Stille lente, hete herfst?

Jordanië lijkt voorlopig aan de revolutiegolf te ontsnappen die de afgelopen 2,5 jaar de Arabische wereld overspoelde. In tegenstelling tot haar buurlanden blijft het voorlopig gespaard van grootschalige protesten en geweld. Onder de oppervlakte borrelen echter tal van frustraties en langetermijnuitdagingen die het Hashemitische regime danig op de proef dreigen te stellen. Het rommelt in het rijk van Koning Abdullah II. Wat zijn de kansen op een “Jordaanse Lente”?

Hoewel vaak onderbelicht, was Jordanië één van de eerste landen waar de “Arabische Lente” losbarstte. Op 7 januari 2011 verzamelden 5000 demonstranten in Dhiban uit protest tegen de stijgende levenskost, terwijl op 14 januari een ‘Dag van de Woede’ werd afgekondigd die zich richtte tegen de gestegen levenskost, de wijdverspreide corruptie en de verrijking van een kleine elite via allerlei privatiseringsdeals. Koning Abdullah greep snel in: een economisch noodplan ter waarde van 170 miljoen euro werd afgekondigd, en begin februari werd de regering-Rifai naar huis gestuurd. Een beproefde tactiek van het koningshuis: Jordanië is vandaag aan haar vijfde Eerste Minister in 2,5 jaar tijd toe. Op 25 maart werd een vreedzame sit-in van een 2000-tal mensen uiteengeslagen door de veiligheidsdiensten en de ‘baltajiyya’ (criminelen van allerhande slag die voor rekening van het regime werken, nvdr).

De boodschap was duidelijk: de Jordaniërs zouden geen ‘Tahrirmoment’ gegund worden. Het regime speelde daarnaast kort op de bal: in maart werd een ‘National Comité van de Dialoog’ en een ‘Comité van de Economische Dialoog’ opgericht, terwijl in april een ‘Koninklijk Comité’ belast werd met het voorbereiden van een grondwetshervorming. In augustus werd een kant-en-klaar pakket van grondwettelijke amandementen gepresenteerd aan het Parlement, dat op geen enkele manier inspraak had gekregen in dit proces. De belofte op hervormingen deed de rust enigszins terugkeren, maar al snel bleek dit veelal een lege doos. In november 2012 deed de aankondiging van nieuwe verminderingen van de energiesubsidies de protesten weer opflakkeren. De bevolking kwam massaal op straat in Amman, Madaba, Karak, Tafila en Salt. Meer dan 300 demonstranten werden opgepakt, en verhalen van foltering en buitensporig politiegeweld deden volop de ronde. Amnesty International veroordeelde het geweld tegen de demonstranten. De slogans, die aanvankelijk vooral gericht waren op de noodzaak van hervormingen, richtten zich voor het eerst tegen het regime zélf: “Down, down, down with Abdullah” en “the people know who the corrupt guy is” klonken doorheen de Jordaanse straat. Afbeeldingen van Abdullah werden verscheurd en in brand gestoken. Op 23 januari 2013 werden parlementsverkiezingen gehouden, waarmee het regime zich weer even tijd en ademruimte kocht. Begin juni 2013 was Ma’an, een stad in het Zuiden van het land, het toneel van vier dagen van gewelddadige protesten: twee demonstranten werden neergeschoten door de ordediensten, en auto’s en overheidsgebouwen werden in brand gestoken.

De uitholling van het sociaal contract tussen regime en bevolking

Jordanië ontsnapte de voorbije 2,5 jaar dus niet aan de protestgolf die de Arabische wereld overspoelde. In tegenstelling tot Syrië, Libië, Egypte, Tunesië en Jemen bleef het regime de touwtjes echter strak in handen houden, en bleef het land gespaard van grootschalig geweld. Onder de oppervlakte borrelen echter tal van frustraties. Deze vinden hun oorsprong in de uitholling, sinds de jaren 1980, van het ‘sociaal contract’ tussen regime en bevolking. Dit sociaal contract was in wezen erg simpel: burgers bleven loyaal aan de staat in ruil voor het uitdelen van overheidsjobs, publieke diensten en allerlei andere voordelen door de staat. Deze laatste was decennialang de spil van een cliëntelistisch systeem waarbij de verdeling van dergelijke voordelen garant moest staan voor sociale vrede en stabiliteit. Externe financiële hulp vanuit de Verenigde Staten en de Golf en geldzendingen van Jordaanse arbeiders in de Golf hielpen dit systeem te financieren. Het regime is hierdoor altijd sterk afhankelijk geweest van de grillen van externe geldschieters.

