Leven zonder

Jan Mertens vraagt zich af in zijn column af waarom je in onze maatschappij iemand bent die leeft ‘zonder auto’, en niet iemand die leeft ‘met een fiets’? Stel je voor dat we de norm zouden omdraaien…

  • © Brecht Goris © Brecht Goris

Enkele dagen geleden werd ik geïnterviewd voor een artikel dat binnenkort gaat verschijnen in een tijdschrift. Het gaat over ‘leven zonder auto’, en dat naar aanleiding van het boek dat de Leuvense journalist Luc Vanheerentals daarover schreef.

In het boek staan heel wat getuigenissen van mensen die leven zonder auto, en ik ben een van hen.

Misschien even uitleggen vooraf. Het is dus zo dat ik al veel jaren geen eigen auto meer heb. Ik heb het geluk dat het al bij al prima lukt om mijn leven te organiseren zonder auto. In een stad wonen maakt het gemakkelijker, het zou ongetwijfeld anders zijn als ik buiten de stad woonde of als mijn werk niet zo gemakkelijk per openbaar vervoer bereikbaar was. Af en toe is het moeilijk, maar meestal ervaar ik het als een grote luxe om niet te moeten denken aan mijn auto. Het is mijn keuze, en ik ben er heel gelukkig mee. Ik wil tegelijk op geen enkele manier een uitspraak doen over de individuele keuzes die anderen maken.

Eigenlijk is het merkwaardig dat ik steeds bijna automatisch begin met dit soort uitleg als men me aanspreekt over dat leven zonder een auto. Alsof het nodig zou zijn je al preventief te verontschuldigen en te wapenen tegen alle opmerkingen die gaan komen. Soms zeg ik er ook al bij dat het natuurlijk ook “gemakkelijker” is dat ik geen kinderen heb. Dat is feitelijk, als het over de autokwestie gaat, juist. Maar eigenlijk wil ik dat niet zeggen, want dat ik geen kinderen heb is een verdriet in mijn leven.

Misschien heeft die voorafgaande verontschuldiging te maken met een karakterkenmerk, een of andere drang om andere mensen niet onbedoeld te kwetsen of een ongemakkelijk gevoel te geven. Het zou kunnen, maar er is meer aan de hand. Blijkbaar reageer ik op basis van de veronderstelde maatschappelijke norm dat het hebben van een auto ‘normaal’ en onvermijdelijk is, en dat het concept “zich verplaatsen” in de eerste plaats impliceert dat dat per auto gebeurt.

Ik b​en blijkbaar ook de man die “geen vlees eet”, “niet het vliegtuig neemt” en “geen smartphone” heeft. Telkens een negatieve formulering.

Ik wil het nu even niet uitgebreid hebben over de immense en onhoudbare maatschappelijke kost van de automobiliteit als geheel. Ik ben er heel erg van overtuigd dat we daar iets aan moeten doen, heel veel zelfs. Maar dat is een collectieve opgave. Hoe kunnen we er als maatschappij voor zorgen dat het aantal autoverplaatsingen dat we allemaal samen doen fors naar beneden kan? Als we er al in zouden slagen het aantal autoverplaatsingen over korte afstand (om naar de bakker te gaan, om de kinderen naar school te brengen, om een nieuwe broek te gaan kopen, …) sterk te doen dalen – door goede fietsvoorzieningen, veilige wandelroutes en een robuust openbaar vervoer – dan zou dat al een immens verschil kunnen maken. Samen dus het kader creëren waarin we individueel meer mogelijkheden hebben voor duurzame keuzes.

Het punt hier is die onderliggende norm. Het viel me weer op, terwijl die journalist de vragen stelde, dat mijn identiteit de hele tijd een negatieve identiteit was. Ik was de man “zonder auto”. Ik was niet de man “met een fiets”. (Of eigenlijk: de man “met twee fietsen en een fietskar”.) Ik ben blijkbaar ook de man die “geen vlees eet”, “niet het vliegtuig neemt” en “geen smartphone” heeft. Telkens een negatieve formulering. (En ja hoor, in het interview gaf ik – na een voorzichtige vraag in die richting – ook deemoedig toe dat het waarschijnlijk gemakkelijker is als je geen kinderen hebt. En ja, het deed weer veel pijn terwijl ik dat zei.)

