Neoconservatieven willen Iran financieel onder druk zetten

Militaire actie tegen Iran is nog steeds niet uitgesloten, benadrukken de neoconservatieven. Financiële druk is echter een “niet-gewelddadig middel om de Iraanse dreiging te keren.”
Net als in de aanloop naar de oorlog in Irak, krijgt de campagne steun van zowel Democraten als Republikeinen. De Democraten, inclusief tegenstanders van de regering van president George W. Bush, zien economische sancties als een manier om een “stevig” standpunt in te nemen ten opzicht van Iran, zonder een oorlog te hoeven beginnen.
“Terreurvrij beleggen lost de problemen niet op, maar het is een belangrijk onderdeel van een breder pakket maatregelen”, zei neoconservatief James Woolsey, onder Clinton tijdelijk CIA-directeur, deze week. Hij steunt een wet die investeringen van staatspensioenfondsen verbiedt in bedrijven die in Iran of andere ‘terreurlanden’ opereren.
De nieuwe campagne is bedoeld om Iran onder druk te zetten het nucleaire programma op te geven en de steun aan anti- Israëlische groepen zoals de Palestijnse Hamas en de Libanese Hezbollah stop te zetten.
Het initiatief van de neoconservatieven is gemodelleerd op het anti-apartheidsbeleid dat in de jaren tachtig ten aanzien van Zuid-Afrika werd gevoerd. Op het spel staat geld van staatspensioenfondsen en andere institutionele beleggers die geld investeerden in - vooral Europese en Aziatische - bedrijven die in Iran opereren.
“Zonder inkomsten van buitenlandse investeerders kan Iran het nucleaire programma en de steun aan het terrorisme niet meer financieren”, stelt het Centre for Security Policy (CSP), het brein achter de campagne.
Vorig jaar was Missouri de eerste Amerikaanse staat die een van zijn pensioenfondsen opdracht gaf om zich terug te trekken uit bedrijven die zaken doen met Iran en andere landen die op de zwarte lijst van het ministerie van Buitenlandse Zaken staan. Vorige maand keurde Florida wetgeving goed die investeren van overheidsgeld in bedrijven die commerciële banden hebben met de energiesector in Sudan en Iran, verbiedt. Naar verwachting zullen de komende maanden andere staten volgen.