Interview met Madeleine van Mansfeld over agroparken

Aan de Universiteit van Wageningen wordt er druk geëxperimenteerd met modellen voor de landbouw van morgen. Een van die modellen zijn de zogenaamde Metropolitan Food Clusters of agroparken. MO* sprak hierover met  Madeleine van Mansfeld, verantwoordelijke voor de betreffende onderzoeksgroep aan de Universiteit.

  • Alma De Walsche Madeleine van Mansfeld van de Universiteit van Wageningen Alma De Walsche

Vanwaar die idee om te gaan clusteren?

Een acht jaar geleden is dit concept gegroeid vanuit de bekommernis om een oplossing te zoeken voor regio’s waar de landbouw onder druk staat. Neem in België de zandgronden van de Kempen, die kampen met hetzelfde probleem als  de boeren in Brabant bij ons: ze zijn te klein om te investeren voor  een optimaal gebruik van de grondstoffen; er komen klachten over geurhinder, er is gebrek aan ruimte.  Zo ontstond de idee om bijvoorbeeld een varkensboer en een kippenboer bij elkaar te brengen op een plaats waar de omgeving er ook geen hinder meer van heeft, geen stank, geen uitloging en met de nieuwste kennis en techniek.

Wat moet ik me bij dat begrip van Metropolitan Food Clusters (MFC) voorstellen?

Het gaat over een toekomstvisie voor grootschalige landbouw, die specifiek gericht is op het produceren van voedsel voor de grootstad. Als je kijkt naar de hoeveelheid en de kwaliteit van het voedsel dat we nodig hebben, en de diversiteit die de stadsbewoner wil – en dat is het grootste deel van de wereldbevolking over enkele jaren  – dan kan de stadslandbouw, die momenteel aan het opkomen is, ruw geschat vijf tot vijftien procent van die behoefte dekken. De werkelijkheid is dat voedsel geproduceerd wordt in grootschalige systemen. Het is een wereldhandelssysteem geworden van voedselstromen over heel de wereld waar heel veel geld mee verdiend wordt. Een heel deel mensen die vroeger met hun handen in de grond zaten te wroeten, zitten nu op de tractor, in de vrachtwagen of in de verwerkingsindustrie en verdienen veel geld. Hoewel we hier in Nederland klein en dichtbevolkt zijn, slagen we erin onze bevolking te voeden en ook nog te exporteren. Nederland is een topland op het vlak van landbouw. We exporteren niet alleen voedsel, maar ook landbouwexpertise. Met onze landbouw verdienen we miljarden, zo’n tien procent van het bnp. In totaal genereert de sector € 48 miljard aan toegevoegde waarde.. We werken al heel efficiënt, maar het kan altijd beter: duurzamer en met een kleinere ecologische voetafdruk, terwijl er ook nog geld mee kan verdiend worden.

Waarin ligt de ecologische meerwaarde van een MFC ?

Een food cluster brengt de hele keten bijeen, van producent tot consument. Het gaat daarbij altijd over het koppelen van de ketens (wat wij de horizontale integratie noemen): ketens van dierlijke productie en de verwerking ervan en van plantaardige productie, en ook de ketens van afbraak (champignons, algen of aquacultuur) of composteren en vergisten (processen met schimmels en bacteriën of gisten).  Je kan reststromen van buiten naar binnen betrekken, zodat het nog beter rendeert.  Je kan de reststromen van water, mest en afval uit de verwerkingsindustrie in één grote  vergistingsinstallatie brengen of  je kan uit de reststromen ook mineralen of andere stoffen terugwinnen. Je zorgt er tegelijk voor dat er geen stromen meer de atmosfeer in komen of in de bodem lekken. Dit is de bio-gebaseerde economie. Bedoeling is kringlopen te sluiten, geen mineralen naar het grondwater te lekken, geen reststromen verloren te laten gaan, geen vervuiling de lucht in te blazen.
Eigenlijk gaat het erom zo efficiënt mogelijk met de grondstoffen, energie  en de ruimte in en om de stad om te gaan.
Tegelijk is zo’n plek ook een broednest van coalities en kennis, mensen zitten bij elkaar en onderzoek en ontwikkeling wordt meteen gekoppeld aan opleiding en training. Dat is het ideaalbeeld waar we van uitgaan.  

