‘Voor ons, overzees geadopteerden van het eerste uur, is het hoe dan ook te laat’

Koreaantje te koop!

© Yung Fierens

 

Yung Fierens werd illegaal geadopteerd, is adoptie-expert, schrijfster en voorzitster van de belangengroep CAFE. In dit essay geeft ze een unieke inkijk in de praktijk van internationale adoptie. ‘We ploeteren moedig verder, blijven zoeken naar onze moeders en vechten voor het recht op inzage in onze originele adoptiedossiers.’

Na de Koreaanse oorlog (1950-’53) zat Zuid-Korea met een probleem. Kinderen die door Amerikaanse militairen verwekt waren, pasten niet in de visie van nationale raciale eenheid van de toenmalige president. Deze kinderen voor adoptie aanbieden in de Verenigde Staten bleek een enorm succes. Ook kinderen van ongehuwde moeders werden, net zoals zieke kinderen of kinderen met een handicap, vervolgens naar het buitenland gestuurd.

Dat westerlingen veel geld — drie keer het gemiddelde Koreaanse jaarinkomen per adoptie - over hadden voor een kind betekende extra inkomsten voor de strijd tegen de communistische dreiging en de opbouw van de natie.

Tussen 1953 en 2019 vonden 3697 Koreanen hun weg naar België. In het kader van de strijd tegen het communisme werd het adopteren van een Koreaans kind zwaar bepleit door een sterke christelijke lobby. Dat de Zuid-Koreaanse dictatuur heel open was over haar motieven illustreren de brieven die Belgische adoptieouders ontvingen om hen te bedanken voor hun bijdrage aan de de militaire versterking van het land.

Honderden Nederlanders en Vlamingen wilden weten hoe ze aan hun eigen Koreaantje konden geraken.

Het “adoptiekoreaantje” werd helemaal een hype na een televisie-interview met schrijver Jan de Hartog. De Nederlandse Mies Bouwman interviewde de Hartog over zijn adoptie van drie Koreaanse meisjes. De echtgenote van de Hartog was een Amerikaanse vrouw die banden had met de evangelische groepen waartoe ook Bertha en Harry Holt behoorden. Zij waren de oprichters van het eerste transnationale adoptiebureau in Zuid-Korea.

Nadat de Hartog met de woorden ‘Al red je er maar één!’ de kijkers tot actie had opgeroepen, volgde de grootste adoptiegolf die de lage landen ooit gekend hebben. De telefoon van de Nederlandse openbare omroep stond diezelfde avond al roodgloeiend. Honderden Nederlanders en Vlamingen wilden weten hoe ze aan hun eigen Koreaantje konden geraken.

Zelf kwam ik in 1977 als baby in België aan. Lichtjes ondervoed, erg klein van gestalte en met eczeem over mijn hele lichaam werd ik in de armen van mijn adoptiemoeder gelegd. ‘Logisch dat die kinderen verzwakt zijn’, zo dachten mijn nieuwe ouders. In mijn adoptiepapieren stond immers genoteerd dat ik tot dan enkel rijstmelk had gekregen.

De vraag die niemand, inclusief de huisarts die me na aankomst onderzocht, zich stelde is hoe een kind van die leeftijd daar maandenlang überhaupt op kan overleven. Ook de mysterieuze röntgenfoto van mijn borstkas die zonder tekst of uitleg bij mijn dossier was gevoegd deed geen wenkbrauwen fronsen.

Dat er inderdaad geknoeid was met mijn adoptiedocumenten werd bevestigd toen ik drie decennia later bericht kreeg van Holt, het adoptiebureau in Korea. Mijn eerste moeder was naar mij op zoek. Zij liet weten dat ze enkele jaren daarvoor van Holt te horen had gekregen hoe haar schoonmoeder en mijn vader mij zonder haar medeweten hadden opgegeven voor adoptie. Nadat ze het gezin tijdelijk verlaten had werd bij haar terugkeer verteld dat ik overleden was. Ze zocht tevergeefs in alle mortuaria van Seoul in de hoop haar jongste kind te kunnen begraven.

Sprookje

Een jaar later vertrok ik naar Zuid-Korea om mijn eerste ouders, twee zussen en broer te ontmoeten. Dat reünies tussen geadopteerden en hun families niet de lang-zullen-ze-samen-leven verhaaltjes zijn die je ziet op televisie werd me al snel duidelijk. Het was ontnuchterend toen ik op dag twee op de vingers werd getikt omdat ik rookte in het bijzijn van mijn vader… Een berisping die voor eerbiedige Koreaanse dochters weliswaar logisch is, maar in mij vooral verzet opriep. Wie dacht hij wel dat hij was? Die man was er nooit voor me geweest, had me gestolen van zijn eigen vrouw en ging vervolgens mij, een volwassen vrouw, de les spellen.

