Een geweld(dad)ige dag!

De samenleving van Butembo staat bol van contradicties. Geweld en solidariteit bestaan er naast elkaar, met een even grote vanzelfsprekendheid.

Ik heb het al vaker gehoord: hoe veel geluk ik wel niet heb dat ik in “le Grand Nord” werk, een etnisch homogeen gebied waar mensen hard werken, de waarde van solidariteit kennen, opkomen voor elkaar tegen alle mogelijke belagers. Want elders in Congo is het huilen met de pet op, elk voor zich, de andere naar beneden trekken als er ook maar de minste indicatie zou zijn dat iemand aan het opklimmen is.

Er zit een grond van waarheid in de vermeende samenhang tussen de Wanande. Hier zie je boerenorganisaties met duizenden leden, zelfs een vrouwenorganisatie met 20.000 leden, een fenomeen dat elders zo goed als onbestaande is. Maar toch ben ik elke weer met verstomming geslagen van de alomtegenwoordigheid van geweld in deze “hechte” samenleving.

Het begint in het holst van de nacht. Rond half twee, een steeds luider drammende vrouwenstem in de binnenkoer van het hotel waar ik tijdelijk verblijf. Ondertussen staat de muziek van het café-terras nog loeihard. Vreemd. Als ik overdag vraag om de generator aan te zetten om internet te kunnen gebruiken krijg ik te horen dat ik een paar uur geduld zal moeten hebben, want de diesel staat wel erg duur nu. Maar op een uur dat een werkende mens tracht wat te recupereren stromen de kilowatts vlot naar de luidsprekers. Het zegt veel over de klantvriendelijkheid van dit hotel.

Ik hoor een paar deuren slaan. Een autoradio gaat luidkeels in competitie met het gejengel van het terras en de kakofonie zwelt verder aan met opgehitste mannenstemmen die de schelle vrouwenkreten zoeken te overtreffen. Ik geef mijn pogingen om de slaap te vatten op, trek mijn kleren weer aan, en ga ziedend naar buiten.

Naast de bonkende auto staat een man met een primusfles in de hand toe te kijken hoe een groep mannen opgewonden rond een vrouwspersoon draait. Ik spreek hem aan, zeg hem dat het hoogst ongepast is om op dit uur zijn autoradio te doen spelen in de parking van een gebouw dat bedoeld is als slaapplaats voor reizende en dus per definitie vermoeide mensen. Dat hij beter iets zou ondernemen om het kibbelende groepje mannen rond de vrouw naar buiten te werken.

“Wees maar niet ongerust meneer, alles komt in orde, er is geen gevaar”, zegt hij me.

“Wie heeft er over gevaar gesproken”, antwoord ik hem verbaasd, “ik heb het over herrie, en over gebrek aan respect voor de cliënten van dit hotel. Dat de radio van uw wagen hier bijvoorbeeld staat te brullen om kwart voor twee ’s nachts. En dat een stel herrieschoppers druk bezig is met niet alleen de nachtrust van de hotelgasten maar ook de reputatie van het hotel naar de knoppen te helpen. Vindt u dat normaal meneer?”.

“Geen nood meneer, ik ben de zoon van de uitbater, alles komt voor mekaar”, probeert hij nogmaals.

“Reden temeer om uw verantwoordelijkheid te nemen. En er komt helemaal niks voor mekaar”, wind ik me op, “kijk maar”, ik geef hem een duw op zijn schouder om hem rond zijn as te doen draaien opdat hij zou zien hoe achter zijn rug een man uithaalt naar de vrouw, haar drie mokerslagen midden in het gezicht geeft, haar dan bij haar kapsel op de grond sleurt. De vrouw valt huilend voorover, haar gezicht afschermend met haar handen.

“Da’s niks ergs meneer, dat zijn maar grapjes”, hoor ik hem zeggen.

“Grapjes? U bent er getuige van hoe een vrouw in het hotel van uw vader wordt afgemaakt en u noemt dat grapjes? Geen enkele reden is ooit goed genoeg om een vrouw te slaan, meneer, en u grijpt niet in. Ik neem daar akte van. En u, u laat dat toch niet gebeuren”, roep ik het groepje mannelijke omstaanders toe, “of zijn jullie allemaal lafaards?”.

Enkele mannen springen op de aanvaller. Het vraagt nog heel wat trek- en duwwerk om hem los te krijgen van zijn slachtoffer. De vrouw druipt grienend af. Ik geef het zoontje van de baas nog eens goed zijn zaligheden en raad hem aan ogenblikkelijk de generator af te zetten, of dat ik het anders zelf doe.

Het hotel is voor de rest van de nacht niet meer echt stil geworden. Iedereen probeerde hoorbaar dubbel zo diep te slapen in een ijdele poging om de verloren nachtrust alsnog op te halen.

 

Na mijn eerste ochtendvergadering voor de evaluatie van een project om de bananenteelt te verbeteren, besluit ik te voet verder te gaan naar ons kantoor. Het regent niet, en zo ver is het nu ook weer niet. Wat beweging zal me goed doen na zo een nacht.

