Amerikaanse presidentsverkiezingen: Eindelijk zou ik zo zeggen

Op 4 november is het eindelijk zo ver, dan weten we hoe de Amerikaanse presidentsverkiezingen na een eeuwigdurend voorspel afgesloten worden. Paul Verhaeghen, auteur van Omega Minor en migrant in het land van Obama en McCain, blikt vooruit via zijn achteruitkijkspiegel.
De bankbediende komt breed glimlachend uit het achterafzaaltje.
‘Sorry’, zegt hij, een kruimel taart wegslikkend. ‘We houden een feestje. Wat kan ik voor u doen?’
’t Is een kwartier voor sluitingstijd. Ik kom mijn spaargeld afhalen. In contanten.
‘Meent U dat nu, meneer?’, vraagt hij, terwijl hij geroutineerd op de computerterminal tekeergaat. Hij heeft dit vaker gedaan. ‘U weet dat uw geld verzekerd is door de FDIC?’
‘Ja’, zeg ik. ‘Maar als u over kop gaat, dan zit mijn rekening minstens voor een paar weken geblokkeerd, niet?’
 ‘Daar hebt u ook weer gelijk in’, zegt de man, geheel en al onbezorgd.
‘That does not inspire confidence’, zeg ik.
‘No it doesn’t’, antwoordt hij.
Mijn spaargeld in briefjes van honderd blijkt een hele hoop papier te zijn; het past amper in de zijzak van mijn cargobroek. Ik loop wat schichtig over de zonovergoten straat.
Thuis gaat de enveloppe netjes in ons brandkoffertje, naast de revolver.
Ze kunnen ze komen halen, als ze willen, onze spaarduiten, maar dan moeten ze wel eerst bij onze kassiers lang, de heren Smith en Wesson.
Welcome to America.
Twee dagen later springt één van de twee overblijvende kandidaten voor het presidentschap op een podium en verklaart: De economie is fundamenteel gezond! En passant noemt zijn economische adviseur ons allemaal een stelletje ondraaglijke zeurpieten.
Twee dagen eerder had de rector van de universiteit waar ik werk ons bij elkaar geroepen. Slecht nieuws. Onze collectieve loonsverhoging die dit jaar sowieso al fors onder de inflatie lag, moest worden uitgesteld. Ik doe een beroep op u allen, zei onze Grote Baas, om de universiteit financieel gezond te houden.
Daar dwarrelt dus mijn koopkracht door de  herfstlucht naar beneden; daar ploft zij op de grond.
Drie weken later valt de stad waarin ik woon, Atlanta, plotsklaps zonder benzine. Heeft iets te maken met Orkaan Ike en een politiek bijziende gouverneur. Gevechten in regel wanneer de een of andere chauffeur zijn beurt niet afwacht. Mensen koppig geparkeerd in de lege stations, wachtend op de tankwagen die ooit zal komen. De zeldzame tankwagen die plechtstatig door de straten glijdt, krijgt een eerbiedige bruidssluier van BMW’s en Cadillacs achter zich aan. De krant voorspelt voor de komende week ‘lange rijen, maar geen vuistgevechten; benzine, maar niet de hele dag lang, en niet elke dag’.
In de tussentijd is mijn bank inderdaad kopje-onder gegaan.
Ik wil maar zeggen: mijn tolerantiedrempel voor politieke spelletjes ligt vandaag op Dode Zeeniveau. En dat geldt ook, durf ik wedden, voor het brede Amerikaanse publiek.
Eindelijk, zou ik zo zeggen.
Vier jaar te laat, acht jaar te laat –het doet er niet toe. Eindelijk.
En we weten allemaal waar het aan ligt.
* * *
Wie de Amerikaanse politiek volgt, weet dat Amerikanen een ander wereldbeeld hebben dan Europeanen. Religie en nationalisme, die in Europa nagenoeg uitgeroeid zijn als gevolg van hun excessen in de twintigste eeuw,  zijn in het Amerikaanse Veldt nog springlevend. Sterker nog, beide karakteristieken vervlechten zich in het ultieme beeld dat Amerikanen van hun land hebben: Amerika’s Uitzonderlijkheid. Amerika is the greatest nation on earth, the shining city on the hill, the beacon of hope, en ’s werelds enige verdediger van vrijheid, vrede en het oh zo prille ideaal der democratie.
