Reportage: Een week tussen de dagloners in de Champagnestreek

In het begin van de herfst oogsten de champagneboeren: de vendange. Seizoenarbeiders komen van heinde en verre om de druiventrossen te plukken. De ene wordt per uur, de andere per kilo betaald. Ook ik heb me voor het karwei aangemeld. Een verslag uit Monthelon, een champagnedorp in een van Frankrijks rijkste wijnbouwstreken.

 

 

Maandag 30 september. Tientallen jongeren zitten op een driehoekig grasperkje voor het station van Epernay, de hoofdstad van de champagnestreek. De meesten zijn blootvoets, met getaande huid en dreadlocks. Een man op leeftijd speelt een melodietje op een plastic blokfluit. Honden en trekrugzakken vervolledigen het beeld. Allen zijn ze hier samengestroomd met hetzelfde doel voor ogen. Het is vendange, de druivenoogst duldt geen uitstel meer. De meeste en de beste postjes zijn echter al tijdens de zomermaanden verdeeld. Voor wie op goed geluk is afgezakt, is het scharrelen naar wat overblijft, een situatie die malafide wijnboeren proberen uit te buiten.

Zo’n verdacht duo, dat al een tijdje rond het pleintje struint, stapt op de jongelui af. Vader en zoon. Opzichtige gouden ringen schitteren rond hun vlezige vingers. De vader, gedrongen van postuur, met vuile stoppelbaard en ogen die niet veel goeds voorspellen. Zijn bierbuik puilt onder het verkeerd geknoopte hemd. De zoon, sigaret nonchalant tussen de lippen, komt meteen ter zake: ‘Dertig euro per dag. Logies en eten inbegrepen, drank en sigaretten zoveel je wil. Tien à twaalf dagen werk voor zes personen.’ Ambre, een jonge, polyglotte Italiaanse, vertaalt. Weinig enthousiasme bij haar collega’s. Sommigen dokten honderddertig euro voor de treinreis vanuit het diepe zuiden, Barcelona, Firenze, Marseille.

Bij Pôle Emploi, de Franse VDAB die op dit stationsplein kantoor houdt, wordt letterlijk in alle talen voor dit soort louche figuren gewaarschuwd. Ook in het aanpalende stationsgebouw liggen veeltalige flyers die de seizoenarbeiders adviseren om zich niet door de mooipraters te laten ringeloren. Wie nu nog een job zoekt als gelegenheidsarbeider wordt verzocht zich op de wachtlijst in te schrijven.

Voor het stationsgebouw stopt een politiewagen. De agenten stappen uit en monsteren het schouwspel. Iets verder leunen twee Fransen met Algerijnse roots tegen een nadarhekken. Ze hebben tent en auto meegebracht: ‘Dat hebben de champagneboeren graag, dan hoeven ze ons geen logement te geven. Maar het probleem is altijd hetzelfde: we hebben onze huidskleur tegen.’ Elke wijnboer die zich bij Pôle Emploi komt informeren, begroeten ze met een vriendelijk ‘bonjour’. Een andere kandidaat, afkomstig uit een van de zwarte Franse ex-kolonies, kampeert hier al drie dagen en houdt niet op tegen zichzelf te praten, zijn sporttas stom naast hem op de grond.

Ambre, de Italiaanse die hier in deze babelse verwarring ook vertaalt, is een opvallende verschijning met haar tatoe-traan onder het rechteroog. Ze heeft de afgelopen maanden heel Europa doorkruist. Sinds enkele dagen verblijft ze in een kraakpand in de buurt van het station: ‘Het maakt me echt niet uit hoeveel ik verdien, zolang de sfeer maar goed is. Vroeger plukte ik druiven in de buurt van Firenze, als vrijwilligster.’ Naast haar op de bank bivakkeren enkele Spanjaarden en Zuid-Amerikanen.

