Wapens in plaats van schoolbanken en hospitaalbedden

Het ultieme doel van wapens is te vernielen en te doden. Het behoeft dus weinig betoog dat wapens en ontwikkeling eigenlijk elkaars tegengestelde zijn. Toch reikt de impact van wapens verder dan de louter fysieke vernietiging. De Amerikaanse president Dwight D. Eisenhower verwoordde dit treffend: “Ieder geweer dat gemaakt wordt, ieder nieuw oorlogsschip, iedere gelanceerde raket betekent uiteindelijk een diefstal ten aanzien van de hongerigen en zij die ongekleed kou lijden.”
In dit artikel schetsen we een algemeen beeld van de impact van bewapening op de verschillende aspecten van ontwikkeling. Hierbij maken we het onderscheid tussen de gevolgen van de inzet van wapens en de impact van de bewapening nog voor ze effectief gebruikt wordt. Om gestalte te geven aan het begrip ‘ontwikkeling’, zullen we de volgende aspecten belichten: de dodelijke slachtoffers en de gevolgen van bewapening en conflict voor economische ontwikkeling, gezondheidszorg, onderwijs, ontwikkelingshulp, overheidsschulden en werkgelegenheid.


Dodelijke slachtoffers

Ieder jaar worden 500.000 mensen gedood door wapens. Dit is ongeveer één persoon per minuut. Daarvan eisen gewapende conflicten 300.000 doden. 99 procent van de slachtoffers zijn burgers. Lichte wapens zijn de belangrijkste moordwapens. Uit onderzoek blijkt ook dat het aantal gewapende incidenten in het jaar na het beëindigen van een conflict slechts met twintig tot veertig procent daalt.

Lichte wapens doden jaarlijks 200.000 mensen buiten conflicthaarden. Een onderzoek door de Wereldgezondheidsorganisatie in 52 ontwikkelde landen met samen 1,4 miljard inwoners telde in één jaar tijd 115.000 doden tengevolge van vuurwapens. In geen enkel van deze landen woedde een gewapend conflict (1). In 69 procent van de gevallen ging het om moord, in 25 procent om zelfmoord en in vier procent om een ongeval. Daarmee zijn vuurwapens het meest voorkomende moordwapen in de westerse wereld en in verschillende derdewereldlanden zoals Brazilië, Zuid-Afrika en Colombia is moord de belangrijkste niet-natuurlijke doodsoorzaak. In La Paz en Bogota zijn vuurwapens de belangrijkste doodsoorzaak bij tieners en jongvolwassenen. De Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank raamt de kost van het aantal doden in Latijns-Amerika op 140 tot 170 miljard per jaar.

Grafiek 1: Het verband tussen het aantal slachtoffers door vuurwapens per miljoen inwoners (X) en het percentage van de gezinnen dat vuurwapens bezit (Y).

Bron: ICRC, 1999, p. 21

Er bestaan verschillende studies over het verband tussen de beschikbaarheid van vuurwapens en het sterftecijfer door vuurwapens. Hoewel we zeker rekening moeten houden met de sociale, politieke en economische context, bevestigen de meeste van deze onderzoeken dat de aanwezigheid van vuurwapens meer dodelijke slachtoffers eist. Vooral in landen met een hoog gemiddeld inkomen blijkt er een heel duidelijk verband te bestaan.


Bewapening, conflict en economische ontwikkeling

Gewapende conflicten onttrekken aanzienlijke financiële middelen aan de sociale en economische ontwikkeling. Doordat meer geld naar het militaire apparaat gaat, betekent dat doorgaans een kaalslag voor de rest van het overheidsbudget. In vredestijd besteedt een staat met een gemiddeld Bruto Nationaal Product (BNP) van 3000 dollar per inwoner ongeveer 2,8 procent van zijn BNP aan defensie (2). Tijdens een gewapend conflict wordt dat al snel vijf procent. Voor een conflict dat zeven jaar duurt, resulteert dit in een totale meeruitgave voor defensie van bijna twintig procent van het BNP. Doorgaans moet deze budgettoename gecompenseerd worden door bezuinigingen op andere uitgavenposten, vooral omdat er nu aanzienlijk minder militaire kredieten verleend worden aan landen die in een burgeroorlog verwikkeld zijn.