Een vraag die wij ons in Europa graag stellen is: Waarom is het dan dat Amerikanen de ondermaatsheid –niet de middelmaat, maar de regelrechte ondermaatsheid (zie de biografie van George W. Bush)– zo weten te smaken en zo driftig belonen? Zijn ze dom? Hebben ze dan geen greintje zelfrespect?
Wel, neen, zelfrespect te over. Verkiezingen, in doodgewone tijden, zijn een zoenoffer aan het altaar van de Amerikaanse Droom: Iedereen kan alles aan, en iedereen die dat echt wil, kan onze Leider zijn. Dus kiezen we de man die het meest op Jan Modaal lijkt, de man met wie je dat spreekwoordelijke biertje kan gaan drinken. Bovendien: Wat kan er in een ambtstermijn fout gaan, niet?
Ooit was intelligentie wel degelijk belangrijk in een president. Lees het werk van pakweg Thomas Jefferson, George Washington of James Madison, en huiver. Maar deze mensen werden ook werkelijk door een electoraal college verkozen, en niet rechtstreeks door het volk. Wie het volk wil bespelen, moet naast sympathiek ook begrijpbaar zijn; een populist mag niet over het hoofd van de massa heen spreken. Geloof het of niet, je kan berekenen welk intelligentieniveau ideaal is om de massa te bereiken zonder door de slimmeriken al te dom te worden bevonden, en dat is (zegt Dean Simonton van UC Davis) een IQ van 119, het niveau van de gemiddelde college student.
En dus verkiezen de Amerikanen, bijvoorbeeld, de minder dan middelmatige George W. Bush boven de veel te slimme Al Gore.
Er zijn uitzonderingen. Wanneer de natie wordt opgeschrikt door een gebeurtenis die de Uitzonderlijkheidstheorie tegenspreekt (een terroristische aanslag, bijvoorbeeld), dan raken we allemaal door het dolle heen en dan hijsen we vlaggen en roepen we om wraak en dan wordt iedereen erg bang en dan doen we gedwee onze schoenen uit in de luchthaven en dan luisteren we met bevend hart naar wat Vadertje Staat van ons verlangt want Vadertje Staat zal ons beschermen en dus stemmen we nog maar eens een keer voor de Hebbers van de Macht. Wat kan er tenslotte in een tweede ambtstermijn fout gaan, niet?
Wel. Dus. Oeps. Deze maand kregen we de kroon op het werk van acht jaar Bushonomics te zien, de desastreuze keten van rampzalige beslissingen van Bagdad via Bourbon Street tot Wall Street. 
Waarom zagen we dat niet in 2004? Waarom vallen ons precies nu de schellen van de ogen?
Dit is de beste metafoor die ik kan verzinnen: ‘s mensen ego en de spiegel. Iedereen kijkt graag in de spiegel. Iedereen ziet zichzelf graag, en de spiegel is makkelijk te bedriegen; een vetrol hier of daar kan mentaal weggewerkt, een rimpel links of rechts verdoezeld. Maar er zijn grenzen. Op een dag helpt loensen niet meer. Op een dag kijk je je spiegelbeeld in de ogen en je zegt: My G*d, what have I done?
Zo ook met de natie.
De cataloog van Bush’ zonden is groot. Dat werd Amerikanen nog het duidelijkst toen New Orleans vijf meter onder water stond, het leger vijf dagen wachtte met ingrijpen, de president in geen velden en wegen te bespeuren viel (hij bakte een taart voor John McCains verjaardag), en de media eindelijk beslisten hun werk te doen: gewoon te tonen wat er gaande was. Het zicht van opgeblazen lijken drijvend door de straten van een Amerikaanse stad: was dat Dubbya’s idee van mededogend conservatisme?
Dus, tsja: een eeuwig aanslepende oorlog die duizenden Amerikanen het leven heeft gekost, een staatsschuld die hallucinant tegen het biljoen dollar aan staat te schurken, het opstarten van een afluisterprogramma dat de Stasi had doen blozen, een president die minder populair is dan Nixon –en dat allemaal terwijl de Republikeinen de absolute macht genoten. Niemand begreep beter dan de Republikeinen zelf dat dat hun zuur zou opbreken. De enige partijgenoot die nog een kans maakte op het presidentschap was de man die bekend stond als de maverick, de rebel, de einzelgänger –Ouwe Mopperkont Numero Uno: John McCain! (Never mind  die verjaardagstaart.)