In een van de weinige cafeetjes rond het stationsplein is de wijnoogst natuurlijk ook het thema van de dag. Twee zestigers installeren zich aan de bar. Ze hebben er net hun eerste dag opzitten. Jean: ‘Door een technisch probleem bij de administratie krijg ik al een tijdje geen pensioen meer overgeschreven. Ik had dringend geld nodig.’ Grijnzend voegt hij eraan toe dat dit toch ook een beetje vakantie in eigen land is. Jean wordt à la tachebetaald, dat is de geijkte term voor de verloning per kilogram. ‘Ik zou volgende week graag met duizend euro naar huis gaan. Als ik het tenminste uithoud tussen die jonge gasten,’ gekscheert hij. ‘Sjonge sjonge, ik ben kapot. Ah, het aperitief, dat zal smaken. Santé!’ Zijn maat, die duidelijk over een betere conditie beschikt, zoekt samen met de barvrouw naar een logement in de lokale Gouden Gids. Geen sinecure, zo blijkt al vlug.

Later die avond, in de auto bij Emmanuel Chopin – mijn patron deze week – verneem ik dat we voor de oogst in twee ploegen zijn opgedeeld. Chopin verstrekt meer uitleg over de strategie: ‘Morgenvroeg start een ploeg van twintig Tsjechen die à la tache werken, dat is een trend die meer en meer terrein wint. Die trekken hun plan met eten en logies.’ En dan tot mij:  ‘Vanaf woensdag ga jij met jouw ploeg aan de slag.’ Gedurende zeven à acht dagen zal ik mezelf voor 9,43 euro bruto per uur verhuren, het minimumloon in Frankrijk. Voor logement, eten en drinken rekent Chopin een forfait van vijftien euro per dag aan.

‘En hoe gaat het met u, in volle voorbereiding?’ vraag ik hem. ‘Ja, het zijn lange dagen. Het vergt een doordachte organisatie, ook al zijn we met zeven hectare wijngaarden maar een klein champagnehuis.’ Als we informeren of het werk erg zwaar is, komt de droge komiek in hem naar boven: ‘De laatste en de eerste dag zijn buitengewoon lastig. En dan de tweede, de derde en de vierde.’ In zijn aftandse beige bestelwagen rijden we Monthelon binnen, dat zes kilometer ten zuiden van Epernay ligt, in het hart van de champagnestreek. Het boerenhof, als je dat zo mag noemen, grenst bijna aan de kerk. Via de labyrintische kelders, die met een veiligheidssysteem zijn uitgerust, belanden we op een binnenplaats. Tijdens een korte rondleiding constateren we dat de vele stallen, keukens en slaapruimtes in verschillende stijlen zijn gebouwd. Die woekerende architectuur verraadt in welk koortsig tempo de wijnbouwcultuur zich hier heeft ontplooid. Honderd jaar geleden groeiden geen druiven op de flanken rond Monthelon, het dorp met driehonderd vijftig zielen waar Chopin thuis en heer en meester is.

Vanuit het kleine kamertje, dat ik de komende acht dagen met drie anderen zal delen, word ik de volgende ochtend voor het eerst verrast door het glooiende landschap dat zich tot aan de einder strekt. Op de heuvelflanken dragen de in percelen ingedeelde wijngaarden hun vruchten, nog zuiver en onaangeroerd, wachtend op de ingrepen die de trossen in de legendarische godendrank moeten herscheppen.

