Moedjahedien intiem: de rekrutenlijst van al-Qaida in Irak

Zevenhonderd fiches met persoonlijke details van jonge rekruten die al-Qaida Irak binnensmokkelde voor aanslagen tegen de ongelovigen. Amerikaanse soldaten maakten met de “Sinjar Records” een schat aan informatie buit over de aantrekkingskracht die al-Qaida blijft uitoefenen op jonge moslims en over haar afhankelijkheid van Syrische smokkelnetwerken.
Op 11 september 2007 omsingelen Amerikaanse soldaten een groepje tenten nabij Sinjar, een stadje in het noorden van Irak op zestien kilometer van de grens met Syrië. Er ontstaat een kort vuurgevecht, zes mannen worden neergeschoten, nog twee blazen zichzelf liever de lucht in. Een voetnoot in de geschiedenis van de oorlog van Irak, ware er niet die uitzonderlijke buit: vijf terrabyte aan computerbestanden met onder meer de fiches van zevenhonderd al-Qaiderekruten die in Sinjar passeerden.
De 22-jarige Mohammed Abd-al-Qadir bil-Qasim vertrok in de Libische kuststad Darnah, reisde door Egypte en kwam aan in Syrië, waar hij een zekere Abu Umar 2000 Syrische pond (27 euro) betaalde om hem over de grens met Irak te smokkelen. Qasim was leraar Arabisch en ook wel een beetje een wapenexpert, zo noteerde de klerk van al-Qaida die hem op 7 juni 2007 ‘incheckte’. Bezittingen had Qasim niet te bieden, maar zijn leven mochten ze hebben. “Istishhadi”, (“zoekt martelaarschap”), schreef de klerk in de rubriek “Opdracht”.

500 dollar en een mp3-speler


Tawfiq Muhammad al-Akhdar al-Rayhami, een 24-jarige student uit Tunesië, wilde naar Irak komen om te vechten. Daarvoor moest hij zijn Syrische smokkelaar wel 200 dollar (136 euro) toesteken. Bij zijn aankomst in januari 2007 schonk hij 500 dollar en een mp3-speler aan de goede zaak. Een maand eerder was er ook iemand uit België gepasseerd. De 32-jarige Hafid gaf “Abu-Talhah” op als ‘nom de guerre’ en liet 360 dollar en een studentenpaspoort achter als persoonlijke bezittingen.
Op de documenten van al-Qaida staat aanvankelijk nog het briefhoofd van de Moedjahedien Sjoera Raad, een organisatie die in oktober 2006 werd omgedoopt tot de Islamitische Staat van Irak (ISI), met aan het hoofd een ‘emir’, Abu Umar al-Baghdadi. Volgens de analisten van het Combating Terrorism Centre (CTC) van het Amerikaanse leger in West Point, die de documenten onderzochten, is het niet zeker of die Abu Umar wel echt bestaat. Zijn bijnaam”al-Bagdhdadi” en ook de verschillende naamsveranderingen van wat eigenlijk al-Qaida in Irak is, zijn volgens het CTC ingegeven door de zorg van al-Qaida om over te komen als een Iraakse organisatie.
De ISI werd opgericht als koepel voor alle soennitische opstandelingen in Irak, maar is in dat opzet jammerlijk gefaald. Sinds 2007 ligt al-Qaida in Irak chronisch overhoop met seculiere soennitische nationalisten, die geen boodschap hebben aan de zendingsdrang van al-Qaida. Abu Umar al-Baghdadi verklaarde op 4 december 2007 aan het hoofd te staan van een overwegend Iraakse organisatie met niet meer dan 200 buitenlandse strijders. De rekrutenbestanden van Sinjar maken duidelijk dat de buitenlandse invloed veel groter is.
“De bestanden van Sinjar maken duidelijk wat voor al-Qaida de fundamentele strategische uitdaging is in Irak: ze moeten de ideologische eisen van hun globale aanhang verzoenen met de praktische beslommeringen van relatief seculiere Irakezen”, stelt het CTC-rapport.

