Zoektocht naar hulp die helpt

Is ontwikkelingssamenwerking zinvol? Het is een vraag waarop ook een academisch antwoord bestaat. Professor Robrecht Renard kwam afgelopen woensdag (28 november) aan de KU Leuven uitleggen aan collega’s en studenten wat de ‘nieuwe hulpbenadering’ precies inhoudt.
De 39e Van Cauterenleerstoel voor ingenieurs stond volledig in het teken van ontwikkelingssamenwerking. Verschillende experts deden er hun ervaringen uit de doeken, en al snel stond de rol van de technisch deskundige terplaatse ter discussie, zoals bleek uit de volgende getuigenis van professor Joost Duflou: ‘Vijftien jaar geleden startte ik een langdurig en duur project op in Zuidoost-Azië. Twee jaar lang heb ik me volledig ingezet voor een moderniseringsproject van de plaatselijke landbouw. Onlangs was ik terug in de regio en heb ik er geen spoor meer van teruggevonden.’
De getuigenis van Joost Duflou past in het kader dat Nadia Molenaers en Robrecht Renard geschetst hebben in hun boek ‘Ontwikkelingshulp faalt. Is participatie het redmiddel?’ (zie ook hun MO*paper ‘Wie kan de ontwikkelingshulp redden?’). Robrecht Renard, voorzitter van de Instituut voor Ontwikkelingsbeleid (IOB) van de Universiteit Antwerpen, kwam ook op de Van Cauterenleerstoel zijn visie op ontwikkelingssamenwerking toelichten.

Hulp die faalt



Een kritische blik op veertig jaar ontwikkelingssamenwerking leert ons dat veel pogingen tot hulp volstrekt nutteloos geweest zijn. Bij een grondige studie van de korte geschiedenis van de ontwikkelingshulp, komt men zelfs tot de bizarre vaststelling dat veel van de geboden hulp de ontwikkeling van een land eerder heeft afgeremd dan gestimuleerd. Van de jaren ‘60 tot ‘80 hield men er de simplistische visie op na dat het opschroeven van de infrastructuur en het verhogen van het algemeen opleidingsniveau volstonden om een land op eigen benen te doen staan. Het bouwen van wegen, organiseren van onderwijs en ziekenverzorging waren populaire methoden om aan ontwikkelingshulp te doen.
Uit onderzoek bleek echter dat de projecten de ontwikkeling niet stimuleerden, maar integendeel een uitgesproken negatieve invloed uitoefenen op de ontwikkeling van een land. Dit is wat Renard de micro-macro paradox noemt: ‘Hoewel de afzonderlijke projecten met succes worden afgerond, is er geen enkele invloed te merken op macro-economisch vlak.’ Volgens Renard hollen de projecten het gezag en de initiatieven van de plaatselijke overheid uit, waardoor het land gehinderd wordt in zijn ontwikkeling. Bovendien liepen vele projecten elkaar voortdurend voor de voeten, door een nijpend gebrek aan coördinatie.
In de jaren ‘80 werd overgeschakeld naar een nieuwe manier van ontwikkelingsdenken. In de overtuiging dat projecten geen blijvende invloed kunnen hebben als het economisch beleid van een land niet deugt, werden landen gedwongen economische hervormingen door te voeren in ruil voor hulp. Na twintig jaar moesten de grote donoren als de Wereldbank en het IMF toegeven dat ook deze methode weinig succes kent. In plaats van het ondermijnen van het plaatselijk gezag, wordt de overheid volgens deze methode gedwongen zich aan te passen, zonder duurzame gevolgen.