In veel gevallen wordt de stijging van de militaire uitgaven gecompenseerd door een uitverkoop van de nationale rijkdom. In dat opzicht komen in eerste instantie de natuurlijke rijkdommen ter sprake. De voorbeelden zijn legio. Tijdens de burgeroorlog in Liberia gaf president Charles Taylor concessies voor de ontginning van 1,8 miljoen ha tropisch woud aan buitenlandse bedrijven (3).
Daarnaast is er vaak ook sprake van een beschadiging en vernietiging van de infrastructuur en van het economisch potentieel. Zo heeft het aanslepende geweld in de Democratische Republiek Congo een zeer onregelmatige energievoorziening in de grote steden veroorzaakt. De waterkrachtcentrale van Inga draaide in 2003 maar op 25 procent van haar normale capaciteit van 2500 megawatt. Een ander voorbeeld is Mozambique, waar tijdens de burgeroorlog rond veertig procent van het ‘vast kapitaal’ verwoest of onbruikbaar gemaakt werd. De landbouwgronden waren onbewerkbaar door de duizenden antipersoonsmijnen, de administratie was volledig overhoop gehaald en de telecommunicatie was afgesneden over heel het land. Oorlog draait de klok van de ontwikkeling aanzienlijk terug.

Een onderzoek van de Wereldbank wees uit dat de economie tijdens burgeroorlogen gemiddeld 2,2 keer trager groeit dan in tijden van vrede. Na een doorsnee burgeroorlog van zeven jaar impliceert dit een vermindering van het gemiddelde inkomen met vijftien procent en daarnaast een toename van de absolute armoede met dertig procent. Andere gevolgen zijn doorgaans een massale kapitaalvlucht naar het buitenland en de afname van de uitvoer en van de voedselproductie.

Maar bewapening weegt dikwijls ook zwaar door op de economische ontwikkeling zonder dat ze effectief wordt ingezet in een oorlog. Volgens het US State Department, het ministerie van Buitenlandse Zaken in de VS, worden jaarlijks wapens verhandeld voor een gemiddelde waarde van vijftig miljard dollar (4). De derdewereldlanden nemen daarvan ongeveer 43 procent voor hun rekening. Hun gezamenlijke wapenimport beloopt dus 21,5 miljard dollar per jaar. Die uitgaven staan niet in verhouding tot de economische groei. Tussen 1998 en 2002 stegen de defensie-uitgaven in Pakistan bijna zes keer zo snel als het BNP. Ook India, Egypte en Sri Lanka gaven gedurende die tijd meer uit aan wapens dan er in verhouding economische welvaart geschapen werd (5).

Tabel 1: Groei van het BNP en van de uitgaven voor bewapening

Procentuele toename van het BNP per inwoner tussen 1998 en 2002 Procentuele toename van de uitgaven voor bewapening tussen 1998 en 2002
Egypte 14% 20%
India 27% 68%
Pakistan 9% 54%
Sri Lanka 6% 36%


Bewapening, conflict en gezondheidszorg

Wanneer we voor de vier eerder vermelde landen de uitgaven voor bewapening vergelijken met het overheidsbudget voor gezondheidszorg, stellen we vast dat zowel Pakistan, India, Egypte als Sri Lanka aanzienlijk meer geld besteden aan bewapening dan aan gezondheidszorg. In Pakistan sterft één kind op tien voor de leeftijd van vijf jaar en toch bedraagt het budget voor gezondheidszorg maar een tiende van dat voor bewapening. Twintig procent van de bevolking heeft helemaal geen toegang tot gezondheidszorg. Tbc en malaria veroorzaakten in 2002 ruim 130.000 doden. In deze vier landen krijgt bewapening dus een hogere prioriteit dan de volksgezondheid.

Tabel 2: Totale overheidsuitgaven en het aandeel voor defensie, bewapening en gezondheidszorg

Totale overheidsuitgaven 2001 (in miljard dollar) Aandeel in de overheidsuitgaven 2001
Defensie (incl. bewapening) Bewapening Gezondheidszorg
Egypte 26,1 10,0% 2,2% 1,8%
India 78,2 15,4% 2,2% 0,9%
Pakistan 14,8 20,8% 8,6% 0,9%
Sri Lanka 4,1 15,0% 4,9% 0,9%

Bronnen: Country Profiles van de Wereldgezondheidsorganisatie, CIA Factbook 2003, SIPRI Military Expenditure Database en Human Development Report 2003 van UNDP.

