Rapport legt pijnpunten bij geheime diensten bloot

België is onvoldoende gewapend tegen cyberaanvallen, de inlichtingendiensten wisselen onderling nog altijd te weinig informatie uit, de strijd tegen proliferatie laat te wensen over en het antiterreurorgaan OCAD moet waken over zijn perceptie om spanningen met de inlichtingendiensten te vermijden. Dat schrijft het Comité I in zijn Activiteitenverslag 2011, waarin het een aantal pijnpunten blootlegt van de Belgische inlichtingenwereld.

  • Kristof Clerix De onderlinge relaties tussen verschillende inlichtingendiensten zijn altijd al een heikel thema geweest. Kristof Clerix

Nadat de Belgische geheime diensten in de jaren tachtig herhaaldelijk genoemd werden in een aantal schandaaldossiers, riep de wetgever twintig jaar geleden het Comité I in het leven. Dat controleert –in opdracht van de senaat– de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV.

De reis naar Congo die te delicaat werd bevonden

Een van de meest opvallende passages in het jongste activiteitenverslag van het Comité I gaat over een dienstreis die nooit heeft plaatsgehad: begin 2009 plande het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse (OCAD) een korte missie naar Congo. Toen de gelegenheid zich aandiende om aan boord van een militaire vlucht naar Congo te reizen, greep het OCAD die kans. Het wou een beter zicht krijgen op de veiligheidssituatie in het land en de eventuele aanwezigheid van radicale, extremistische of terroristische groeperingen.

Cruciaal: een van de achterliggende redenen voor de dienstreis was dat Buitenlandse Zaken al minstens een jaar in gebreke was gebleven om inlichtingen over Centraal-Afrika door te spelen aan het OCAD. Nochtans is Buitenlandse Zaken daartoe wettelijk verplicht. Door die gebrekkige instroom van informatie –de reden wordt in het Comité I-verslag niet genoemd (parlementaire vraag, iemand?)– bleef de werking van het OCAD omtrent Centraal-Afrika meer dan een jaar gehypothekeerd.

‘De houding van Buitenlandse Zaken was onduldbaar’, schrijft het Comité I in een gezamenlijk verslag met het Comité P (dat de politiediensten controleert in opdracht van het parlement). Vervolgens is toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Steven Vanackere (CD&V) persoonlijk tussengekomen om aan de situatie te verhelpen.

De OCAD-zending naar Congo heeft overigens nooit plaatsgevonden omdat het kabinet van Buitenlandse Zaken zo’n missie naar de voormalige kolonie ‘te delicaat’ vond. Sowieso oogde de planning van de reis eerder mager, oordeelden dan weer de Comités I en P. ‘Bij de voorbereiding van de missie was er ruimte voor verbering, zowel op inhoudelijk, communicatief als organisatorisch vlak.’

Verder bogen de Comités I en P zich over de vraag of het überhaupt aan het antiterreurorgaan OCAD toekomt om dienstreizen naar Congo te ondernemen. Een gedeelte van de zending kon beschouwd worden als studiereis –vanuit dat oogpunt juichen de Comités het initiatief toe. De zending had daarnaast echter ook tot doel om ter plekke inlichtingen te bekomen over de toestand in Congo. En dat kan niet, aldus het Comité I: daarvoor is het OCAD niet bevoegd.

Bronvermelding aub

De Comités I en P hielden ook de informatiestromen tussen het OCAD en zijn andere ondersteunende diensten tegen het licht. Naast Buitenlandse Zaken gaat het om de Staatsveiligheid, de ADIV, de politie, de douane, de Dienst Vreemdelingenzaken en de FOD Mobiliteit. Die overheidsdiensten moeten het OCAD verplicht voeden met relevante informatie zodat het OCAD dreigingsanalyses kan opstellen.

Het goede nieuws: zowel kwantitatief als kwalitatief zouden die informatiestromen een ‘stijgende tendens’ vertonen.

‘Over het algemeen omschreef de Staatsveiligheid de relatie met het OCAD als positief’, zo staat te lezen in het activiteitenverslag. ‘De informatiestroom van en naar de Staatsveiligheid vertoont niet alleen een stijging in absolute cijfers; ook de inhoud zou merkelijk verbeterd zijn.’

Toch is de Staatsveiligheid vragende partij voor een betere bronvermelding bij berichten afkomstig van het OCAD. ‘Zo is niet steeds duidelijk vanwaar bepaalde informatie afkomstig is. Dat kan ertoe leiden dat de Staatsveiligheid in een analyse van het OCAD een bevestiging leest van haar eigen bevindingen, terwijl het werk van het OCAD uitsluitend gebaseerd is op informatie van de Staatsveiligheid zelf.’

