Robert Vos (UNDPA) over de Millenniumtop

Vorige maand publiceerde het VN Bureau voor Planning en Analyse (UNDPA) het Milleniumgoals Gap Task Force Report. Dat ging na welke middelen nodig zijn om de Millenniumdoelstellingen in de toekomst te financieren, en wat de voorbije jaren werkelijk aan ontwikkeling werd uitgegeven. Een dag na de Millenniumtop sprak MO* met Robert Vos, hoofd van UNDPA, over zijn visie op de top, de financiering van ontwikkelingshulp en nieuwe groeimogelijkheden in arme landen.
MO*: Hoe evalueert u de voorbije Millenniumtop?
Vos: We hebben bereikt wat er te bereiken viel. Je kon niet verwachten dar op deze top veel nieuwe dingen zouden gebeuren. Op vlak van internationale samenwerking zijn een aantal zaken herhaald en hopelijk wordt daar nu wel gevolg aan gegeven. Wat we voordien hadden afgesproken moet nu wel echt gebeuren. Hoe je het ook draait of keert en hoe je ook zelf over de Millenniumdoelstellingen denkt, de top heeft toch opnieuw duidelijk richting gegeven aan hoe ontwikkelingsbeleid gezamenlijk moet gericht worden.  Nog nooit eerder schaarde de wereld zich achter een set doelstellingen en trachtte ze die doelstellingen vol te houden, ondanks alle twijfels die men daar wel eens oproept.
MO*: Er werd echter niet veel nieuws beloofd.
Vos: Er is nogmaals benadrukt hoe belangrijk ontwikkelingshulp is. Iedereen erkent ook dat meer geld alleen de zaak niet oplost, maar dat voor veel landen zonder meer geld ook niet meer mogelijk is dan wat ze nu doen. Het is daarom erg belangrijk dat de donorlanden hun beloftes nakomen, en die niet  omwille van de crisis die terugschroeven. Ontwikkelingshulp blijft een klein bedrag in elke zin van het woord. De totale ontwikkelingshulp is bijvoorbeeld veel kleiner dan de met subsidies die in Europa en de Verenigde Staten aan boeren worden gegeven. Als we in Europa voor één percent van de beroepsbevolking zo veel geld kunnen besteden dan moet het zeker mogelijk zijn om zoveel te besteden aan miljarden mensen in de rest van de wereld.
MO*:  Meer geld komt er momenteel niet.
Vos: Dat moeten we afwachten. Ik vind dat we moeten benadrukken dat als landen geld beloven dat geld er ook moet komen. Het probleem is natuurlijk hoe je dat voor mekaar krijgt. Een van de problemen met hulpverstrekking vandaag is dat het te veel afhankelijk is van nationale politieke discussies. Het is natuurlijk belangrijk brede steun voor ontwikkelingssamenwerking  te vinden, en mensen ervan bewust te maken dat het lot van arme mensen in landen ver weg net zo belangrijk is voor je eigen welzijn. Als de wereld te scheef groeit dan geeft dat andere problemen waar je uiteindelijk zelf ook last van krijgt. Dat is altijd het idee van ontwikkelingssamenwerking geweest. Het is niet alleen een morele verplichting, maar het heeft ook een economische en sociale logica. Een manier om aan die nationale politieke discussies voorbij te gaan is om naar meer internationale vormen van fondsen op tafel te leggen, via internationale belastingen.
MO*: Zo is er het Belgische voorstel voor een taks op internationale financiële transacties.
Vos: Dat is inderdaad een van de vormen waarop dat kan gebeuren. Belangrijk is dat er dan duidelijk afgesproken wordt met welke doelstellingen dat wordt gedaan, hoe vaal van die taksen voor ontwikkelingshulp kan worden gebruikt.