De Wereldgezondheidsorganisatie berekende dat vijftien procent van de ziekten en verwondingen in de ontwikkelingslanden veroorzaakt wordt door wapens. Voor elke overledene vallen er drie gewonden. Vuurwapens zijn de belangrijkste oorzaak van dodelijke verwondingen in Afrika. Robin Coupland, chirurg bij het Internationaal Comité van het Rode Kruis, stelt duidelijk dat wapens een negatieve invloed uitoefenen op de gezondheid van mensen. “Maar het duurt lang eer gezondheidsdeskundigen erkennen dat de impact van wapens op zich een wereldwijde epidemie vormt die hoofdzakelijk burgers treft.”

Schotwonden vormen een zware belasting voor de plaatselijke gezondheidszorg. Twee studies hebben aangetoond dat de gemiddelde hospitalisatieduur voor de behandeling van een schotwonde tien tot veertien dagen bedraagt. In Canada worden de totale medische kosten voor slachtoffers van vuurwapens geraamd op 4,7 tot 6,6 miljard dollar per jaar. In de Verenigde Staten brengen vuurwapens jaarlijks 100 tot 126 miljard dollar kosten voor de gezondheidszorg met zich mee. Dit betekent voor de Verenigde Staten een gemiddelde medische kost per slachtoffer van 17.000 dollar. Een soortgelijk beeld geldt voor Zuid-Afrika en Latijns-Amerika, waar elke duizend slachtoffers door vuurwapens jaarlijks één miljoen dollar aan behandeling kosten. 29 procent van de niet-natuurlijke doden in Zuid-Afrika waren in 2000 te wijten aan incidenten met vuurwapens. In Brazilië kost de verzorging van slachtoffers van vuurwapens even veel als zes procent van het BNP. Voor Colombia is dit maar liefst twintig procent.

De verspreiding en de inzet van vuurwapens vormt in veel gevallen ook een belangrijke hinderpaal voor de hulpverlening: ze belemmeren het transport van gewonden of maken verpleegcentra en ziekenhuizen tot een gegeerd doelwit voor plunderingen. Tijdens een enquête van het Internationaal Comité van het Rode Kruis onder het personeel (6) op het terrein bevestigde zestig procent van de medewerkers dat zij meer dan één maal per maand de werkzaamheden moeten onderbreken naar aanleiding van gewapende dreigingen. Zeventig procent van de respondenten stelde dat wapens een latente bedreiging vormen voor de hulpverleners en een derde was van mening dat ruim de helft van de noodlijdende bevolking niet bereikbaar was door gewapende dreigingen. Een studie door Artsen Zonder Grenzen over de eigen hulpverlening in Soedan maakt gewag van herhaalde plunderingen van medicijnen en apparatuur uit de medische centra, onder dreiging van lichte wapens. Tijdens verschillende van deze incidenten kwamen acht medewerkers en verschillende patiënten om het leven (7).


Bewapening, conflict en onderwijs

Pakistan, India, Egypte en Sri Lanka besteden ook meer geld aan defensie dan aan onderwijs. De verschillen zijn wel kleiner, want zelfs in het slechtste geval (dat van Pakistan) krijgt onderwijs toch 35 procent van de middelen voor defensie. De cijfers wijzen uit dat er een verband bestaat tussen de overheidsmiddelen voor defensie en de alfabetiseringsgraad en het aantal kinderen dat lager onderwijs geniet. Over het algemeen kunnen we stellen dat meer uitgaven voor defensie betekenen dat er meer ongeletterde volwassenen zijn en dat er minder kinderen basisonderwijs volgen. Ter illustratie: in 1997 kocht India voor 1,8 miljard dollar veertig Sukhoi-30 gevechtsvliegtuigen. Met de prijs van één toestel kon het de 24 procent volledig ongeschoolde kinderen gratis lager onderwijs verstrekken.