Over de schoenmaker en zijn leest

Een heikel punt vormen de contacten die het OCAD onderhoudt met soortgelijke centrale antiterreurorganen in het buitenland, schrijft het Comité I. Wanneer die centra zelf deel uitmaken van een operationele inlichtingendienst, wordt dat door de Staatsveiligheid als problematisch ervaren.

‘De Staatsveiligheid beschouwt zusterdiensten immers als haar natuurlijke correspondenten en vreest dat de contacten van het OCAD zich in die gevallen niet beperken tot de afdeling die belast is met dreigingsanalyses.’

Het Comité I noemt geen naam en toenaam, maar in de wandelgangen van de inlichtingenwereld was de voorbije maanden herhaaldelijk de frustratie te horen dat het OCAD te enge relaties zou onderhouden met de Amerikaanse geheime dienst CIA.

‘Het verdient de aanbeveling dat het OCAD er steeds over zou waken dat er omtrent zijn unieke identiteit geen enkele verwarring kan ontstaan’, schrijft het Comité I diplomatisch. ‘Het OCAD is, in tegenstelling tot de ADIV en de Staatsveiligheid, namelijk geen inlichtingendienst. Een actieve en consequente aandacht hiervoor in zijn communicatie en werking, en dit zowel in het binnen- als het buitenland, is dan ook essentieel.’

De zaak-Lors Doukaev

Ook de informatie-uitwisseling tussen de Belgische geheime diensten onderling, en met de federale politie, blijft volgens het Comité I een aandachtspunt. Dat bleek bijvoorbeeld in de zaak-Lors Doukaev. De jonge Tsjetsjeen met Belgische nationaliteit probeerde in 2010 een aanslag te plegen in Kopenhagen.

Het Comité I stelde vast dat in de zaak-Doukaev geen informatie werd uitgewisseld tussen de inlichtingendiensten onderling, noch tussen de inlichtingen- en politiediensten.

‘Het gebrek aan een rechtstreekse doorstroming van gegevens kan ertoe leiden dat de diensten kansen ontlopen om personen te traceren die de samenleving en de burgers in gevaar kunnen brengen’, besluit het Comité I.

De speld en de hooiberg

In 2010 startte het Comité I een audit bij de militaire inlichtingendienst ADIV, die midden 2011 werd afgesloten. De resultaten waren ontluisterend. ‘De precaire situatie waarin de ADIV zich op het moment van de audit bevond, zal op termijn niet houdbaar zijn’, schrijft het Comité I. Een voorbeeld: de ADIV had te weinig middelen –ondermeer op ICT-vlak– om efficiënt toegang te krijgen tot zijn eigen informatiebestand, terwijl dat uiteraard net de corebusiness is van een inlichtingendienst.

‘De Belgische geheime diensten passen bijzondere inlichtingenmethoden toe zonder in excessen te vervallen.’

Het Comité I formuleert maar liefst 28 aanbevelingen voor de ADIV, van ‘stel duidelijke functiebeschrijvingen op’ over ‘hef verschillen op tussen de diverse personeelsgroepen’ tot ‘maak werk van risicobeheer’. Werk aan de winkel dus voor generaal Eddy Testelmans, die in het voorjaar van 2012 vice-admiraal Michel Hellemans is opgevolgd als hoofd van de ADIV.

 

Kwetsbaar voor cyberaanvallen

In 1995 –zeventien (!) jaar geleden– vestigde het Comité I voor het eerst de aandacht op het belang om informatiesystemen te beveiligen. Intussen zijn verschillende Belgische overheidsdiensten (Buitenlandse Zaken en Landsverdediging worden in het jaarverslag genoemd) al herhaaldelijk het slachtoffer geworden van cyberaanvallen.

Een Witboek voor een nationaal beleid van de informatieveiligheid uit 2007 ten spijt, is er in België nog altijd geen globaal federaal beleid inzake informatieveiligheid. ‘Het ontbreken daarvan maakt ons land zeer kwetsbaar voor aanvallen tegen zijn vitale informatiesystemen en –netwerken’, aldus het Comité I. De materie ligt verspreid over meerdere federale overheidsdiensten, die niet steeds over voldoende middelen beschikken.

Zo wilde de Staatsveiligheid een ICT-directeur aanstellen en haar sectie verantwoordelijk voor IT-veiligheid uitbreiden, maar de dienst kreeg daarvoor niet het fiat van de FOD Justitie noch van de Inspecteur van Financiën. De ADIV ondervond dan weer ernstige moeilijkheden om inzake cyberbeveiliging gekwalificeerd personeel te rekruteren en te behouden.