Amper heb ik de Avenue du Président de la République overgestoken of mijn aandacht wordt getrokken door een kleine volkstoeloop rond een beek die daar onder de weg duikt. Ik zie een jongen van een jaar of veertien met grote angstogen tot zijn knieën in het water staan. Een man haalt uit naar zijn hoofd. De jongen weet de slagen handig te ontwijken. De man verliest even zijn evenwicht en belandt zelf met zijn schoenen aan in het water, maar kan zijn evenwicht bewaren. Hij werpt zich op de knaap, zijn vuisten raken doel.

“Wat zijn jullie in godsnaam aan het uitrichten?”, schreeuw ik boven de aanmoedigingen van de omstaanders uit. “Wie bedenkt het om een kind zo te slaan?”.

Verschillende lacherige hoofden draaien zich naar mij. Ik lees leedvermaak in hun ogen. Ach die blanken, die begrijpen ook nooit iets. Hun hij-zal-het-wel-snappen-als-we-het-hem-uitleggen-mimiek voorspelt precies wat ik verwacht te horen.

“Ach, het is een diefje meneer, hij heeft een afrossing verdiend”.

“Neen, beste vriend”, zeg ik hem, “dat” – ik wijs naar de puber – “is in de eerste plaats een mens, en die heeft recht op een menselijke behandeling. In dit land heerst veel te veel geweld. Alleen mensen als jullie kunnen een einde maken aan geweld, door er niet aan toe te geven”.

“Onzin”, zegt een goedgeklede burger van ongeveer mijn leeftijd, kijkt me uitdagend aan om zich ervan te vergewissen dat ik wel degelijk toekijk, en mikt dan van op de betonrand van de beek zijn stevig geschoeide voet op de slaap van de jongen. En nog eens, en nog eens. Ondertussen blijft hij me in de ogen kijken, goed beseffend dat ik van de overkant van de beek toch niets kan doen.

Ik steek mijn wijsvinger naar hem uit, en zeg woedend: “door onverlaten van uw slag, meneer, zal dit land nooit een rechtsstaat worden. Volksjustitie is geen justitie, maar onrecht. Dit land gaat naar den duvel met schijnheilige mannetjes als u die zich een imago van brave burger aanmeten, maar in wezen hun primaire instincten niet kunnen bedwingen. Ik spuw op lafaards als u die er plezier in vinden zwakkeren de modder in te stampen!”.

Kwaad heb ik me omgedraaid, ook omdat ik gezien had dat de knaap de kans had gezien te ontsnappen, en onder algemeen gegniffel over die rare blanke die maar niet wou begrijpen wat nochtans zo vanzelfsprekend is, heb ik mijn weg naar kantoor verder gezet.

Meer dan tevoren nog bewonder ik nu de houding van de mensen van het parlement debout van de stadswijk Furu. Zij hebben zich zo goed georganiseerd dat ze er altijd in slagen om dieven of ander gespuis dat op heterdaad wordt betrapt te neutraliseren, en ongeschonden over te dragen aan het gerecht. Dat dit gerecht dan meestal te kort schiet en de onverlaten al snel weer vrij laat is een andere kwestie. De schurken zullen zich geen tweede keer in Furu wagen. Iemand moet beginnen met het opbouwen van een rechtsstaat, en in Furu zijn dat de gewone mensen zelf. Chapeau!

Aangekomen op kantoor groet ik mijn collega’s één voor één. Stuk voor mensen waarvan ik me onmogelijk kan inbeelden dat ze ooit geweld zouden gebruiken. Het kan toch niet dat door een onwaarschijnlijke samenloop van omstandigheden enkel vredelievende mensen in ons kantoor zouden zijn aangeworven? De meerderheid van de Bubolezen moet toch tegen geweld zijn, bedenk ik me, na al die jaren van oorlog?

De eerste mail die binnenkomt als ik mijn computer opstart geeft me ongevraagd het antwoord. Oxfam heeft een survey gedaan over het onveiligheidsgevoel en de reëel beleefde onveiligheid van de mensen in Oost-Congo. Drie kwart van de mensen zien geen enkele verbetering in hun veiligheid. Wie in permanente onveiligheid leeft, en voortdurend wordt geconfronteerd met een hele waaier van geweld, zowel structureel als blind geweld, ziet onvermijdelijk zijn normen vervagen, aanvaardt geweld als een vast gegeven van het leven, en geeft er blijkbaar bij de minste aanleiding zelf volledig aan toe. Het doet wellicht deugd voor een keer niet zelf het slachtoffer te zijn?

Op een afgebladderde gevel van de Avenue du Président de la République wappert een stofferige vlag die de kiescampagne aankondigt, met als boodschap: “Verkiezingsbeloftes voor 100% gehouden in Butembo stad in 2011”. Veiligheid was verkiezingsbelofte nummer één. Een partij die zulke onzin durft verspreiden kan zich maar beter voorbereiden op een geweldige verkiezingsnederlaag. Als ze al niet gewelddadig zal zijn…

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.