Het plan werd in het verleden bekritiseerd omdat het oorspronkelijk een middel was om financiële markten te stabiliseren. Maar het kan bijzonder nuttig zijn, want zelf met een heel klein percentage op financiële transacties kan je veel geld te mobiliseren. Als je een plan hebt hoe dat te gebruiken voor ontwikkelingsdoelen, kan je rekenen op een stabielere stroom van geld.
Op deze top werd voor de eerste keer echt nadruk gelegd op deze nieuwe vormen van financiering. Hopelijk krijgt het ook in andere contexten, zoals bijvoorbeeld in de G-20, meer aandacht en kunnen we grote landen mobiliseren.
MO*: Is er een kans dat voor dergelijk voorstel een draagvlak wordt gevonden?
Vos: Als de politieke wil er is kunnen verschillende praktische voorstellen worden gerealiseerd. Het gaat er  daarbij niet zo zeer om hoe je het geld kan innen, maar hoe je dat geld over organisaties en fondsen gaat verdelen.
Technisch gezien is het vrij toepasbaar, het gaan nu meer om of er een duidelijk akkoord is over hoe het gekanaliseerd kan worden. Wie is eigenaar van een internationale belasting?  Die laatste vraag is nog te weinig uitgewerkt. Er zijn wel veel ideeën maar iedereen wil natuurlijk een stukje van dat geld hebben.
MO*: Wat zijn andere mogelijkheden om ontwikkeling te financieren?
Vos: Een gebied waar veel meer op zou moeten gebeuren is samenwerking op belastingsgebied tussen landen. Nu is er concurrentie tussen ontwikkelingslanden om bedrijven vrijstelling van belasting te bieden om ze tot investeringen te bewegen. Veel landen denken dat dat een erg belangrijke factor is in de beslissing van een investeerder om zich in een land te vestigen. Uit onderzoek blijkt dat dat echter de minste zorg is van investeerders. Veel belangrijker is  infrastructuur, de opleiding van werknemers, de regelgeving in een land, politieke stabiliteit.
Voor veel landen zou dus het erg schelen moesten ze minder bedrijven belastingsvrij naar zich toehalen.  Met internationale samenwerking zouden we die concurrentie kunnen wegwerken. In veel landen kan er zo extra belasting worden geïnd. Als landen hun eigen ontwikkeling kunnen financieren in de toekomst en niet  meer hun handje hoeven op te houden bij internationale donoren, is dat bovendien een veel betere basis voor ontwikkeling.
MO*: Hoeveel extra geld is er nodig om de Millenniumdoelstellingen te halen?
Vos: Er zijn pogingen geweest om dat te schatten, maar het verschilt zo sterk van land tot land. Er zijn ook geen schattingen van land tot land beschikbaar. Vooralsnog moeten we dus leven met het soort doelstellingen dat we hebben.
Het wordt bovendien vaak vergeten dat het meeste van de ontwikkelingsdoelen gefinancierd wordt met nationale middelen en niet met ontwikkelingshulp. Men denkt soms dat de Millenniumdoelstellingen alleen om ontwikkelingshulp gaan, maar uiteindelijk gaat het vooral om nationaal en lokaal beleid, wat men nationaal en lokaal kan doen op vlak van armoedebestrijding, educatie, gezondheidszorg.  Ontwikkelingsgeld is dan slechts nodig om de gaatjes te dichten.
Jammer genoeg hebben te weinig ontwikkelingslanden momenteel integrale strategieën die voldoende duidelijk maken hoe ze de doelstellingen kunnen halen en hoe ze dat willen financieren.  Daar heeft iedereen een beetje schuld aan. Sommige landen hebben te weinig op lange termijn gedacht,  de doelstellingen onvoldoende serieus genomen. De donorgemeenschap is daarnaast te veel gefocust op de projecten die zij willen financieren, en niet op internationale strategieën.
MO*: Op de top was er heel veel aandacht voor deze problematiek.