Het heeft vooral ook met schaalvergroting te maken

We zien vandaag dat de landbouw op het platteland gegroeid is. Van overlevingslandbouw is die geïndustrialiseerd geworden, en zelfs doorgegroeid naar niet-grondgebonden landbouw. Die zit niet meer op de juiste plek. Je krijgt een controverse over het ruimtegebruik, in dichtbevolkte gebieden en dicht bij de stad. Ook de stadsbewoner die naar de buiten komt, vindt zo’n voedselfabriek op het platteland niet leuk, dat beantwoordt niet aan zijn romantiek.  Het heeft dus te maken met een herschikking van de ruimtelijke ordening: je haalt die functies weg op het platteland en brengt ze samen met aanverwante sectoren. De glastuinbouw die in Nederland overal verspreid lag, is de laatste twintig jaar geconcentreerd geraakt. Diezelfde oefening kan je ook doen voor de veeteelt.

En waar situeren die installaties zich?

Als we dit doen in het verre buitenland, zoeken we naar greenfield oplossingen: we beginnen helemaal bij het begin op een nieuwe plek. In onze westerse maatschappij gaat het om een herordening van de bestaande landbouw bijvoorbeeld in industrieterreinen. Bij ons is dat een proces waarbij je tezamen allerlei tussenoplossingen moet bedenken en in Europa zitten we middenin dit proces.  In de ontwikkelende landen gaat het er vooral om een groot industrieel complex van hoogwaardige landbouw te ontwikkelen, getrokken door ondernemers  en gelegen in de buurt van de grootstad.

Hoe zit het in dit model met de voedselkilometers?

Als de agro-logistiek goed geregeld is, reduceert zo’n cluster het transport.  Een agropark ligt dicht bij de consument maar ook bij havens, spoorlijnen en verbindingsinfrastructuur in het algemeen. In ontwikkelingslanden is die agro-logistiek vaak een groot mankement. In India bijvoorbeeld is er dertig tot veertig procent verlies na de oogst! Wij hier leggen de tomaatjes op kussentjes voor het vervoer, terwijl in India de melk kilometers op de fiets moet worden vervoerd, in de hitte en zonder koelingsmogelijkheid. Een gekoelde melktank kan dan waanzinnig veel winst maken.
Er wordt vandaag ook ontzettend veel getransporteerd tussen ketens maar ook binnen ketens. Een kip wordt van kuiken tot slachting wel zeven keer getransporteerd vandaag. Door ketens bij elkaar te brengen, bevordert men bovendien het dierenwelzijn.

Heeft de boer nog een plaats in dit plaatje?

De positie van de boer moet opgewaardeerd worden. De machtsverhoudingen in de waardeketens zijn vandaag zo gestructureerd dat er vooral geld wordt verdiend bij de grote verwerkers en de retailers. Voor de producenten van de grondstoffen, de boeren, is de situatie het lastigst.  Wanneer de boer ondernemer wordt, zal die een aantal van de schakels in de keten naar zich toetrekken (dat noemen we de verticale integratie) en krijgen we een verkorting van de keten. Die verticale en horizontale integratie maakt dat je efficiënter gaat produceren.  

Het gaat om een hoog technologisch en erg complex opzet. Niet iedereen past daarin. 

De overheid moet hier achter staan, de ondernemende boeren of grote ondernemers moeten dit willen, en er moet kennis aangeleverd worden en opleidingen voorzien. Wij hebben het over de hardware , de software en de orgware.  De hardware is alles wat je kan vastpakken, stalsystemen, kassystemen, afvalverwerkers, waterinfrastructuur. Maar  je bent gebonden aan wat je georganiseerd kan krijgen: de partners, de vergunningen die je nodig hebt, de financieringsconstructies, kortom de orgware. Wat wij software noemen, is alles wat in het hoofd zit.  Welk onderzoek heb je nodig en welke  opleiding, maar ook: welke emoties  moet je managen? Dit zijn veranderingsprocessen en dat vraagt emotie-management. We hebben gemerkt dat je moet beginnen bij de opleidingen en bij het organiseren van het ondernemerschap.