Sinds eind 1980 is er onder druk van het IMF en de Wereldbank echter sprake van een steeds verdere uitholling van dit sociaal contract. Het schrappen van verschillende subsidies leidde in 1989 tot de ‘Broodrevolutie’, waarna een politieke opening werd gemaakt die nooit echt uitgevoerd werd. De weigering van Koning Hoessein om duidelijk kant te kiezen in de Golfoorlog van 1991 leidde tot een vermindering van de financiële steun van de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië, en een steeds diepere economische crisis. Vanaf begin jaren 1990 werd resoluut gekozen voor een neoliberale koers van privatisering, liberalisering en deregulering. Sinds het aantreden van Abdullah II in 1999 werd dit beleid nog verder geïntensifieerd. Na de opschorting van het parlement en het uitroepen van de noodtoestand in 2001 werden 211 investeringsvriendelijke ‘tijdelijke wetten’ afgekondigd, terwijl er steeds meer sprake was van een toenemende inperking van de vrijheid van meningsuiting en de repressie van kritische stemmen tegenover het neoliberale economisch beleid. Abdullah geldt desondanks in het Westen als een ‘voorbeeld’, een Arabische (verlichte) heerser die zijn land op het pad richting ‘moderniteit’ zette. Dat het economisch liberaliseringproces zeker niet altijd gepaard ging met een proces van politieke liberalisering werd er in westerse hoofdsteden graag bijgenomen.

De afgelopen twee decennia is er steeds meer sprake van een gevoel van economische achteruitgang en toegenomen ongelijkheid. De kloof tussen arm en rijk nam dramatisch toe, grote delen van de midden- en lagere klasse verarmden, en de welvaartsvoordelen van de doorgevoerde privatiseringen kwamen voornamelijk de rijkste klassen ten goede. De privatisering van verschillende openbare basisdiensten leidde tot een gevoelige stijging van de levenskost voor de Jordaanse bevolking, terwijl de herverdelende functie van de overheid werd uitgehold. 14 percent van de Jordaniërs leeft onder de armoedegrens, officieuze schattingen van de totale werkloosheid lopen op tot 30 percent, en de jeugdwerkloosheid piekt tot 27 percent De rijkste 10 percent van de bevolking bezat in 2010 28,7 percent van het nationale inkomen, terwijl de armste 10 percent tevreden moest zijn met 3,4 percent van het nationale inkomen. “De mensen hebben het gevoel dat dit land in de tang wordt genomen door een kleine groep, terwijl het economische parcours voor Jordaniërs zelf steeds hobbeliger wordt”, aldus Labib Kamhawi, de leider van het Nationale Front voor Hervorming, in juli 2013. Dit gevoel wordt bevestigd in een gesprek met Mustafa, een gepensioneerde leerkracht die ik ontmoet op een marktje in downtown Amman. “De koning is enkel 1 man, hij doet zijn best. Niet de Koning, wel de kliek rond hem is het probleem. Uiteindelijk draait het allemaal om connecties. Corruptie en vriendjespolitiek is overal, als je vooruit wil moet je mensen kennen, hetzij stamoudsten, hetzij hooggeplaatste ambtenaren of zakenmannen. Een kleine groep bepaalt alles”.

Het gevoel van economische achteruitgang gaat samen met toenemende frustraties tegenover de wijdverspreide corruptie binnen de Jordaanse samenleving en politiek. Veel Jordaniërs verzetten zich steeds luider tegen corrupte zakendeals waarbij publieke eigendommen onder hun marktwaarde verkocht worden, en waarbij er vaak sprake is van omkoping en corruptie. Sociale media spelen een belangrijke rol in de verspreiding en het aanklagen van corruptieverhalen, en online activisten zoeken steeds uitdrukkelijker de grenzen van het toegelaten publieke debat op. Hoewel het hele systeem structureel doordrongen lijkt van corruptie, richt de volkswoede zich voorlopig veeleer tegen individuen.