Die avond maken ook de andere seizoenarbeiders hun opwachting. Vrijwel meteen gaat het er amicaal aan toe. Er worden handen geschud, herinneringen opgehaald, moppen getapt. De meesten zijn habitués. Ze komen hier al jaren. Afgaand op de nummerplaten is het noorden van Frankrijk goed vertegenwoordigd. Bienvenue les Chi’tis. Ook Sylvie en Agnes, twee Belgische vriendinnen van rond de veertig, zijn van de partij. Jarenlang waren ze collega’s in een kledingzaak in de buurt van Charleroi, maar die ging begin vorige maand failliet. Geen romantisch ideaal, maar de behoefte aan geld lokt hen naar deze regio. Agnes: ‘De rekeningen blijven komen met de regelmaat van de klok, maar op onze ontslagvergoeding moeten we misschien nog een jaar wachten.’ Wanneer ze ’s avonds te horen krijgen dat er vanaf dit jaar op zondag niet meer wordt gewerkt valt de teleurstelling in hun ogen af te lezen. Als reden haalt Chopin de hoge loonkost op zondag en het moordende Franse belastingregime aan. De nieuwe regeling stuit velen tegen de borst. In de discussie die daarop losbarst, wordt al snel duidelijk dat de socialistische president Hollande hier weinig vrienden heeft. Later, bij de koffie, zegt Sylvie: ‘Morgen gaan we op zoek naar een boer die ons op zondag wel laat werken, anders is dat een verloren dag.’ Agnes knikt instemmend.

‘s Anderendaags ontbijten we om zeven uur: stokbrood met boter en zelfgemaakte confituur. De ploegbazen Laurence en Christelle – twee vrouwen die het hele jaar voor Chopin werken – brengen ons later naar de eerste van een hele reeks wijngaarden. Een oranje gloed overstroomt de vele tinten van de vroege herfst. Tussen de wijngaarden blikkert het wit van talloze bestelwagens. We steken wagens met Tsjechische, Spaanse, Poolse, Portugese en Litouwse kentekens voorbij. Op een parking naast een rotonde is een groep zigeuners neergestreken. Laurence wordt lyrisch als we een Renault met Poolse nummerplaat passeren: ‘Ah, des bons Polonais, ils achètent français.

Ter plekke werken we in duo’s de rijen af. ‘Deux là, deux là, deux là,’ beveelt de patron op ironische toon: ‘We werken van beneden naar boven, telkens acht rijen in beurt.’ Verder geen enkele instructie. De kunst bestaat erin om de druiven zo te plukken dat ze zonder bladafval in de manden terechtkomen. Handschoenen zijn geen overbodige luxe. De hele dag werk ik samen met Michael, een jonge kerel uit een voorstad van Parijs. Gewapend met een snoeischaar gaan we de struiken, die tot de navel reiken, te lijf. Al snel gebeurt waar ik voor vreesde: mijn onderrug zendt pijnsignalen uit. Vanaf dat moment beslis ik om voortdurend van positie te veranderen: bukken, hurkzit, op de knieën, spreidstand, en weer bukken. Door mijn hele lichaam aan het werk te zetten, ontlast ik de onderrug. Volle en minder volle druiventrossen belanden in onze manden. We plukken zowel de zwarte (Pinot Noir en Pinot Meunier) als de witte druiven (Chardonnay). Van het sap van de rijpe vruchten maakt Chopin champagne en ratafia, een lokale aperitiefdrank. En dat alles onder het label van pionier Julien Chopin, de grootvader van Emmanuel.

De sfeer zit er meteen in. Dat is vooral de verdienste van Jonathan, een van de twee struise kerels die de plastic plukkersmanden in grote kisten legen. Zodra ze volgeladen zijn, worden die kisten door een machine de gangen tussen de rijen druivelaars uitgereden. Dan worden ze op de kar getild en met de tractor naar de coöperatieve gebracht, waar de druiven gewogen en geperst worden. Vervolgens kan het sap zich opmaken voor een lange en warme winterslaap in de kelders van het immense gebouw dat uit 1946 dateert. De ‘kleine’ champagneboeren hebben het heft al lang in eigen handen genomen. Ze vertikken het om hun druiven onder de prijs aan grote huizen zoals Taitinger, Pommery of Veuve Clicquot te verkopen. De bundeling van hun krachten gebeurde onder invloed van politiek links dat hier in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog vrij sterk stond. Vandaag stemt deze regio echter overwegend rechts tot uiterst rechts.