Het Comité I pleit in dat kader voor meer technische en personele middelen voor de Belgische inlichtingendiensten, en voor de oprichting van een agentschap dat de activiteiten rond informatieveiligheid coördineert.

Voordat de bom valt

Nog een probleem dat op de agenda blijft staan: het Comité I benadrukt dat de Staatsveiligheid nog steeds niet beschikt over de materiële en personele middelen die moeten toelaten het hoofd te bieden aan ‘de toename en de dringendheid van het werk in de strijd tegen proliferatie’ (de verspreiding van nucleaire technologie voor militaire doeleinden).

De problematiek stond in 2004 volop in de belangstelling nadat het bedrijf Epsi uit Temse een isostatische pers (in mensentaal: een toestel waarmee je goederen kan samendrukken, en dat onder meer kan gebruikt worden in de aanmak van nucleaire wapens) naar Iran had geëxporteerd –ondanks waarschuwingen van de CIA.

Het Comité I onderzocht hoe de Staatsveiligheid de voorbije jaren te werk was gegaan bij de opvolging van een ‘Belgisch bedrijf gespecialiseerd in de vervaardiging van hoogtechnologisch materiaal’. Dat onderzoek, klinkt het veelzeggend, ‘laat niet toe te besluiten dat er op betekenisvolle wijze werd geremedieerd aan de lacunes die voorheen werden vastgesteld.’

Buitenlandse spionnen opsporen

Maar niet alles is kommer en kwel in de Belgische wereld van geheime diensten. ‘2011 heeft aangetoond dat de BIM-wet effectief werkt én werkzaam is’, schrijft Comité I-voorzitter Guy Rapaille in het voorwoord van het activiteitenverslag. ‘De inlichtingendiensten passen de methoden toe, zonder daarbij in excessen te vervallen.’

Sinds 1 september 2010 mogen de Belgische inlichtingendiensten op basis van de wet op de Bijzondere Inlichtingenmethoden (BIM) onder meer telefoons afluisteren, camera’s plaatsen, e-mails onderscheppen en post openen.

‘De Staatsveiligheid lijkt de nieuwe mogelijkheden om bijzondere inlichtingenmethoden in te zetten op een evenwichtige manier te benutten’, klinkt het. ‘De dienst besteedt ook de nodige zorg aan de redactie van de toelatingen en machtigingen. (…) Voor de ADIV kunnen nog niet dezelfde conclusies worden getrokken. Ondanks het geringe aantal toelatingen is de redactie ervan niet steeds even accuraat, al levert de dienst inspanningen om hieraan te verhelpen.’

De cijfers over het aantal toelatingen om bijzondere inlichtingenmethoden aan te wenden, waren eerder al uitgelekt in De Tijd: 764 machtigingen voor de Staatsveiligheid, en 67 voor de ADIV. Maar in zijn activiteitenverslag gaat het Comité I –over maar liefst dertig bladzijden– veel gedetailleerder in op de problematiek.

Zo blijkt de ADIV in de eerste plaats een beroep te doen op bijzondere inlichtingenmethoden om buitenlandse spionnen in België op te sporen (54 gevallen). Daarna volgen terrorisme (10) en extremisme (3). Bij de Staatsveiligheid gaat het om193 BIM-methoden gebruikt in spionagezaken, 371 in terrorisme-onderzoeken en 319 bij onderzoeken rond extremisme.

Journalistiek als dekmantel

In negentien gevallen liet het Comité I een bijzondere inlichtingenmethode geheel of gedeeltelijk stopzetten. Bijvoorbeeld omdat een inlichtingendienst de oproepgegevens van een mobiel én vasttelefoonnummer had ingekeken, terwijl het enkel een toelating had gekregen om het gsm-verkeer te traceren.

In twee andere gevallen oordeelde het Comité I dat bepaalde gegevens die de diensten over een journalist hadden ingewonnen, onwettig waren omdat de voorzitter van de journalistenbond niet vooraf geïnformeerd was –terwijl de wet dat nochtans vooropstelt.

Over journalistiek gesproken: in 2011 kregen de Staatsveiligheid en de ADIV twaalf machtigingen om bijzondere inlichtingenmethoden in te zetten tegen advocaten, artsen of beroepsjournalisten. Aangezien journalistiek een klassieke cover is voor inlichtingenwerk, is de kans groot dat het in die twaalf gevallen telkens om journalisten ging.

Link naar het activiteitenverslag van Comité I

 

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.