Willen die boeren dat?

Al meer dan honderd jaar proberen we boeren in de keten te duwen en hen ondernemers te laten worden. Maar dat lukt niet. Maar als je kan werken aan een rurale transformatie waarin de boer ondernemer wordt en opgenomen wordt in de keten, op een transparante manier, dan kan je zo aan verduurzaming werken. Het begin van de keten moet net zo geavanceerd en duurzaam zijn als de volgende schakels, al is dat vandaag niet de werkelijkheid. In Mexico zijn we nu bezig met kleine en middelgrote ondernemers voeling te laten krijgen met wat er hoger op in de keten gebeurt. Dat gaat niet over de armste boeren, wel over de boeren die hun hoofd boven het maaiveld uitsteken, die bijvoorbeeld georganiseerd zijn in coöperaties. Het komt er dus op aan dat boeren zich gaan organiseren en economischer gaan produceren. Het is belangrijk dat ze ingelogd worden met de juiste ICT op dit systeem en op dit hoogtechnologische niveau kunnen meedraaien. Als je de boer kan motiveren om samen met de verwerker de keten beter te organiseren, dan krijg je meer gelijkwaardigheid in die keten. Het maakt de producenten mondiger.

Is dit niet utopisch?

Ik schets een ideaalbeeld en de werkelijkheid is ontzettend weerbarstig. Het is een vorm van conceptueel denken, maar we proberen er wel handen en voeten aan te geven.

Zo’n MFC beslaan immense oppervlakten voor het telen van voedsel dat de wereld rond gaat.  Wij in België en Nederland overschrijden onze eigen beschikbare oppervlakte. Is dit nog ecologisch en duurzaam?

De voedselstromen vandaag zijn inderdaad gigantisch, wij hebben geen idee van wat daar allemaal bij komt kijken en hoe veel geld er verdiend wordt in de diverse schakels van de voedselketens.  Er moet goed nagedacht worden over hoe de grondstofstromen te organiseren en wat de juiste prijs ervan is. Als het gaat over het probleem van de voetafdruk, kan je beter een kg graan transporteren van Amerika naar Berlijn met de boot,  dan van Brussel naar München met de vrachtwagen. Maar mijn devies is: doe het juiste ding op de juiste plek.  Produceer efficiënt en zorgvuldig met je hulpbronnen economisch en sociaal. Waarom gaan we niet al onze granen in Oekraïne produceren en investeren we daar opdat de landbouw er opnieuw zou floreren, in plaats van  minder efficiënt die granen in Nederland te produceren? En transporteer die granen, maar doe het op een grondstoffen-efficiënte manier. We moeten geen soja telen op plaatsen waar vroeger oerwoud heeft gestaan. Zo’n ontwikkelingen hebben vaak te maken met interne machtsstructuren en interne geldstromen. Ik kom net uit Costa Rica. Al die graslanden, waar jaren geleden het oerwoud plaats maakte voor de veeteelt, staan nu leeg want er is geen erfopvolging meer. De bewoners zijn naar de stad verhuisd en hun kinderen hebben niet langer interesse in het boeren. 
De hele discussie over de stroom van de grondstoffen wordt veel te ongenuanceerd gevoerd vandaag. Een Nederlandse veevoederproducent die een lijn heeft in Mozambique, wilde daar veevoer produceren om met de boot naar hier te verschepen. Daar is een storm van protest op gekomen. Als hij dat ginder kan doen om een manier waarbij de balans people, planet, profit  in evenwicht is, waarbij een stukje van de keten naar ginder gebracht wordt, is er toch niets mis? Dat zijn de discussies die we vandaag  moeten voeren. Het debat is veel genuanceerder dan te zeggen dat het in principe fout is grondstoffen uit het buitenland te halen.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

  • Latijns-Amerika & ecologie
    Alma De Walsche schrijft over ecologische thema’s, van klimaat- en energiebeleid, over landbouw- en voedsel tot transitie-initiatieven en baanbrekers. Ze volgt al enkele decennia Latijns-Amerika, met een speciale focus op de Andeslanden.

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.