Meestal ervaar ik zelf al die niet-dingen als positief, of in elk geval niet als negatief. Ik zit echt niet de hele tijd te denken dat ik toch vooral geen auto heb. Integendeel zelfs. Er komt een enorm stuk ruimte in mijn hoofd vrij om te denken aan andere dingen, zoals aan mijn mooie geliefde, of aan een dierbare vriendin die net oma geworden is en dat binnen enkele maanden nog eens zal worden, of aan dat mooie concert van de avond daarvoor. Ik denk na over hoe ik me ga verplaatsen, maar dat is dan de vraag. Als ik naar mijn geliefde wil, is dat een eindje fietsen. De laatste bus in haar richting is rond een uur of vijf, en op zondag is die er al helemaal niet. Dus fiets ik, of komt zij naar mij toe. Opzoeken welke trein en bus ik ga nemen als ik ergens een lezing ga geven, het is gewoon, normaal zelfs. Het is wat het is.

Het is raar dat je door zo’n interview diep vanbinnen een beetje begint te twijfelen aan dingen die je niet als een probleem ervaart, maar net als een gedragen en verinnerlijkte keuze die je meestal een gevoel van vrijheid geeft. Een keuze waar je nog nauwelijks over nadenkt. Nadien vroeg ik me af hoe het zou gevoeld hebben als alle vragen gingen over hoe je het doet, met een fiets en met de trein.

Als ik mijn zus ga bezoeken in Nederland ben ik voor een enkele reis bijna vier uur onderweg met de trein. Op dezelfde dag heen en weer gaan, het is dus bijna acht uur treinen. Vanuit de “niet-optie” is dat dus erg, blijkbaar. Zo lang onderweg. Minder lang bij mijn zus dan wanneer ik met de auto zou gaan (dat is waar trouwens). Zogenaamd minder vrij, want afhankelijk van mogelijke werken aan het spoor onderweg of het missen van een aansluiting.

Het landschap ziet er anders uit als je in de trein zit. Je krijgt ook een ander gevoel van afstand en snelheid.

Vanuit de positieve optie is zo’n reis voor mij dan weer telkens een bijzondere ervaring. In de internationale trein tussen Brussel en Amsterdam zijn er altijd veel bijzondere mensen te zien. Op die ene dag kan ik met een beetje geluk een heel boek uitlezen. Als ik bij mijn zus aankom, ben ik niet vermoeid of opgedraaid door een autorit over een overvolle snelweg. Onderweg kan ik mijmeren en een brief schrijven aan mijn geliefde. Het landschap ziet er anders uit als je in de trein zit. Je krijgt ook een ander gevoel van afstand en snelheid. Als ik ’s avonds weer thuiskom, voelt het altijd een beetje alsof ik op reis ben geweest, niet alsof ik me enkel maar verplaatst heb.

Nogmaals, ik wil dus helemaal niets zeggen over keuzes die anderen maken. Het zou alleen fijn zijn als we af en toe in ons hoofd zouden vertrekken van een andere norm. Om dan te zien dat de werkelijkheid er heel anders uit kan zien. Dingen die in het ene geval “niet” of “zonder” zijn, worden dan ineens “met”. Wie eerst een soort uitzondering of ingeperkt leek, kan dan ineens vrij of “rijk” worden. En een maatschappij waarin een verplaatsing per fiets het nieuwe normaal wordt, ziet er zo meteen ook een stuk aantrekkelijker uit.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Beleidsmedewerker Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling

    Jan Mertens woont in Leuven, werkt voor de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling, en is onder meer ook actief in de denktank Oikos.

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.