uit de olievelden te halen. Waarschijnlijk zou er ook meer geld overblijven om in de exploitatie van de laatste velden en de zoektocht naar nieuwe voorraden te investeren. Pemex moet nu 60 procent van zijn inkomsten afdragen aan de Mexicaanse overheid, en zit tot over de oren in de schulden.

Ook het Venezolaanse staatsbedrijf PDVSA laat ondanks de hoge aardolieprijzen geen schitterende resultaten noteren. Venezuela produceert naar eigen zeggen 3,2 tot 3,3 miljoen vaten per dag, al houdt het Internationale Energie Agentschap het op 2,7 miljoen vaten. Volgens analisten laat PDVSA na voldoende te investeren in zijn olie- en gasvelden. Dat zou verklaren waarom het huidige productieniveau nog altijd vergelijkbaar is met dat van eind de jaren 90.

Maar staatsondernemingen kunnen dynamischer zijn. Anders dan Pemex is het Braziliaanse Petrobras op de beurs genoteerd en werkt het ijverig samen met buitenlandse ondernemingen. Slechts 35 procent van Petrobras is in handen van de Braziliaanse staat, maar de wet geeft de overheid toch de bevoegdheid de koers van de onderneming te bepalen.

Volgens Álvaro Ríos van Olade moeten de andere staatsoliebedrijven in Latijns-Amerika ook die richting uit. “De overheid moet ervoor zorgen dat de staatsbedrijven concurrentieel worden en aan dezelfde regels onderworpen worden als de privé-ondernemingen. Alleen zo krijg je efficiënte en duurzame bedrijven. (PD/MM)

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.