Van massagetherapeut tot zelfmoordterrorist


De zevenhonderd profielen zijn niet allemaal even nauwkeurig ingevuld. Sommigen vermelden naast leeftijd, naam en bijnaam en land van herkomst ook het beroep en telefoonnummers van vrienden en verwanten. Het registratieformulier biedt ook plaats om een laatste wilsbeschikking of testament te noteren.
De jongste rekruut in de reeks is Abdullah Abid al-Sulaymani. Hij kwam in Syrië aan op 23 september 2006, drie maanden na zijn vijftiende verjaardag, en leverde zijn gsm, zijn horloge en 620 dollar in. De oudste vrijwilliger was 54 jaar toen hij in Irak aankwam. Op fiches die voorzien zijn van een foto staan meestal jonge mannen, sommigen nog baardloos, anderen met een roodwitte hoofddoek.
De gemiddelde leeftijd van de rekruten ligt rond 24 jaar, wat de analisten in West Point doet besluiten dat al-Qaida nog lang niet verslagen is: “Zolang al-Qaida in staat is honderden jonge mannen aan te trekken, blijft de organisatie een ernstige bedreiging voor de veiligheid in de wereld.” De Amerikaanse inlichtingendiensten sluiten niet uit dat de geharde veteranen van de jihad al voor augustus 2006 naar Irak waren getrokken.
Op de 156 fiches die een beroep vermelden, komt “student” het vaakste voor (42 procent). De overige beroepscategorieën zijn nogal heterogeen en variëren van nuttig tot bizar, of een combinatie van beide. De klerk van al-Qaida registreerde vijf leraars, vijf militairen, drie dokters en vier ingenieurs, maar ook een schilder, een fitnesstrainer en zelfs een massagetherapeut.
Bij aankomst in Sinjar moesten de rekruten ook opgeven wat ze als hun “werk” of “opdracht” beschouwden in Irak. De meerderheid, 56,3 procent koos voor de optie “martelaarschap” (“Istishhadi”), 42 procent gaf de voorkeur aan meer traditionele gevechtstaken. De rest kreeg een preciezere taakomschrijving als “media-activiteiten”, “dokter” of “jurist”.
In tegenstelling tot wat de Amerikaanse inlichtingendiensten altijd dachten, zijn het niet de Saoedi’s die staan te springen voor het martelaarschap. Van de moedjahedien die uit Marokko en Libië kwamen, kozen respectievelijk 92 en 85 procent voor een zelfmoordopdracht, tegenover slechts de helft van de Saoedi’s.

De Libische connectie


Bijna veertig procent van de rekruten is afkomstig uit Saoedi-Arabië, wat in de lijn ligt met cijfers die officieren in juli 2007 doorspeelden aan de Los Angeles Times. Op de tweede plaats komt Libië met bijna 19 procent van de rekruten, gevolgd door Syrië, Jemen en Algerije met elk 8 procent. 6,1 procent kwam uit Marokko en slechts 1,9 procent uit Jordanië. De vrijwilligers komen allemaal uit moslimlanden met een soennitische meerderheid, wat erop wijst dat een deel van de mobilisatie is ingegeven door het streven om Irak uit de sjiitische invloedssfeer te houden
Het hoge aantal Libiërs is een verrassing, net als het ontbreken van Libanezen en het relatief kleine contigent Syriërs. Als je naar het aantal rekruten in functie van de totale bevolking kijkt, is Libië zelfs een grotere leverancier dan Saoedi-Arabië. Darnah, een stad met iets meer dan 80.000 mensen op de Libische oostkust werd 52 keer als vertrekpunt genoemd, een keer meer dan de Saoedische hoofdstad Riad met 4,3 miljoen inwoners.
Volgens de Amerikaanse onderzoekers was er in 2007 een opstoot van Libische rekruten nadat de chefideoloog van de Libische Islamitische Gevechtsgroep (LIFG), Abu Yahya al-Libi, in maart 2007 een oproep lanceerde om de heilige oorlog van al-Qaida in Irak te steunen. In november 2007 zou de LIFG officieel toetreden tot al-Qaida.
Dat is een hele ommekeer voor een organisatie die in de jaren negentig ontstond uit verzet tegen het bewind van de Libische kolonel Muammar Kadhafi. In 1996 sneed de Libische leider de stroom- en watertoevoer af naar het weerstandsnest Darnah en stuurde hij gevechtshelikopters naar Benghazi, een andere kuststad. “De militanten verdienen te sterven zonder proces, als honden”, verklaarde hij toen aan het nieuwsagentschap AFP.
Intussen hebben enkele leiders van de Libische islamisten het ver geschopt binnen al-Qaida. Ideoloog Abu Yahya al-Libi is binnen de propagandamachine van de terreurorganisatie de rechterhand geworden van Ayman al-Zawahri en de militaire leider Abu Layth al-Libi was commandant in Pakistan tot hij eind januari werd gedood door een Amerikaanse raket (een “drone”, nvdr, zie http://www.abcnews.go.com/Blotter/story?id=4222911&page=1 ). Volgens het rapport danken de Libiërs hun hoge positie onder meer aan het logistieke organisatietalent dat ze aan de dag hebben gelegd bij de rekrutensmokkel naar Irak.
2007 was ook het jaar waarin de grootste islamistische beweging van Algerije, de salafistische Groep voor Prediking en Strijd (GSPD), zich het kwaliteitslabel “al-Qaida” toe-eigende door zich om te dopen tot “al-Qaida in de islamitische Maghreb”. Het salafisme grijpt net als het wahabisme in Saoedi-Arabië teug naar een archaïsche en ultraorthodoxe vorm van islam.
 “De GSPC heeft als salafistische groep veel affiniteiten met al-Qaida. De Algerijnse leiders brachten in de jaren tachtig en negentig tijd door in Afghanistan”, zegt Noureddine Jebnoun, een professor aan de universiteit van Georgetown in Washington die een boek schreef of de radicalisering van Algerijnse islamisten. “De GSPC blijft een attractieve keuze voor de gedesillusioneerde jeugd van Noord-Afrika”, zegt Jebnoun, zolang de regio te kampen heeft met armoede, culturele vervreemding en autoritaire regimes.
Toch krijgen de Noord-Afrikaanse regeringen relatief weinig steun van de VS om iets te ondernemen tegen de filialen van al-Qaida die er de kop opsteken. Jordanië bijvoorbeeld krijgt 456,2 miljoen dollar Amerikaanse hulp voor een bevolking van 5,5 miljoen. Algerije heeft 32 miljoen inwoners en moet het stellen met 1,9 miljoen dollar, Marokko krijgt voor ongeveer evenveel inwoners 43,9 miljoen dollar.