Mensen leggen bovendien steeds vaker het verband tussen de privatisering van staatseigendommen en corruptie. Adham Gharaibeh, een prominent lid van de oppositie, beschreef de situatie afgelopen jaar tegen de International Crisis Group als volgt: “Staatseigendommen werden de afgelopen jaren volop geprivatiseerd. Waar ging het geld hiervan naartoe? De schuld is toegenomen, niet afgenomen. Jordanië bezit fosfaten, potas, uranium, gas, olieschalie, toerisme en human resources. Daarom eisen we een speciaal tribunaal voor onwettelijke privatiseringen”. De diepgewortelde onvrede over corruptie richt zich bovendien steeds meer tegen de persoon van de Koning zelf. Tijdens de eerste protesten werd nog luidop geroepen over hoe ‘wij en de Koning de corruptie willen bestrijden’. Eén jaar later werd de Koning steeds meer gezien als medeplichtig aan corruptie. Voor het eerst werden slogans rechtstreeks gericht tegen de Koning, en werd naar hem en zijn entourage verwezen als ‘Ali Baba en de veertig rovers’. 

De economische achteruitgang is het sterkst voelbaar in het rurale en sterk tribale Zuiden van het land, het grondgebied van de zogenaamde ‘transjordaniërs’ of ‘East Bankers’. Deze vormen sinds de onafhankelijkheid in 1946 de machtsbasis van het regime. De groeiende uitholling van hun privileges, subsidies en oververtegenwoordiging in de publieke sector leidt tot een afnemende steun voor het regime. Er bestaan bovendien een angst voor een demografische verdrukking door de Palestijnse meerderheid. Deze vluchtten sinds 1948 vanuit de Westelijke Jordaanoever naar Jordanië, en maken zestig percent van de bevolking uit. Het regime speelt hier handig op in.

Het gevoel van economische malaise en achteruitgang is sterk voelbaar tijdens een bezoek aan de zuidelijke stad Tafila. Na het vrijdaggebed trekken een vijftigtal demonstranten de straat op en roepen slogans tegen de Koning en de Verenigde Staten. Buiten de hoofdstraat is er echter nauwelijks enige activiteit: de hele stad lijkt ingedommeld, en te wachten op beterschap en economisch herstel.

Een ander pijnpunt is het uitblijven van een grondig hervormde kieswet. Na de eerste protesten werd de kieswet dan wel aangepast, vele frustraties blijven. De huidige kieswet is zodanig opgesteld dat districten die traditioneel pro-regime zijn zwaarder doorwegen, terwijl de Koning nog steeds de macht behoudt het parlement te ontbinden, de ministers te benoemen en wetgevende decreten uit te vaardigen zonder inspraak van het parlement. De wet voorziet slechts 27 van de 135 zetels voor politieke partijen, waardoor de overgrote meerderheid van de parlementsleden ‘onafhankelijken’ zijn. Deze vertegenwoordigen veelal hun eigen stam, en zijn hierdoor enkel geïnteresseerd in het binnenhalen van zoveel mogelijk middelen om deze naar eigen goeddunken te verdelen binnen hun stam. De leiders van de verschillende stammen zijn niet zozeer geïnteresseerd in ideologie of het nationale Jordaanse belang, maar vooral in de belangen van hun eigen stam. Ze binden hun stamleden aan zich met allerlei baantjes en voordelen. De echte beslissingsmacht ligt zo bij het Hof en de geheime diensten. “Het Parlement is veelal een instrument voor de verdeling van netwerken van patronage over loyale aanhangers. Het wordt gezien als een ‘rubber stamp’ voor de regering, een ‘tribal assembly’ die niet zozeer strijdt voor een bepaald beleid maar voor patronage”, aldus Hassan Barari en Christina Satkowski, twee academici actief in Amman. Vele Jordaniërs zijn ervan overtuigd dat het regime, en de Mukhabarat (de Jordaanse geheime dienst) in het bijzonder, dergelijk cliëntelistisch en tribaal systeem actief mee in stand houdt om de status-quo te bestendigen.