Tabel 3: Totale overheidsuitgaven en het aandeel voor defensie, bewapening en onderwijs

Totale overheidsuitgaven in 2001 (miljard dollar) Aandeel in de overheidsuitgaven 2001 Analfabetisme bij volwassenen Geen Lager onderwijs
Defensie (incl. bewapening) Bewapening Onderwijs
Egypte 26,1 10,0% 2,2% 4,4% 45% 14%
India 78,2 15,4% 2,2% 12,2% 44% 24%
Pakistan 14,8 20,8% 8,6% 7,3% 57% 54%
Sri Lanka 4,1 15,0% 4,9% 8,1% 18% 3%

Bronnen: CIA Factbook 2003, SIPRI Military Expenditure Database, Human Development Report 2003 en Conventional Arms Transfers to Developing Nations, United States State Department, 6 augustus 2002.

Tijdens gewapende conflicten krijgt onderwijs weinig prioriteit. Verschillende indicatoren wijzen op een dalende toegankelijkheid en kwaliteit van het onderwijs. Tijdens de opflakkering van het geweld in Congo tussen 1999 en 2000 daalde het aantal inschrijvingen in de scholen met 12,9 procent. Het oplaaiende geweld in Sierra Leone joeg in 2000 47 procent van de leerlingen uit de scholen. Na het afkondigen van de noodtoestand in Nepal in november 2001 nam het aantal ingeschreven scholieren in enkele maanden tijd af met zeven procent.

Scholen zijn niet zelden een bewust doelwit. Kinderen worden er ontvoerd om nadien te fungeren als kindsoldaat. Leerkrachten worden geviseerd omwille van hun politieke overtuiging. Vooral in landelijke gebieden wordt de schoolinfrastructuur ingenomen of geplunderd. Vorig jaar nog zaten professoren van de Universiteit van Liberia rond de tafel om hun belangrijkste onderwijsmiddelen terug te eisen: niet zozeer de computers of de administratie, maar wel de boeken die massaal uit de campusbibliotheek waren verdwenen. 1980 was overigens het laatste jaar waarin het onderwijsbudget ook aan onderwijs besteed werd. Na 1997 liet president Charles Taylor 11.000 politieke vrienden studeren, maar die vergaten volgens het personeel hun rekening te betalen. Ook de lagere scholen die nog niet gesloten waren, werden daartoe gedwongen door het alomtegenwoordige geweld. Een studie in het Congolese Djugu poneert dan weer dat gewapende botsingen na 2000 resulteerden in de vernietiging van 211 van de 228 scholen.

In andere landen die niet rechtstreeks worden beïnvloed door gewapende conflicten leiden verschillende onderwijsinstellingen toch onder de onveiligheid op de campus. Uit een onderzoek door de Wereldbank uit 1996 in Jamaica bleek dat dertig procent van de meisjes stelde bang te zijn voor de dreiging van criminaliteit met vuurwapens. In actuele onderzoeken in Albanië en Kosovo kwam de angst voor lichte wapens bij de scholieren duidelijk tot uiting. In de periode tussen 1992 en 2000 vielen er 390 doden als gevolg van gewelddaden in Amerikaanse scholen. In een algemene enquête in de Verenigde Staten beweert tien procent van de studenten tussen twaalf en achttien jaar iemand te kennen die een vuurwapen meebrengt naar school en zich daardoor onveilig te voelen. Een onderzoek in de staat Minnesota telde in 1998-1999 maar liefst 1611 gevaarlijke incidenten, waarvan er tweehonderd plaatsvonden met een vuurwapen.


Bewapening, conflict en ontwikkelingshulp

Op basis van de gegevens van het Human Development Report berekenden we dat ongeveer de helft van de waarde van de ontwikkelingshulp aan de Minst Ontwikkelde Landen en aan de lage-inkomenslanden via de betalingen voor wapenleveringen terugvloeit naar het buitenland. In het geval van Egypte, Pakistan, India en Sri Lanka gaat liefst 88 procent van de hulp verloren.

Tabel 4: Inkomsten uit ontwikkelingshulp en uitgaven voor bewapening

Totale ontvangen ontwikkelingshulp in 2001 Totale uitgaven aan bewapening in 2001
Egypte 1,255 miljard dollar 638 miljoen dollar
India 1,705 miljard dollar 1,668 miljard dollar
Pakistan 1,938 miljard dollar 1,278 miljard dollar
Sri Lanka 330 miljoen dollar 9 miljoen dollar
Totaal 5,228 miljard dollar 4,593 miljard dollar

Bronnen: Human Development Report 2003 en Conventional arms transfers, US State Department.