En toch voelde ik in elke vezel in mijn lijf: ‘Dit zijn mijn mensen. Het leven klopt. Eindelijk.’ Het duurde nog jaren alvorens ik besefte dat er iets fundamenteel fout zat. Pas toen ik andere geadopteerden leerde kennen viel me op dat onze verhalen sterke gelijkenissen vertoonden. Nieuwsgierig begon ik me in de adoptiegeschiedenis van mijn geboorteland te verdiepen. Het werd een lopend onderzoek dat me steeds verder wegvoert van het sprookje waarmee transnationale adoptie nu al meer dan een halve eeuw aan de man en vrouw wordt gebracht.

© Yung Fierens

 

Tijdens mijn onderzoek stapelden de wandaden zich op: ontvoering, “weeskinderen” met levende ouders, raciale zuivering, misbruik, financieel gesjoemel én een Belgische overheid die al in de jaren zeventig op de hoogte was maar ervoor koos de andere kant op te kijken. Dat adopties op dubieuze wijze tot stand kwamen, bleek bijvoorbeeld al uit een aflevering van Panorama uit 1976. Maar de adopties gingen door en namen zelfs in aantal toe.

Aan den lijve ondervonden

Over de schadelijke effecten van de scheiding van jonge kinderen en hun moeder, en het onvrijwillig weghalen uit hun cultuur en vertrouwde omgeving klonken ook al snel waarschuwingen. Die kwamen zowel uit academische hoek, als van kinderwelzijnsorganisaties en van de Verenigde Naties.

Het was de Nederlandse professor René Hoksbergen, in eerste instantie een groot pleitbezorger van transnationale adoptie, die al gauw inzag dat opgroeien bij wildvreemden zorgde voor grote pedagogische, psychologische en sociale uitdagingen. De hoogleraar waarschuwde er herhaaldelijk voor dat overheden zich niet langer over hen bekommerden eenmaal de adoptie een feit was.

De adopties verliepen dan ook bijzonder amateuristisch, zonder enige opvolging. Summiere doorlichtingen bleken voldoende om aspirant-adoptanten goed te keuren en niet-wetenschappelijke criteria bepaalden welk kind hen werd toegewezen. Zo lieten de geestelijken van Holt zich in het hoofdkwartier in Seoul naar eigen zeggen leiden door ‘goddelijke interventie’ om te bepalen welk kind in welk gezin terechtkwam. Dat er tot het eerste Vlaamse adoptiedecreet in 1990 zo goed als geen regelgeving bestond rond wie en onder welke voorwaarden een adoptiedienst kon opgestart worden, zorgde ervoor dat iedereen die dat wilde vanachter de keukentafel kon beginnen met het overbrengen van kinderen uit arme landen. 

Ondanks een maatschappelijk geslaagd leven met een goede job en bijhorende materiële welvaart bleef de adoptierugzak zwaar wegen.

Ook ik heb de gevolgen van het gebrek aan wettelijke kaders, aan professionaliteit en aan zorg aan den lijve ondervonden. Mijn tienerjaren verliepen turbulent. Ondanks de goede intenties en inspanningen van mijn adoptieouders heb ik me heel mijn leven anders, onbegrepen en niet op mijn plek gevoeld. Als kind had ik nerveuze tics en een panische angst om verlaten te worden. Zowel ik als mijn adoptieouders konden nergens terecht voor hulp of advies.

Ondanks een maatschappelijk geslaagd leven met een goede job en bijhorende materiële welvaart bleef de adoptierugzak zwaar wegen. Al het stille lijden wist ik goed verborgen te houden voor de buitenwereld. Als adoptiekind ben je het nu eenmaal aan je omgeving verplicht om het blije, dankbare eindresultaat van een geslaagde internationale reddingsactie te zijn.

Door onderzoeken naar het welbevinden van geadopteerden weten we nu dat zij vier keer vaker een suïcidepoging ondernemen. Dat ze overgerepresenteerd zijn in de psychiatrische zorg, in statistieken rond misdaad, verslaving en geweldpleging. Ook is 33,5% van hen volgens een recent onderzoek van de Koreaanse Mensenrechtencommissie slachtoffer geworden van misbruik binnen het adoptiegezin.

Waarheid en verzoening

Nadat een Deense groep van Koreaans geadopteerden een verzoek neerlegden bij de Waarheids- en Verzoeningscommissie in Seoul ging deze akkoord om enkele honderden Deense adoptiedossiers tegen het licht te houden. De actie verplaatste zich razendsnel naar andere landen.

Aangezien ik verwikkeld was geraakt in het debat rond transnationale adoptie na de vernietigende conclusies van een Vlaams expertenonderzoek, werd ik aangesteld als coördinator van de veertien ingediende Belgische dossiers. Bijna vierhonderd Koreaans geadopteerden uit de Verenigde Staten, Denemarken, Nederland, Noorwegen, Zweden, Australië, Canada en België krijgen in mei te horen of hun adopties wel degelijk via onwettige methodes tot stand kwamen en of zij slachtoffer zijn van één of meerdere mensenrechtenschendingen.