Ook het gebrek aan politieke vrijheden en de inmenging van de Mukhabarat in het dagelijkse leven vormen een bron van frustratie. Jilian Schwedler, een Amerikaanse professor verbonden aan de Universiteit van Massachusetts, stelt het als volgt: “De regering bevordert bepaalde rechten, maar beperkt tegelijk een resem andere rechten. Er is sprake van een neoliberale visie van economische groei die ten koste gaat van andere rechten als vrijheid van meningsuiting, burgerparticipatie en vrijheid van vereniging en protest”. Dit wordt pijnlijk duidelijk in een gesprek met Ibraheem, een dertiger die aan de kost komt als toeristengids. Hij neemt me mee naar een nabijgelegen café en vertelt honderduit over hoe de prijzen van ‘alles’ de afgelopen jaren gestegen zijn en hoe de Syrische vluchtelingen de Jordaanse economie onder druk zetten. Gevraagd naar zijn mening over de Koning, kijkt hij schichtig rond zich heen, en mompelt ‘niet hier’. Later vertelt hij hoe je niet zomaar overal over de Koning kunt praten: “Er kan altijd iemand van de Mukhabarat in de buurt zijn. Als ze je horen nemen ze je mee en maken ze je het leven zuur”. 

Syrië als stabiliserende factor?

De groeiende kloof tussen arm en rijk, de concentratie van rijkdom in de handen van een kleine elite, de perceptie van een ‘uitverkoop’ van het land aan buitenlandse bedrijven, de wijdverspreide corruptie, de voortdurende bemoeienissen van de Mukhabarat en het gebrek aan politieke hervormingen en politieke vrijheden zorgen ervoor dat Jordaniërs zich steeds meer de vraag stellen wie hen feitelijk regeert. Voorlopig leidt dit niet tot grootschalige protesten. Het regime speelt de aloude tegenstelling tussen transjordaniërs (de ‘oorspronkelijke’ bevolking) en Palestijnen meesterlijk uit, terwijl de oppositie verdeeld is en er niet in slaagt een duidelijk alternatief naar voren te brengen. “Ze blijven steken in sloganeske taal en slagen er voorlopig niet in de juiste ‘economic button to push’ te vinden”, aldus Nick Seeley, een Amerikaanse journalist die ik ontmoet in een koffiebar in centrum Amman. De chaos en instabiliteit in Syrië en Egypte doet de Jordaniërs bovendien twee keer nadenken vooraleer in opstand te komen. Seeley: “Mensen verlangen sterk naar stabiliteit door de chaos en de bloedbaden in Syrië en Egypte. De Koning wordt gezien als de beste garantie op stabiliteit, de mensen verkiezen de ‘duivel die ze kennen’. Veel Jordaniërs staan bovendien erg argwanend tegenover de Moslimbroederschap, de grootste oppositiebeweging in Jordanië. Dit werd enkel versterkt door de recente gebeurtenissen in Egypte”. Enkele dagen later praat ik met Lina Ejeilat, een burgerjournaliste voor het online medium 7iber, waarvan de licentie in juni 2013 ingetrokken werd. “De beperkingen op bepaalde vrijheden lijken voor veel mensen aanvaardbaar als je ze vergelijkt met het gebrek aan vrijheid in de buurlanden. De mensen hier zijn niet gelukkig, maar wel dankbaar voor de stabiliteit. Mensen denken in termen van ‘we zijn tenminste welvarender en stabieler dan de anderen’. De meeste Jordaniërs vergeten zo echter wel alle negatieve ontwikkelingen en patronen van de afgelopen jaren. Hun kortetermijngeheugen lijkt wel uitgeschakeld”. Ejeilat vertelt daarnaast hoe de Syrische burgeroorlog de verdeeldheid binnen de (extreem-)linkse oppositiegroepen heeft aangewakkerd. Een deel van de linkse oppositie steunt immers Assad tegen de ‘neokolonialistische en ‘imperialistische bemoeienissen’ van het Westen. 