Jonathan houdt de sfeer erin door genereus te zwansen: ‘Hoor eens hier, gasten, Laurence nodigt ons zondagnamiddag allemaal uit voor koffie en taart bij haar thuis! A volonté!’ Helemaal uit de lucht gegrepen natuurlijk. Maar de toon is gezet. Badend in het zweet delegeert Jonathan alsof hij niet door dagloners, maar door orkestleden wordt omringd. Toch is ook hij maar een gewone werkkracht. Al jaren komt hij hier. Tot vorig jaar werkte hij voor de groendienst van de stad Verdun, maar daar werd zijn tweejarig contract niet verlengd. ‘En de halftijdse job die ze me ter compensatie aanboden lag tweehonderd euro onder de dop,’ aldus Jonathan, die zijn keuze met een veelbetekenend ‘tja’ becommentarieert.

De rustpauzes, waarin de jonge garde opvallend veel bier en cola consumeert, zijn het ideale moment om de habitués, die hier jaar op jaar verschijnen, eens grondig uit te vragen. Zo leer ik dat een hectare wijngaard tussen de 1,2 en 1,6 miljoen euro waard is en jaarlijks zo’n tienduizend flessen champagne oplevert, of één fles per pied de vigne, zoals een struik wordt genoemd. Tijdens de druivenoogst zijn in de champagnestreek jaarlijks meer dan tienduizend seizoenarbeiders aan de slag. Als een wijngaard veertig jaar oogst heeft opgebracht, wordt hij afgebrand en door nieuwe vervangen. Die levert na vijf jaar plukrijpe druiven op.

De vrouw van Emmanuel kookt heerlijke, zware vleesgerechten zoals coq au vin of saucisses aux lentilles. We eten in de refter. Voor Manon, een twintigjarig meisje uit Maubeuge dat zich vorig jaar tot de islam bekeerde, past ze de gerechten aan. Manon, laatstejaars in het lycéé – het hoger secundair onderwijs in Frankrijk, kreeg van de dokter een ziektebriefje voorgeschreven zodat ze hier kon komen werken. Met het geld dat ze hier verdient wil ze kleren kopen.

Bij elke warme maaltijd – twee keer daags – drinken we champagne uit limonadeglazen. Ook aan tafel maken de Chi’tis hun reputatie meer dan waar. Daniel is ondanks zijn achtentwintig lentes een habitué. Met zijn scherp en hoekig gezicht en de haren glad naar achter gestreken heeft hij iets weg van de renner wijlen Frank Vandenbroucke. Hij eet en drinkt wat hem voor de neus wordt gezet, en flapt eruit wat in hem opkomt. Soms klinkt dat heel bot, dan weer zacht en bijna aandoenlijk. Hij spreekt graag over zijn liefde voor België, somt een viertal goede Waalse discotheken op: ‘Maar ik trek ook naar Gent en Brussel. Het maakt me niet uit. Bij ons in het noorden ligt alles plat. Hoe dat komt, hoef je me niet te vragen, geen idee.’ Ondertussen wordt aan tafel onafgebroken gekletst, gegesticuleerd, geprovoceerd, geruzied, bijgelegd. Ook tijdens de ritten van en naar de wijngaarden spreekt het volk vanuit de buik: de taal van de groep.

De volgende dagen werk ik samen met François, een vaste werknemer van Chopin. Hij is tweeëndertig en werkt sinds zijn zestiende in de wijnen. ‘Ik doe alles met de blote hand, ik moet de aarde en de druiven kunnen voelen,’ zegt hij trots over zijn métier. Dat de wijnoogst dit jaar zo laat valt, wijt hij aan de lange winter en de natte lente. ‘Normaal gezien oogsten we midden september, soms zelfs eind augustus al.’ Over de evolutie van de druivenoogst is hij kritisch: ‘In de tijd van mijn vader waren het veelal directe familieleden die hielpen met de oogst. Vandaag de dag is champagne big business geworden. Alles wordt gereglementeerd, gecontroleerd, volgens de bestaande wetten uitgevoerd. Appellation controlée.’ In deze streek wordt met landbouwgrond gespeculeerd. Het wantrouwen tussen de verschillende champagnehuizen is erg groot. Het stuit François tegen de borst dat vandaag de dag alles om geld draait.

