Middenveld wil meer zeggenschap in VN
De opmars van milieubewegingen, hulporganisaties en andere niet-gouvernementele groepen in de Verenigde Naties lijkt op grenzen te stuiten. Tot vrijdag (7 december) onderzoeken de ngo’s in Genève hoe ze hun tweederangsrol binnen de wereldorganisatie kunnen overstijgen. Ze willen niet langer alleen geconsulteerd worden, maar echte partners zijn in het VN-systeem.
Gustavo Capdevila . 5 december 2007
Nationale regeringen hebben de touwtjes stevig in handen in de VN: alleen zij stemmen over alle belangrijke beslissingen. Maar soms klinken ook de standpunten van niet-gouvernementele organisaties (ngo’s) behoorlijk luid. Op de Top over Duurzame Ontwikkeling in Rio de Janeiro in 1992 hadden milieuorganisaties een belangrijke inbreng. Organisaties als Amnesty International kennen traditioneel hoogdagen tijdens de zittingen van de VN-instellingen die de mensenrechten bewaken.
Tot hiertoe konden de ngo’s enkel tijdens één VN-conferentie echt van de macht proeven. Op de Wereldtop over de Informatiesamenleving, die zich tijdens edities in Genève (2003) en Tunis (2005) over de digitale kloof boog, zaten actiegroepen als min of meer gelijkwaardiger partners aan tafel met regeringen en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven.
Het bleef een uitzondering. Op verscheidene vergaderingen van de Economische en Sociale Raad van de VN (Ecosoc) in juli deden de ngo’s er hun beklag over dat belangrijke VN-organisaties in hun beleidsverklaringen helemaal voorbij gingen aan de rol van de civiele samenleving. Toch zou zonder de medewerking van niet-gouvernementele hulporganisaties en plaatselijke groepen de uitvoering van de meeste VN-projecten in duigen vallen.
De VN zien de ngo’s nog lang niet als een volwaardige partner, klaagt Renate Bloem, de voorzitter van de CONGO. Dat is de koepelorganisatie van alle niet-gouvernementele organisaties die officieel recht op spreken hebben binnen de VN. In Genève begon vandaag (5 december) de driedaagse algemene vergadering van de Congo.
Aan hun aantal zal de achterstelling van de ngo’s niet liggen. De VN hebben al ongeveer 3.000 niet-gouvernementele organisaties erkend, en dat aantal groeit elk jaar aan met 100 tot 150 organisaties.
Een probleem is dat ongeveer twee derde van die organisaties gevestigd is in Europa of Noord-Amerika, geeft Bloem toe. De stem van het Zuiden klinkt daardoor veel minder luid dan de ngo’s zouden willen.
Intussen verandert er misschien toch langzaam iets aan de weerstand van veel regeringen tegen een grotere rol van het middenveld. Bloem vindt dat er met name binnen de Ecosoc, een VN-orgaan dat participatie altijd al hoog in het vaandel droeg, meer mogelijkheden komen voor ngo’s. Ook de vervanging in 2006 van de Mensenrechtencommissie door een Mensenrechtenraad creëerde nieuwe openingen, al worden er volgens Bloem ook “vakkundig struikelblokken gelegd”.
De ngo’s klagen wel over een toenemend aantal ngo’s die niet onafhankelijk zijn maar naar de pijpen van bepaalde regeringen dansen. Ook sommige grote bedrijven financieren organisaties die ingaan tegen lastige ngo’s of zelfs proberen ze in diskrediet te brengen.
Tot hiertoe konden de ngo’s enkel tijdens één VN-conferentie echt van de macht proeven. Op de Wereldtop over de Informatiesamenleving, die zich tijdens edities in Genève (2003) en Tunis (2005) over de digitale kloof boog, zaten actiegroepen als min of meer gelijkwaardiger partners aan tafel met regeringen en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven.
Het bleef een uitzondering. Op verscheidene vergaderingen van de Economische en Sociale Raad van de VN (Ecosoc) in juli deden de ngo’s er hun beklag over dat belangrijke VN-organisaties in hun beleidsverklaringen helemaal voorbij gingen aan de rol van de civiele samenleving. Toch zou zonder de medewerking van niet-gouvernementele hulporganisaties en plaatselijke groepen de uitvoering van de meeste VN-projecten in duigen vallen.
De VN zien de ngo’s nog lang niet als een volwaardige partner, klaagt Renate Bloem, de voorzitter van de CONGO. Dat is de koepelorganisatie van alle niet-gouvernementele organisaties die officieel recht op spreken hebben binnen de VN. In Genève begon vandaag (5 december) de driedaagse algemene vergadering van de Congo.
Aan hun aantal zal de achterstelling van de ngo’s niet liggen. De VN hebben al ongeveer 3.000 niet-gouvernementele organisaties erkend, en dat aantal groeit elk jaar aan met 100 tot 150 organisaties.
Een probleem is dat ongeveer twee derde van die organisaties gevestigd is in Europa of Noord-Amerika, geeft Bloem toe. De stem van het Zuiden klinkt daardoor veel minder luid dan de ngo’s zouden willen.
Intussen verandert er misschien toch langzaam iets aan de weerstand van veel regeringen tegen een grotere rol van het middenveld. Bloem vindt dat er met name binnen de Ecosoc, een VN-orgaan dat participatie altijd al hoog in het vaandel droeg, meer mogelijkheden komen voor ngo’s. Ook de vervanging in 2006 van de Mensenrechtencommissie door een Mensenrechtenraad creëerde nieuwe openingen, al worden er volgens Bloem ook “vakkundig struikelblokken gelegd”.
De ngo’s klagen wel over een toenemend aantal ngo’s die niet onafhankelijk zijn maar naar de pijpen van bepaalde regeringen dansen. Ook sommige grote bedrijven financieren organisaties die ingaan tegen lastige ngo’s of zelfs proberen ze in diskrediet te brengen.
Maak MO* mee mogelijk.
Word proMO* net als 2798 andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.
Meer verhalen
-
Nieuws
-
Analyse
-
Column
-
Interview
-
Nieuws
-
Nieuws