Als we dit plaatje bekijken van de kant van de donoren van de hulp, die tegelijk wapenleveranciers zijn, komen we tot een gelijkaardige vaststelling. We vergelijken de netto ontwikkelingshulp van zeven landen met de waarde van hun wapenexport naar de Derde Wereld. Maar liefst 51 procent van de financiële waarde van de verstrekte ontwikkelingshulp vloeit terug door inkomsten uit wapenexport naar derdewereldlanden. Ook België recupereert een achtste van deze middelen via de wapenhandel.

Tabel 5: Wapenexport en ontwikkelingshulp

Wapenexport naar de ontwikkelingslanden 2001 (in miljard dollar) Netto ontwikkelingshulp 2001 (in miljard dollar)
België 0,1 0,87
China 0,6 0
Duitsland 0,3 4,99
Frankrijk 0,4 4,19
Italië 0,1 1,63
Rusland 5,7 0
Verenigd Koninkrijk 0 4,58
Verenigde Staten 6,95 11,43
Totaal 14,15 27,56

Een aanzienlijk deel van de internationale samenwerking bestaat uit militaire steun of wapenleveringen. Van de 11,43 miljard dollar ontwikkelingshulp van de Verenigde Staten bestaat volgens het State Department 3,57 miljard (dertig procent!) uit het bewapeningsprogramma of Foreign Military Financing (FMF). FMF verstrekt giften aan bevriende staten om daarmee Amerikaanse wapens of dienstverlening, zoals opleidingen voor een bepaald wapensysteem, aan te schaffen. In de beleidsbepaling wordt duidelijk aangegeven dat deze maatregel ook “de eigen defensie-industrie moet ondersteunen”. Deze regeling betekende bijvoorbeeld dat Nigeria in 2001 31 miljoen dollar steun voor ontwikkelingsprojecten (op het vlak van aidsbestrijding, landbouwhervorming, onderwijs en privatisering) ontving en daarnaast tien miljoen dollar voor bewapening (8).


Bewapening, conflict en overheidsschulden

Momenteel bestaat tien procent van de schuldenlast van de Derde Wereld uit kredieten die zijn aangegaan om wapenaankopen te financieren. In de Arabische landen klimt dit aandeel tot dertig procent. Er bestaat evenwel weinig zicht op specifieke bedragen, noch op de verstrekkers (particulieren en overheid) van dergelijke kredieten. Wel weten we dat maar ongeveer veertig procent van de wapentransacties meteen betaald wordt. Tot voor enkele jaren gaf Foreign Military Financing een behoorlijke aanduiding van de kredietverlening door de Amerikaanse overheid. Zo was bijvoorbeeld Egypte aan het begin van de jaren negentig de Verenigde Staten 7,1 miljard dollar verschuldigd. Bijna een kwart van de openbare schuld van Egypte bestond uit militaire kredieten. Ook in Turkije bestond zeven procent van de overheidsschulden, samen 6,5 miljard dollar, in 1998 uit schulden aangegaan naar aanleiding van aankopen voor defensie.

Veel ontwikkelingslanden betalen jaarlijks tientallen miljarden dollar voor de aflossing van de overheidsschulden. Vaak leiden deze uitgaven tot besparingen in de sociale voorzieningen. Deze strategie krijgt bovendien de steun van internationale instellingen als de Wereldbank en het Internationaal Muntfonds. In de meeste gevallen eisen zij in ruil voor schuldherschikkingen een afbouw van de overheidsuitgaven in bijvoorbeeld de gezondheidszorg, het onderwijs en de administratie. In 1998 spendeerde Turkije drie miljard dollar aan schuldaflossing.