Hoewel er vaak sprake is van een potentiële spill-over van de Syrische instabiliteit op Jordanië, lijkt een paradoxaal effect zo merkbaar: instabiliteit in Syrië als beste garantie op stabiliteit en het overleven van het Jordaanse regime. “Mensen maken voortdurend de afweging tussen vrijheid en veiligheid. Als puntje bij paaltje komt verkiezen ze veiligheid. Zonder verandering in Egypte en Syrië zal er geen verandering komen in Jordanië”, aldus Khalid, een activist die ik ontmoet in de zuidelijke stad Karak. “Als je in een vrij land zou leven, zouden mensen voortdurend hun ongenoegen uiten. Nu blijven ze hun ‘tipping point’ echter opnieuw en opnieuw verhogen, iedereen heeft een houding van ‘laat ons afwachten wat zal komen”. Dat de situatie echter snel kan omslaan, wordt bevestigd door Majdi, een leider van de protestbeweging in Tafila: “Syrië heeft de ruggengraat van het protest gebroken. Vanaf dat de situatie er min of meer stabiliseert, zal Jordanië ontploffen. Een stabilisering van Syrië zal leiden tot het einde van de cultuur van angst en het ‘veiligheid eerst’-denken van de Jordaniërs. Ik hoop dat het een vreedzame omwenteling zal zijn, maar de kans is volgens mij groot dat dit gepaard zal gaan met het nodige geweld”.

Stabiliteit… Voor nu?

Het Jordaanse regime houdt voorlopig de touwtjes stevig in handen. Het lijkt voorbarig nu al te spreken van een “Jordaanse Lente”. Het regime wordt bovendien actief gesteund door externe mogendheden. De Verenigde Staten willen ten allen koste vermijden dat nu ook de Israëlische oostflank in chaos vervalt, terwijl Saoedi-Arabië een mogelijke machtsovername door de Jordaanse Moslimbroederschap met alle mogelijke middelen tegenwerkt. Miljarden dollars worden via goedkope leningen in de Jordaanse economie gepompt om deze overeind te houden.

Wat niet is, kan echter snel komen. De afgelopen jaren is er sprake van een sterke uitbreiding van de toegang tot internet voor vele Jordaniërs, terwijl sociale media en blogs een steeds actievere en kritische rol vervullen. De toenemende globalisering en opkomst van nieuwe communicatiemiddelen spelen een cruciale rol in het overkomen van geografische belemmeringen en het verspreiden van kritische informatie. Ik praat erover met Amer al-Sabaileh, een bekende blogger en politiek analist. “Ontmoetingen in de virtuele wereld spelen een cruciale rol. Vroeger zou het onmogelijk geweest zijn om te weten wat activisten in Tafila of Karak uitspookten, of om internationale contacten te onderhouden. Dankzij de opkomst van het internet ben ik hier nu slechts een paar muisklikken van verwijderd. Sociale media helpen de Jordaanse samenleving de ketenen van het regime te breken. Het regime beseft het gevaar dat hiervan uitgaat maar al te goed, en probeert deze te reguleren en controleren. Sociale en online media behoren echter tot de toekomst, de beperkingen erop tot het verleden”.

De voortdurende instabiliteit in Syrië en Egypte lijkt op korte termijn de stabiliteit te kunnen garanderen. Op (middel)lange termijn oogt de toekomst echter somber. De Jordaanse economie en politiek kampen met structurele problemen, en van enige visie om deze aan te pakken lijkt weinig sprake. Eerder dan werk te maken van structurele hervormingen, lijkt het regime vooral bezig zichzelf tijd te kopen en het aanpakken van de grote problemen voor zich uit te schuiven. Dit kan echter niet blijven duren. Seeley: “Op korte termijn houdt het regime het nog wel even uit. Binnen tien tot twintig jaar dreigt echter een ‘economische Apocalyps’. Het hele economische systeem is een ramp. De kloof tussen arm en rijk neemt steeds meer toe, de werkloosheid wordt onvoldoende aangepakt, basisvoorzieningen en publieke infrastructuur worden afgebouwd, en het veiligheidsapparaat is in verval. Er is, in mijn ogen, sprake van twee soorten rampzalig economisch beleid die stopgezet moeten worden: enerzijds een blind neoliberalisme dat de ongelijkheid enkel doet toenemen, anderzijds een te grote en inefficiënte publieke sector die vooral gericht is op het uitdelen van voordelen aan stamleden en vriendjes. Er blijft zo nauwelijks geld over voor investeringen waar de economie nood aan heeft”. Seeley vervolgt: “Corruptie is overal, en verlamt de economie. De staat van het onderwijs is bovendien lamentabel. De meerderheid van de scholen levert afgestudeerden af die zowel hard skills als soft skills ontberen. Een escalatie in Syrië dreigt bovendien het vluchtelingenprobleem te verergeren, hoewel het zeker niet zo is dat Syrische vluchtelingen enkel negatieve effecten op de economie hebben. Jordanië kampt daarnaast met serieuze water- en energietekorten, terwijl klimaatverandering en een omschakeling naar groene energie een non-issue blijft”.

