Washington blijft Amerikaanse moslims wantrouwen

De aanpak van het FBI kwam vorige week aan het licht door een zaak tegen Ahmadullah Niazi uit het Californische Tustin. Niazi werd gearresteerd omdat zijn immigratiedocumenten niet in orde waren en werd op 6 maart op borgtocht vrijgelaten. Volgens de Muslim Public Affairs Council (MPAC) had Niazi in 2007 het FBI in Los Angeles attent gemaakt op een verdachte bekeerling in zijn moskee. Die praatte met andere bezoekers van het Islamitische Centrum in Irvine over de jihad en probeerde hen te overhalen een terroristische aanslag te plannen.
Volgens Niazi vroegen FBI-medewerkers hem later als betaalde informant te gaan werken. Toen hij weigerde, zouden ze ermee gedreigd hebben zijn leven “tot een hel” te maken. FBI-agent Thomas J. Ropel III verklaarde voor de rechtbank dat de bekeerling die door Niazi in 2007 was aangegeven, in werkelijkheid een informant van het FBI was die in verschillende moskeeën in Californië was geïnfiltreerd.

Meer transparantie

De MPAC vindt dat het nieuws over de methoden van het FBI “de decennialange relatie ondermijnt die Amerikaanse moslims met de ordediensten hadden opgebouwd”. De directeur van de MPAC, Salam Al-Marayati, eist dat het FBI meer transparantie aan de dag legt over de manier waarop ze de moslimgemeenschap in het land volgt.
Professor David Cole van de Georgetown University, een grondwetspecialist, vindt ook dat het FBI zijn boekje te buiten is gegaan. “Bijna acht jaar na de aanslagen van 11 september zijn er weinig aanwijzingen dat Al-Qaida steun geniet onder de moslims in de Verenigde Staten. Betaalde informanten zijn een bijzonder indringende vorm van bewaking. Hun inzet moet beperkt blijven tot gevallen waar er verdenkingen zijn van ernstige criminele activiteiten. Als het FBI zomaar moskeeën blijkt te infiltreren, dan zal dat alleen voor wantrouwen zorgen en de relaties met moslimgemeenschappen veel moeilijker maken.”

Operatie Frontlijn

Het American-Arab Anti-Discrimination Committee (ADC) struikelde dan weer over Operatie Frontlijn van de Immigration and Custom Enforcement (ICE), een afdeling van het ministerie van Binnenlandse Veiligheid. Het ADC eist een grondig onderzoek naar de operatie, die werd opgezet om terroristische aanslagen rond de presidentsverkiezingen van 2004 te verhinderen. Volgens de moslimorganisatie mikte de operatie vooral op mannen uit overwegend islamitische landen zonder dat er concrete vermoedens tegen hen bestonden.
Het ADC zegt dat het herhaaldelijk informatie heeft opgevraagd over de nationaliteit en de geloofsovertuiging van de mensen die in het kader van de operatie werden gearresteerd en uitgewezen. Het ministerie van Binnenlandse Veiligheid gaf daar volgens het comité geen gehoor aan.
Een nieuwe aanvraag die gecombineerd werd met een gerechtelijke procedure leverde wel resultaat op. De ADC kreeg inzage in 300 onderzoeksdossiers van Operatie Frontlijn en liet die statistisch analyseren. 79 procent van de verdachten bleek uit overwegend islamitische landen te komen. De onderzoeken die in het kader van de operatie werden uitgevoerd, bleken in geen van de 300 gevallen tot aanklachten en veroordelingen te hebben geleid die verband hielden met nationale veiligheid.