Religieuze leiders niet meer bang voor aids

Het zijn twee voorbeelden van religieuze groepen die zich meer bewust worden van sociale problemen zoals HIV en aids, die voorheen - en door sommigen nog steeds - gezien werden als een straf voor losbandig gedrag.
De betrokkenheid van religieuze organisaties bij de bestrijding van HIV en aids was deze week het thema van de ‘Inter-Faith Consultation on Children en HIV, georganiseerd door het VN-Kinderfonds Unicef in Oost-Azië en de Pacific.
Ondanks fundamentele verschillen, waren boeddhistische monniken, christelijke predikanten en moslimgeestelijken het erover eens dat het bestrijden van de aidsepidemie iets is dat bij hun werk in de gemeenschap hoort. Want religies zijn in veel gevallen bepalend voor de cultuur en waarden in de regio.
Signaal
Het stageprogramma van de Wereldraad van Kerken in Suva “zendt een signaal uit dat mensen die HIV-positief zijn, goede werkkrachten kunnen zijn”, zei secretaris Fe’iloakitau Kaho Tevi van de Wereldraad. “Je hoeft niet bang te zijn om met ze samen te werken.”
Aids is niet alleen een gezondheidsprobleem, de ziekte heeft ook sociale en morele ‘elementen’, zei Simone Charnley, regiocoördinator van het Asian Muslim Action Network (AMAN) in Bangkok. “Religieuze leiders kunnen dan ook veel invloed hebben bij het bestrijden van stigmatisering en discriminatie”, zei ze.
Volgens het aidsprogramma van de Verenigde Naties (UNAIDS), telde Azië in 2007 4,9 miljoen mensen met HIV. Van hen raakten 440.000 mensen in dat jaar besmet. Ongeveer 300.000 mensen overleden in 2007 aan aidsgerelateerde ziekten.
Hulplijn
In Cambodja, waar 1,6 procent van de volwassenen besmet is met HIV, zijn boeddhistische monniken behoorlijk betrokken bij de zorg voor HIV en aids-patiënten. Behalve dat ze twee telefoonlijnen bemannen waar mensen informatie kunnen krijgen, bieden ze ook gezondheidszorg, kleinschalige inkomensprojecten, eten en onderdak en schoolmaterialen voor kinderen. Ook geven ze geestelijk bijstand.
Volgens het Buddhist Leadership Initiative, heeft bijna 1 op de 3 monniken in China, Cambodja en Laos een ‘aidstraining’ gehad.
Kapitein John Kerari van het kerkelijke partnerschapsprogramma van het Leger des Heils op Papoea Nieuw-Guinea, benadrukte dat de inzet van religieuze organisaties alleen onvoldoende is. Regeringen zouden een leidende rol moeten vervullen bij de bestrijding van de epidemie. Papoea Nieuw-Guinea heeft met 1,8 procent besmette volwassenen het hoogste aantal HIV-geïnfecteerden in Azië en de Pacific, volgens UNAIDS.
Datuk A. Vaithilingam, voorzitter van Malaysia Hindu Sangam en vice-president van de Maleisische Aidsraad, zei dat er buiten India te weinig programma’s zijn voor hindoes die besmet zijn met HIV. Hij riep hindoe-organisaties op actiever te zijn op dit vlak.