Fred Briket

Afval zou eigenlijk niet mogen bestaan in een duurzame samenleving. Zeker landbouw«afval» is op vele manieren te gebruiken als grondstof.

Op een handelsbeurs in Kampala vorige maand was niet de hele expositieruimte ingenomen. Helemaal achterin was er nog een segment met ruimte voor een tiental bedrijven, maar slechts drie standen waren bemand. Eén ervan trok onmiddellijk mijn aandacht. Hier zag je niet de glitter en glamour, de kleurrijke doeken van de stands van de grote bedrijven. Dit was eerder de sfeer van de kleine zelfstandige, de vreemde eend in de bijt op deze International Trade Facilitation Expo 2012.

De stand werd ongetwijfeld per strekkende meter betaald. Humura Investments Limited had de kortste tafel van de hele zaal afgehuurd. Op de grond voor de tafel stond een tuig waar ik allang naar op zoek ben: een pers om houtskoolvervangende briquettes te maken.

In één oogopslag was duidelijk dat hier een creatieve ondernemer aan het werk was geweest. Het toestel was volledig opgebouwd uit makkelijk te vinden onderdelen. Het meest in het oog springend zijn de schokdemperveren en een hydraulische wagenkrik die 5 ton kan lichten.

In Congo, en ook in de andere landen van de Grote Meren-regio, zitten transformatoren van rijst en koffie met een ernstig afvalprobleem. Vlak voor koffie wordt uitgevoerd, wordt eerst de perkamenthuid (ook wel hoornschil genoemd) verwijderd in een pelmachine. Om rijst te kunnen consumeren moet er eerst het kaf worden afgehaald in een rijstpelmachine. In beide gevallen zal 20 tot 40% van het geoogste gewicht achterblijven onder de vorm van deze afvalproducten.  Naast de hangars waarin de pelmachines staan opgesteld vind je dan doorgaans immens grote hopen rijstkaf of hoornschillen van de koffie, waar niemand blijf mee weet. Om er van af te geraken worden die dan ergens gedumpt of in brand gestoken. Maar stel dat je die nu eens als een grondstof zou kunnen beschouwen?

In Tanzania wordt rijstkaf verwerkt in lemen stenen voor verbeterde huizenbouw. Dat werd al toegepast in een project van het toenmalige Coopibo, vóór de fusie met Vredeseilanden, en het team is tot de dag van vandaag actief als een zelfstandige NGO. Maar het vraagt veel middelen en tijd om hun aanpak te repliceren. Dus ben ik eerder op zoek naar een methode om rijst- en koffie-afval te verwerken tot houtskoolbriketten. Naast het oplossen van het afvalprobleem zou dat ook bijdragen tot het verminderen van woudkap voor houtskoolproductie en dus een reële methode zijn voor de reductie van broeikasgasemissie. Moest biochar worden gebruikt als middel voor de verbetering van landbouwgrond, zou er zelfs effectief ook koolstofopslag plaatsvinden. Niets dan voordelen dus. Meer dan redenen genoeg om een afspraak te maken met de producent van de brikettenpers.

Fred Kato Rwashana ontvangt ons hartelijk in zijn rommelig atelier een twintigtal kilometer buiten Kampala. We krijgen meteen een demonstratie van zijn brikettenpers. Het materiaal dat hij gebruikt is niet het afval dat wij zoeken te valorizeren, maar dat geeft niet. Hij zou enkel een aanpassing moeten doen aan de vergasser: kleinere gaatjes boren zodat de gassen nog wel weg kunnen zonder dat het kaf erdoor valt.

Het houtskoolgruis vermengt hij met klei of met zetmeel uit maniok als bindmiddel, en inderdaad, de briketten komen mooi uit de pers te voorschijn. Nu nog uittesten wat dit zal geven met rijstkaf (dat toch wel een hoog silicaatgehalte heeft) en met koffieperkament (vooral cellulose) als grondstof. Maar dat is voor later.