Vos:  Inderdaad. Het is erg belangrijk dat ontwikkeling lokaal gebeurt. Landen zouden zelf moeten zeggen wat zij denken dat mogelijk is, en dan op grond daarvan kijken op welke onderdelen ze nog assistentie nodig hebben. Dat is helaas nog een ideaal perspectief. Op donorgebeid wordt nog te veel gekeken wat men wel en niet wil financieren. Uiteindelijk is hulp echter maar één deeltje van de puzzel. De uitdaging zijn nog steeds heel groot en voor enkele van de armste landen worden de uitdagingen alleen nog maar veel groter.
MO*: De schuld van veel Afrikaanse landen groeit. Hoe belemmert dat ontwikkeling en wat is de beste strategie om die schulden aan te pakken?
Vos: Een van de successen van de internationale gemeenschap is dat veel officiële schuld is kwijtgescholden, in veel gevallen voor tachtig tot negentig percent. Intussen zijn er in veel landen echter nieuwe schulden bijgekomen. Veel ontwikkelingshulp noemt wel ontwikkelingshulp, maar eigenlijk gaat het om leningen aan zachte rentes. Ook wanneer landen hulp krijgen van de Wereldbank en het IMF zijn dat voornamelijk leningen. Er is dus altijd een schuldenlast gebleven. Door de crisis zijn zowel export als overheidsinkomsten bovendien afgenomen, waardoor het afbetalen moeilijker wordt.
Het probleem met het schuldverlichtingskader is dat dit voornamelijk op de allerarmste landen is gericht en sinds 2006 officieel is afgelopen. Landen die het eindpunt nog niet hebben bereikt krijgen nog schuldverlichting, maar er kunnen geen nieuwe landen meer bijkomen. Nu zijn er echter ook een hoop middeninkomenslanden die ook schuld hebben opgelopen. In een groeiend aantal landen is de schuldenlast groter dan het totaal aantal sociale uitgaven. Wanneer zo veel geld terugvloeit naar het buitenland is dat bijzonder funest voor de sociale ontwikkeling. Een voorstel is daarom om een schuldenverlichtingsmechanisme op te richten voor een bredere groep landen.
MO*: Obama benadrukte gisteren in zijn speech op de Millenniumtop dat economische groei erg belangrijk is voor ontwikkeling. Hoe kunnen donorlanden bijdragen tot groei in ontwikkelingslanden?
Vos: Dat is opnieuw iets dat landen zelf moeten invullen. Opnieuw is het ook cruciaal om een integrale strategie te ontwikkelen. Hoe je kan ontwikkelen verschilt van land tot land.  In veel van de armste landen waar landbouw nog een grote sector is zou je niet met nieuwe industrie moeten beginnen, maar de landbouwsector moeten ontwikkelen. Neem een land als China, ontwikkeling is  daar ook in de landbouw begonnen. Veel landen hebben een sprong naar industriële ontwikkeling gemaakt door eerst landbouwhervormingen door te voeren en de productiviteit te verhogen. Voor veel Afrikanen geldt hetzelfde. Als je op een slimme manier voedselproductie verhoogt, onder meer om armoede te bestrijden, kan dat ook onderdeel van een strategie zijn die de rest van de economie kan optrekken en nieuwe investeringen mogelijk maakt.
Wat ook blijkt is dat landen die erin slagen meer te diversifiëren, die niet alleen exporteren maar ook een goeie balans hebben tussen exportproductie en importproductie beter beschermd zijn tegen schokken. Daarnaast moet men ook kijken hoe we bepaalde regels van de WTO nog meer kunnen flexibiliseren voor arme landen.
Dit zijn natuurlijk allemaal maatregelen op lange termijn. Die vragen van politici moed om over hun regeerperiode heen te kijken. Voor landen met een zwakke regering is het vaak al moeilijk genoeg krachten te mobiliseren voor een bepaalde strategie. Het vraagt dus zowel politieke wil, mobilisatiekracht als internationale hulp.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.