De energie-afhankelijkheid van het buitenland (Jordanië importeert 99 percent van zijn energie, nvdr) is een cruciale factor die de competitiviteit van Jordaanse bedrijven ernstig bemoeilijkt, terwijl de liberalisering van de energiemarkt leidde tot een stijging van de energieprijs voor gewone gezinnen en vele fabrieken, bevestigt Taleb Awaad, professor Economie aan de Universiteit van Jordanië. Een grootschalige heroriëntatie van het beleid naar hernieuwbare energie blijft voorlopig echter uit. Dit laatste wordt bevestigd in een gesprek met Firaz, een jonge ondernemer die het bouwbedrijf van zijn vader heeft overgenomen en zich wil toeleggen op hernieuwbare energie: “Jordanië bezit een enorm potentieel aan zonne-energie. Het grootste deel van het land bestaat uit woestijnvlakte, en er wordt volop onderzoek gedaan naar het potentieel van grootschalige zonnepanelen in de woestijn. Volgens mij kan dit binnen twintig jaar goed zijn voor zeventig percent van onze energiebevoorrading. Het ontbreekt dit land voorlopig echter aan een duidelijk juridisch regulerend kader, waardoor grootschalige investeringen afwezig blijven. Het is de taak van de overheid om hier iets aan te doen”. 

Nasseem Tarawnah, een bekende blogger uit Amman, wijst daarnaast op de noodzaak van het doorbreken van de stammenmentaliteit: “De helft van de bevolking is afhankelijk van de overheid voor zijn overleven. Deze groepen hebben belang bij de instandhouding van de status-quo. Noodzakelijke politieke en economische hervormingen zouden de status-quo bedreigen, dus verzetten ze er zich met hand en tand tegen”. Amer al-Sabaileh waarschuwt bovendien voor een al te activistisch buitenlands beleid. “Abdullah heeft zijn lot verbonden aan de Verenigde Staten en Saoedi-Arabië. We maken samen met Egypte en de Verenigde Arabische Emiraten deel uit van een sterke Saoedische lobby.  Dat is niet zonder gevaar: we plaatsen onszelf zo in de ‘line of fire’, allemaal omwille van onze onvoorwaardelijke steun aan Saoedi-Arabië”. Een te grote inmenging in de regionale politiek maakt Jordanië volgens al-Sabaileh tot aantrekkelijker doelwit voor internationale jihadi’s: “Jordanië moet voorzichtig zijn. De binnenlandse situatie is fragiel, terwijl de externe gevaren overal zijn: in Syrië, Libanon, Israël en Palestina, Egypte, Irak, …”.

Wat brengt de toekomst?

De verschillende opstanden van de afgelopen 2,5 jaar hebben alvast 1 ding duidelijk gemaakt: niets is wat het lijkt in de Arabische wereld. Eén kleine gebeurtenis kan een heel proces van razendsnelle veranderingen in gang zetten. Ook Jordanië is niet immuun voor verandering. Een verslechtering van de economische situatie dreigt de bestaande ongelijkheden en frustraties verder in de hand te werken, regionale ontwikkelingen kunnen de binnenlandse politiek danig in de war sturen, en de langetermijnuitdagingen voor de Jordaanse economie zijn immens.

Het ongenoegen over het Jordaanse regime borrelt voorlopig verder onder de oppervlakte, maar kan elk moment boven water komen. Op korte termijn mag Abdullah zijn regime dan wel tijd en adempauze gekocht hebben, één ding lijkt zeker: de etterbuil moet ooit barsten. En wanneer dat gebeurt, zal het alvast geen fraai zicht zijn. 

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2790   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2790  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.