Achilleshiel Syrië


Alle rekruten kwamen in Sinjar aan over Syrië. De Libiërs kwamen voor het overgrote deel (82 procent) met het vliegtuig uit Egypte, de Marokkanen arriveerden via Turkije en de Saoedi’s rechtstreeks uit Saoedi-Arabië of met een tussenstop in Jordanië. Bijna de helft van de rekruten kwam op dezelfde dag aan als iemand anders uit dezelfde stad, wat erop wijst dat de mannen meestal in groep reisden.
Al-Qaida vroeg de rekruten ook altijd naar hun ervaringen met de Syrische coördinator die hen over de grens had gesmokkeld. Ze moesten niet alleen de naam noemen van hun Syrische tussenpersoon, maar ook zeggen hoe hij eruit zag of ze hem sympathiek vonden en hoeveel geld hij had gevraagd.
Volgens de Amerikaanse onderzoekers wijst dat op een zwak punt in de organisatie van het smokkelnetwerk. De Syriërs zijn freelancers, huurlingen of criminelen zonder ideologische banden met de terreurorganisatie. Al-Qaida leeft bijgevolg in de voortdurende angst dat de Syriërs hun werk niet doen of misbruik maken van hun machtspositie door te veel geld te vragen.
De Syrische veiligheidsdiensten kennen de smokkelaars, maar leggen hen geen strobreed in de weg, aldus het CTC. Syrië ziet de moedjahedien het liefst zo snel mogelijk naar Irak vertrekken. In Syrië is nog altijd de Ba’athpartij aan de macht, die wordt gedomineerd door alawieten, een religieuze stroming binnen die islam die zeker niet op de goedkeuring van al-Qaida kan rekenen.
“Als de Syrische logistiek van al-Qaida wordt gerund door huurlingen, zijn er heel wat mogelijkheden om hen te manipuleren”, zegt het rapport, “Het is bijna onvoorstelbaar dat de Syrische inlichtingendienst nog niet heeft geprobeerd om die netwerken te infiltreren. Niets belet de Amerikanen om hetzelfde te doen. (…) Het moet mogelijk zijn om de coördinatoren om te kopen of onder druk te zetten, zodat ze informatie prijsgeven over de activiteiten van al-Qaida in Irak.”
Na de raid op de smokkelcel van al-Qaida in Sinjar daalde het aantal zelfmoordaanslagen in Irak tot zestien in oktober. Het Amerikaanse leger gaat ervan uit dat negentig procent van de buitenlandse moedjahedien over Sinjar het land binnenkwam en dat de buitenlanders negentig procent van de zelfmoordaanslagen in Irak op hun geweten hebben, schreef de New York Times in november 2007.

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2781   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2781  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.