Als we op zaterdagavond rond half zes Monthelon weer in colonne binnenrijden, staan een viertal wagens met Belgische kentekens op het kerkpleintje geparkeerd. Laurence weet wat dat betekent: ‘Ruim zestig procent van onze klanten zijn Belgen, in hoofdzaak Vlamingen.’ Die middag wachtte hen naast hun jaarvoorraad champagne ook een degustatiemenu.

In de oude woonkamer naast de stal wordt ‘s avonds ‘à la belotte’ gespeeld, een lokale kaartvariant die op wiezen lijkt. De walm van de sigarettenrook blijft in een wolk boven de ronde tafel hangen. In de rieten stoelen hangen de vermoeide, uitgezakte lijven. De plukkers zijn uitgeput. Goedkope whisky, gemengd met cola, geeft de genadeslag. Overal lege bierflesjes, die als asbak dienen.

Op zondag rijst een probleem: wat te doen, als je geen druiven mag plukken? Raymond, een werkloze bouwvakker uit Lens, stelt in onnavolgbaar dialect voor om vrijwillig karweitjes op te knappen in en om het huis van de patron, een aanbod dat bij de betrokkene de wenkbrauwen doet fronsen. Patron Emmanuel, wiens T-shirt is uitgerust met het opschrift ‘interdit de me donner des ordres’, gebaart zich van kromme haas. Hij slurpt aan zijn hete koffie en gaat helemaal op in de lokale krant L’Union, die zijn vrouw elke ochtend voor hem klaarlegt aan het hoofd van de tafel. Marcela, de Roemeense buurvrouw van Raymond in Lens, stelt voor om de regio te verkennen. Ze mist haar drie kinderen, die ze tot op heden nooit langer dan een schooldag uit het oog heeft gelaten. Samen met Sylvie en Agnes, haar Belgische kamergenotes, trekt ze eropuit. De volgende dagen is het weer niet kapot te krijgen.

Woensdag 9 oktober is de laatste werkdag. Na de middag trakteert de vrouw van de patron ons op – jawel – champagne en chocolade. We bollen uit. Wanneer we de allerlaatste kisten op de tractor laden, ontstaat een spontaan druivengevecht. De druiven vliegen in het rond. Daarbij is François, die het sportief opneemt, de lachende kop van jut.

Rond vijf uur die avond, een half uur vroeger dan gewoonlijk, leggen we het werk neer. Terug op het boerenhof haast iedereen zich naar de douches. ’s Avonds wacht ons de gochelet, het traditionele afscheidsfeest. De hele familie Chopin is van de partij, alsook Laurence, Christelle, François met vrouw en kinderen en het keukenpersoneel. Henry, vader van Emmanuel en burgervader van Monthelon, tapt moppen waarbij seks, geld en bezit de voornaamste ingrediënten zijn. Sommigen lachen oprecht, anderen uit beleefdheid. Er wordt zo mogelijk nog meer vlees geserveerd dan anders. Met Daniel en Marcela maken we de laatste flessen champagne soldaat.

De volgende ochtend keer ik voldaan huiswaarts, verwarmd door de hartige verhalen en de volkse humor van heel gewone mensen, die in de smeltkroes van de champagnestreek weer eens de jaarlijkse vendange hebben geklaard. In mijn rugzak een envelop met bijna vijfhonderd euro, een fles champagne en in mijn kleren het onuitwisbare parfum van gefermenteerd druivensap. 

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.