Arme McCain.
Eenmaal hij de nominatie binnen had, besloot hij wat politieke spelletjes te gaan spelen.
Schreef ik niet eerder ‘Dit land is op dit moment niet in de stemming voor politieke spelletjes’?
Arme McCain.
Een tijdlang ging het goed.
Zijn eerste gok leek aardig te gaan lukken: op de dag na Obama’s redelijk spectaculaire conventiespeech verschijnt Ouwe Mopperkont naast een mevrouw die jong, kwiek en inhoudsloos genoeg lijkt om zijn derde echtgenote te zijn. Zij is zijn kandidate voor het vice-presidentschap. De mevrouw is gouverneur van Alaska; zij weet precies hoe je een eland omlegt en van zijn ingewanden berooft. Ook jaagt zij op wolven, vanuit een helikopter.
Toen na een week of wat bleek dat je Sarah Palin het makkelijkste belachelijk maakt door een microfoon voor haar mond te schuiven, en dat haar bestuurservaring grotendeels metaforisch was, verschoof de adoratie eerst naar deernis en dan naar onverschillig ongeloof.
Arme McCain.
Dan maar een greep in de grabbelton van wilde leugens. Obama wil de belastingen verhogen; Obama heeft Palin voor varken uitgescholden; Obama wil vijfjarigen “alles” over seks leren; Obama is migrantonvriendelijk. Zelfs Karl Rove vond het allemaal een beetje vergezocht.
Arme McCain.
En dus besloot de man, twee dagen nadat hij de economie fundamenteel gezond had bevonden, dat het vooralsnog toch niet zo goed ging met Wall Street, en dat hij en hij alleen, hoewel zelfverklaard economisch ongeletterd, als reddende engel kon optreden. Door zijn campagne op te schorten. Door het debat uit te stellen. Door bliksemsnel naar Washington te vliegen. Door alle frivole televisieverschijningen af te zeggen. Behalve dan dat de campagne als vanouds liep, dat er nog wel een extra nacht in New York vanaf kon, dat hij bij Katie Couric op de bank ging zitten, en dat hij bij aankomst in Washington zero reddingsplan op zak bleek te hebben. (Geen wonder dat hij tijdens het debat Obama niet eens in de ogen durfde te kijken.)
In die wervelende dagen sputterde McCain overigens niet één, doch maar liefst twee spectaculaire uitbarstingen van ejaculatio praecox bij elkaar: Een banner ad op de website van de Washington Post die twaalf uur voor het debat triomfantelijk meldde dat McCain het debat gewonnen had, en een McCain die met opgeblazen borstkas de wereld kond deed van zijn cruciale rol in het voor elkaar krijgen van het reddingsplan voor Wall Street, zes uur voor de Kamer het plan pardoes van de tafel veegde. Misschien was McCains probleem wel dat geen van die captains of industry dacht: ‘Laat ik nu eens die Palin bellen, zij weet precies hoe je een eland vilt!’
Karl Marx had het bij het rechte eind toen hij stelde dat geschiedenis zich eerst herhaalt als tragedie en dan als farce.
* * *
Een maand is een eeuwigheid in de politiek, zeker in de Verenigde Staten van Amnesie.
Misschien zijn we het op 4 november allemaal vergeten. Dat onze spaarpot een stuk leger rinkelt. Dat Bush ons weer eens voor het blok heeft gezet. Dat we nu de facto leven in twee Amerika’s: de vrije markeconomie voor suckers zoals u en ik, en de Unie der Solidaristische Sovjet-Republikeinen voor de hoeders van het grootkapitaal. Misschien rennen de racisten massaal naar de stembus. Misschien.
Maar op dit moment, even, nu, ben ik hoopvol over mijn adoptieve vaderland. Misschien krijgen we volgend jaar wat we allemaal willen: de huid van Bin Laden, het herstel van de democratie, respect voor de mensenrechten, de burgerrechten weer in voege en een overeind getrokken, goedgereguleerde economie.
Als het verleden, zoals Shakespeare en Joe Biden het al stelden, de proloog is, dan is de toekomst wat we er zelf van schrijven.
Zouden ze het durven, die Amerikanen, denkt u? Durven ze dat?

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.