Bewapening, conflict en werkgelegenheid

Geen enkele economische sector, op de landbouw na, krijgt zoveel subsidies van de overheid als de defensie-industrie. Zowel in de geïndustrialiseerde landen als in de rest van de wereld kosten arbeidsplaatsen in de defensie-industrie de belastingbetaler handenvol geld. Als een werknemer in de Amerikaanse wapenindustrie gemiddeld 32.000 dollar per jaar verdient (9), dan wordt daarvan 4.348 dollar of 13,6 procent opgehoest door de overheid. Een gelijkaardige staatssteun wordt overal vastgesteld: of het nu gaat om exportsubsidies, steun aan onderzoek en ontwikkeling of participatie via bedrijfsaandelen.

In België houden de gewestelijke overheden er via hun investeringsmaatschappijen de Gewestelijke Investeringsmaatschappij (GIMV) en de Société Régionale d’ Investissement de Wallonie (SRIW) aanzienlijke aandelenparticipaties op na in bedrijven die geheel of gedeeltelijk actief zijn in de productie van wapensystemen zoals Barco, Sonaca en Techspace. De Waalse overheid blijft ook voor het overgrote deel eigenaar van de Luikse wapenfabriek FN-Herstal. Recent bleek ook dat de Belgische defensie haar infrastructuur quasi kosteloos ter beschikking stelt van Waalse munitieproducenten voor proeven met vuurwapens.

Tabel 6: Werkgelegenheid en overheidssubsidies in de defensie-industrie

Aantal werknemers in de defensie-industrie Totale subsidiëring (in miljard dollar) Subsidiëring per werknemer (in dollar)
Verenigd Koninkrijk 345.000 (2002) 1,385 4.014
Verenigde Staten 2.300.000 (2001) 10 4.348
China 2.500.000 (2001) 4 1.600
Nederland 12.000
(1998) 0,170 1.400

Bronnen: Campaign against Arms Trade 2002 (Verenigd Koninkrijk) – Bonn International Conversion Center, Conversion Survey 2002 Global Disarmament, Demilitarization and Demobilization (Verenigde Staten en China) – M. Broek, Rapport Nederlandse Wapenhandel 1998 – Agoria (België, 2002).

Een studie van de universiteit van Oxford (10) onderzocht de aard van de overheidssteun in het Verenigd Koninkrijk. Ten eerste werd 912 miljoen dollar uitgetrokken voor onderzoek en ontwikkeling. Daarnaast besteedde de schatkist 473 miljoen aan exportsteun in de vorm van exportkredieten en promotie door overheidsdiensten. Het totaal resulteert in een jaarlijkse subsidiëring van 4.014 dollar per werknemer. Volgens de Campaign Against Arms Trade is het met dat geld mogelijk alle werknemers die afhankelijk zijn van de uitvoer van wapens zonder enig probleem over te plaatsen naar een andere economische sector buiten de wapenindustrie.

Ook in ontwikkelingslanden betaalt de overheid een hoge prijs voor de werkgelegenheid. Omdat de meeste derdewereldlanden zelf niet over de nodige knowhow beschikken om wapensystemen te ontwikkelen, zijn ze genoodzaakt in te voeren of zelf te fabriceren onder licentie van een buitenlands bedrijf. India besteedde daar de afgelopen jaren een kleine negen miljard dollar aan. Het telde in december 2000 bijvoorbeeld 3,3 miljard dollar neer om zelf 140 Russische Su-30 jachtvliegtuigen te mogen produceren (11). Maar in de Aircraft Division Nasik, de fabriek waar de toestellen geproduceerd worden, zijn amper vijfhonderd werknemers in dienst.


Conclusie

Wapens zijn uiteraard niet de fundamentele oorzaak van geweld, maar de verspreiding ervan vormt een belangrijke bevorderende factor in de escalatie van maatschappelijke spanningen tot gewelddadige conflicten. De directe tol bestaat uit honderdduizenden dodelijke slachtoffers per jaar. Ook de destructieve impact van deze gewelddadige incidenten en gewapende conflicten op de ontwikkeling van staten is onomstotelijk gebleken. Als gevolg van gewapende conflicten nemen de armoede en de werkloosheid toe en wordt er aanzienlijke schade berokkend aan de infrastuctuur. Het hospitaliseren en verzorgen van de grote aantallen gewonden vormt ook in staten die vrij zijn van gewapende conflicten een zware belasting van de plaatselijke gezondheidszorg. Maar wapens hoeven niet eens te worden ingezet om schade te toe te brengen.