Voor ons is die vraag al lang beantwoord. De bewijzen zijn dan ook verpletterend. De meest schrijnende verhalen zijn die van adoptiekinderen die werden geplaatst bij gekende pedofielen of die in de Verenigde Staten een verdoken bestaan leiden omdat hun adoptieouders nooit het Amerikaans staatsburgerschap voor hen hebben aangevraagd. Een aantal van hen zijn als volwassene zelfs terug naar Korea gedeporteerd. Dat overkwam Adam Crapser, die zijn leven verfilmd zag worden in Blue Bayou (2021).

Lang na mijn eerste bezoek aan Korea geloofde ik dat mijn verhaal compleet was. Helaas ontdekte ik nog elementen van fraude in mijn dossier. Zo bleek dat mijn eerste vader helemaal niet betrokken was bij mijn adoptie en dat Holt zijn naam simpelweg bijschreef op de documenten die nodig waren om mij in het adoptiesysteem te laten instromen. Het schuldgevoel over mijn gevoelens van weerstand naar hem toe vormen een nieuwe kras op mijn ziel.

Verder ontdekte ik dat de röntgenfoto in mijn adoptiedossier werd gemaakt omdat ik met een levensbedreigende ziekte ter wereld ben gekomen. Dit was belangrijke medische informatie die het adoptiebureau nooit heeft doorgegeven.

Te laat

Wie logischerwijze denkt dat dankzij deze onthutsende bevindingen internationale adoptie inmiddels op punt staat, is er helaas aan voor de moeite. Pas dit jaar heeft de Vlaamse regering besloten dat het transnationale adoptiesysteem geprofessionaliseerd en gestroomlijnd dient te worden. Nog steeds worden kinderen uit het Globale Zuiden en uit arme Europese regio’s illegaal gescheiden van hun families en belanden ze bij Belgische adoptiegezinnen. Met als meest recente voorbeelden Congolese en Ethiopische adoptiekinderen die jaren geleden naar België kwamen en slachtoffer blijken geweest te zijn van ontvoering, kinderhandel en identiteitsfraude.

Het is onbegrijpelijk dat Zuid-Korea nog altijd niet bereid is voor zijn eigen, meest kwetsbare kinderen te zorgen.

Nog steeds verlaten jaarlijks honderden kinderen Zuid-Korea voor adoptie in buitenlandse gezinnen. Het is onbegrijpelijk dat Zuid-Korea, de op twaalf na grootste economie ter wereld en het op zeven na rijkste Aziatische land, nog altijd niet bereid is voor zijn eigen, meest kwetsbare kinderen te zorgen.

Daarnaast heeft Zuid-Korea het laagste geboortecijfer ter wereld. Dat is op zich niet verwonderlijk voor een land dat erom bekendstaat het duurste ter wereld te zijn om kinderen in op te voeden. Een gebrek aan toegang tot abortus, seksuele voorlichting en de hardnekkige plaag van het niet-registreren van pasgeborenen staan haaks op het beeld dat westerlingen hebben van het modern hightech land dat Zuid-Korea is geworden sinds het einde van de oorlog in 1953.

Hoe doortastend en snel Zuid-Korea zich ook kan tonen in veel domeinen, op vlak van kinderrechten gaan hervormingen er tergend traag. In 2025, maar liefst zeventig jaar nadat de eerste Koreaanse kinderen hun land verlieten, zal Zuid-Korea dan toch het Haags Adoptieverdrag ratificeren. Of dit iets zal bijdragen aan de bescherming van de honderden kinderen die het land nog zullen verlaten voor adoptie in het buitenland is nog maar de vraag. Het verdrag is immers slechts een bundel van vrijblijvende afspraken.

Voor ons, overzees geadopteerden van het eerste uur, is het hoe dan ook te laat. Wij blijven gebukt gaan onder de misdrijven waaraan we ten prooi vielen. We ploeteren moedig verder, blijven zoeken naar onze moeders en vechten voor het recht op inzage in onze originele adoptiedossiers.

Door onze ervaringen en verhalen te delen, door verder te graven in archieven en oude wetteksten, door op de deuren te blijven kloppen van media die ons al zo lang negeren, door politici aan te sporen en door onze kennis door te geven hopen we dat geen enkel kind zich nog ongewenst moet voelen. We hopen dat zoveel mogelijk kinderen kunnen opgroeien in het gezin waarin ze geboren zijn. Want ook nu geldt: ‘Al red je er maar één!’

Yung Fierens werd illegaal geadopteerd, is adoptie-expert, schrijfster en voorzitster van de belangengroep CAFE. Een verkorte versie van dit essay verscheen in het lentenummer van MO*.

Denk je aan suïcide en heb je nood aan een gesprek? Je kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of via www.zelfmoord1813.be.

Dit essay werd geschreven voor het lentenummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.