Nu is het vooral belangrijk elkaar als mens beter te kunnen plaatsen. Ik ben samen met een collega uit Congo op bezoek, en we beschrijven de situatie ginds, en hoe zijn kennis van pas zou kunnen komen.

We zien hem wegdromen. Hij was ooit eens in Congo geweest. Lang geleden, dat wel. In 1959 om precies te zijn. Hij studeerde toen nog voor werktuigkundig ingenieur. Een prof. van Zuid-Afrikaanse nationaliteit, een blanke, had hem gezegd dat er veel te leren was in Belgisch-Congo, en samen hebben ze toen een rondreis gedaan. Eerst naar Goma, dan verder noordwaarts naar Lubero, Butembo, Beni en zo terug naar huis. Hij kan zijn reisroute nog perfect beschrijven.

Nog eens naar ginder reizen om opleidingen te gaan geven ziet hij niet zitten. “Je gaat me niet vertellen dat het daar nu echt veilig is”, zegt hij hoofdschuddend, met al die rebellentoestanden. Maar ook, laat de jeugd reizen, daar ben ik te oud voor”. Met zijn hoofd wat overhellend naar mijn oor voegt hij er op zachtere toon aan toe, alsof hij niet wil dat iemand anders het hoort: “ik ben 73”.

“Je bent Belg?”, roept hij verrast uit als ik mijn achtergrond toelicht. “Ja, je land ken ik goed. Ik ben in de jaren zestig naar Londen gereisd om te trouwen, en van daaruit zijn we op huwelijksreis vertrokken naar Oostenrijk, dus ik heb je landje helemaal doorkruist”, glundert hij, “te beginnen met onze aanlegplaats Westende.”

Als ik hem beschrijf hoe de oversteek van het Kanaal tegenwoordig ondergronds, of liever onderzees, per trein gebeurt, en maar twintig minuten in beslag neemt, in plaats van de 5 of 6 uren van de overzetboot vroeger, staat hij versteld, dat had hij nog niet gehoord. Want het is lang geleden dat hij nog gereisd heeft. Hij heeft jaren gedoceerd aan de universiteit, en zijn zeven kinderen grootgebracht. En dan heeft hij Humura Investments Ltd opgericht, met onderafdelingen waar verschillende van zijn kinderen nu in tewerkgesteld zijn. Verbeterde houtskoolvuren, verbrandingsovens voor afval, maar evengoed een landbouwbedrijf met varkenskweek. Op pensioen gaan? Waarom zou hij dat doen? “In dit land neemt de regering geen enkel initiatief voor de toekomst. Dus moeten wij onze burgerplicht daarvoor blijven opnemen”.

We wisselen onze gegevens uit. Eén van zijn dochters is juriste en heeft de leiding van het familiebedrijf op zich genomen. Ze heet Adeline. “Dat kan geen toeval zijn”, zeg ik, en leg mijn arm over de schouder van de man die intussen mijn hart heeft gestolen, “mijn grootmoeder heette ook Adeline, en omdat ze ook mijn doopmeter was heb ikzelf als derde voornaam Adelin”. Ik toon hem mijn identiteitskaart als bewijs.

“Dan zijn we familie”, zegt hij met lachende oogjes onder de rand van zijn hoed. “En trouwens, mijn voornaam – Fred – zit bijna ook in het tweede deel van je familienaam”, voegt hij er nog aan toe, met zijn wijsvinger op mijn IK.

Gelukkig heeft mijn collega uit Congo een fototoestel bij, nu dat van mij werd gestolen. Het zonlicht is zo fel dat het geruite hemd en de grijze snor van Fred licht lijken uit te stralen. Hij geeft ons wat briketten mee om uit te testen. Ik omhels hem alsof hij mijn oom was, en weet dat ik deze man heel gauw zal terugzien.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2797   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Over de auteur

Met de steun van

 2797  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.