De huidige internationale handel in wapens betekent op zich al een verarming van de Derde Wereld. Ontwikkelingslanden zijn doorgaans aangewezen op import of productie onder licentie, wat een aanzienlijke kapitaalstroom op gang brengt in de richting van het geïndustrialiseerde deel van de wereld. De waarde van de ontwikkelingshulp in de omgekeerde richting wordt daardoor voor minstens de helft opgeheven of gecompenseerd.

De economische noodzaak van een stevige defensie-industrie berust grotendeels op een drogreden. De spin-off in de vorm van wetenschappelijke en technologische expertise voor de civiele industrie enerzijds en de werkgelegenheid anderzijds worden heel duur betaald door de belastingbetaler via allerhande subsidies en overheidsparticipaties. Een groot deel van de wapenindustrie zou met dezelfde steun dus via conversie kunnen omschakelen naar het produceren van andere goederen.

De negatieve impact van bewapening op de ontwikkeling van landen is onweerlegbaar. Rest uiteraard nog de politiek-strategische dimensie van het hele verhaal: een staat heeft het recht zijn soevereiniteit te verdedigen en de interne stabiliteit te handhaven. Een wapenarsenaal en liefst ook de capaciteit om het zelf op peil te houden, lijkt hierbij een conditio sine qua non. Het klopt dat bewapening een zekere afschrikkingskracht kan vormen tegen buitenlandse belagers. Alles wordt evenwel complexer als de soevereiniteit binnen de staat in vraag wordt gesteld en het staatsgezag door binnenlandse facties wordt aangevochten. Dit is de realiteit in de meeste huidige gewapende conflicten. In al deze gevallen zijn (lichte) wapens verantwoordelijk voor eindeloos aanslepend geweld dat de stabiliteit van de respectieve staten enkel verder ondergraaft. De enige mogelijkheid om de gewapende strijders van rivaliserende facties duurzaam te demobiliseren, bestaat uit het scheppen van gelijk verdeelde kansen: politieke rechten, werkgelegenheid, onderwijs, toegang tot natuurlijke rijkdommen, enzovoort.

Ook voor ‘sterke’ staten blijkt een groot wapenarsenaal nauwelijks van belang in de actuele context van asymmetrische vormen van agressie zoals terrorisme en cyber-aanvallen. Ook de tanks, de bommenwerpers en de honderdduizenden zwaar bewapende soldaten konden niet vermijden dat hun optreden in Afghanistan en Irak ontaardde in een lokaal politiek vacuüm. Efficiënte maatregelen tegen extremisme en fundamentalisme zijn van een andere aard dan uitsluitend militarisering en bewapening. Het bestrijden van armoede en uitsluiting als substraat van extremisme is dus wellicht de sluitsteen in een langetermijnstrategie ter voorkoming van geweld. En net dit wordt door bewapening verder ondergraven.


Literatuur

(1) WORLD HEALTH ORGANISATION, Small arms: the challenge of preventing armed violence, Genève, 2003

(2) COLLIER P., Conflict traps, Wereldbank, 2003

(3) HOLSLAG J., Houtindustrie en conflict in Liberia, Tijdschrift voor Internationale Politiek, nummer 262, 2003

(4) US STATE DEPARTMENT, Military Expenditures and Arms Transfers, Washington, 2003

(5) UNITED NATIONS DEVELOPMENT PROGRAMME, Human Development Report, 2003

(6) ICRC, Arms availability and the situation of civilians in armed conflict, Genève, 1999

(7) MEDECINS SANS FRONTIERES, Violence, health and access to aid, 2002

(8) US STATE DEPARTMENT, Fiscal Year 2003 Congressional Budget Justification for Foreign Operations

(9) WASHINGTON STATE DATA BOOK, Average wages in Washington and the US, 2001

(10) INGRAN en DAVIS, The subsidy trap, Oxford Research Group en Saferworld, 2001

(11) INDIAN MINISTRY OF DEFENCE, persbericht, 17 april 2002.

Jonathan Holslag is medewerker van de werkgroep Geweldpreventie van Pax Christi Vlaanderen. Hij publiceert geregeld over thema’s als gewapende conflicten in Afrika en internationale veiligheid.
jholslag@pandora.be

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.