De nieuwe hulpbenadering



Volgens Renard moeten donoren de leiding teruggeven aan de plaatselijke overheid, deze financieel steunen en een open dialoog aangaan over het gevoerde beleid. In plaats van een uitholling van of confrontatie met de plaatselijke overheid, moeten de hulpinstanties de betrokken overheden aanmoedigen. Op basis van eigen initiatieven en doordachte strategieën, krijgen de overheden financiële middelen om de armoede in eigen land te bestrijden. Dit is de werkwijze die tegenwoordig door het IMF en de Wereldbank aangewend wordt. Het verouderde ‘Ontwikkelingshulp’ wordt hier voor het eerst getransformeerd naar de term ‘ontwikkelingssamenwerking’.
Toch ontsnappen sommige landen aan de inclusieve logica van de nieuwe hulpbenadering. Professor Renard spreekt in dit verband van de ‘grondstoffenvloek’ of de ‘dutch disease’, die zowel een economische als een politieke kant heeft. Sommige landen beschikken over een onschatbare rijkdom aan natuurlijke bronnen, die na winning gemakkelijk getransporteerd kunnen worden. Export wordt voor deze landen de belangrijkste economische activiteit, waardoor ter plaatse geen industrie ontstaat die de economie van het land kan doen opleven.
De overheid verdient bovendien in dergelijke landen genoeg aan de export van deze rijkdommen en heeft geen nood aan belastingen. Bijgevolg moeten deze staten evenmin verantwoording afleggen aan de bevolking, waardoor geen democratisch proces op gang komt en nauwelijks geïnvesteerd wordt in faciliteiten. Deze regeringen hebben er alle belang bij elke vorm van ontwikkeling of verandering tegen te houden, aangezien hun comfortabele positie in gevaar zou kunnen komen. De plaatselijke bevolking wordt aan haar lot overgelaten en is weinig gebaat bij de ‘nieuwe hulpbenadering’.

Ontwikkelingssamenwerking nutteloos?



Ondanks de adoptie van de ‘nieuwe hulpbenadering’ door grote spelers als IMF en Wereldbank, besteedt de Europese Commissie nog steeds het grootste deel van haar budget aan diverse infrastructuurprojecten, zo bleek uit de discussie tussen experts en professoren. De Europese Commissie is niet de enige die blijft vasthouden aan de klassieke idee van ontwikkelingshulp. Ook twee derden van de Belgische steun aan ontwikkelingslanden gaat naar de leniging van directe noden zoals onderwijs en ziekenverzorging, via steun aan diverse projecten.
Volgens enkele professoren is de idee ‘ontwikkelingssamenwerking’ toe aan een herziening. Volgens professor Eric Tollens (KUL) heeft ontwikkelingssamenwerking, ondanks alle goede bedoelingen, weinig tot geen invloed op de werkelijke vooruitgang van een land. De economische lift-off van landen als China, India en Botswana dienen tot voorbeeld: hun plotse economische sprint is geenszins het gevolg van opgedreven inspanningen van het Westen. ‘De enige factor die een rol speelt in de ontwikkeling van een land, is het investeringsklimaat. Het investeringsklimaat van een land als Congo is door de nadruk op export zeer laag, waardoor ik in dat land voor lange tijd geen vooruitgang verwacht. Ontwikkelingshulp is hoe dan ook nooit de doorslaggevende factor’, licht Tollens toe. Men kan met andere woorden niet verwachten van ontwikkelingssamenwerking dat het de structurele ongelijkheid tussen Noord en Zuid doet verdwijnen.
Uit de discussie tussen professoren, experten en studenten bleek ten slotte dat in België een maatschappelijk draagvlak voor ontwikkelingssamenwerking ontbreekt. Volgens Roel Merckx, ondervoorzitter van de Vlaamse interuniversitaire raad voor universitaire ontwikkelingssamenwerking (VLIR-UOS), wordt ontwikkelingssamenwerking ook te streng beoordeeld. ‘België geeft nauwelijks 0,4% van het Bruto Nationaal Inkomen uit aan ontwikkelingssamenwerking. Er zijn andere projecten waar de regering veel meer geld aan spendeert die evenmin winstgevend zijn. Toch klinkt de kritiek op ontwikkelingssamenwerking steeds veel sterker door.’

Maak MO* mee mogelijk.

Word proMO* net als 2798   andere lezers en maak MO* mee mogelijk. Zo blijven al onze verhalen gratis online beschikbaar voor iédereen.

Ik word proMO*    Ik doe liever een gift

Met de steun van

 2798  

Onze leden

11.11.1111.11.11 Search <em>for</em> Common GroundSearch for Common Ground Broederlijk delenBroederlijk Delen Rikolto (Vredeseilanden)Rikolto ZebrastraatZebrastraat Fair Trade BelgiumFairtrade Belgium 
MemisaMemisa Plan BelgiePlan WSM (Wereldsolidariteit)WSM Oxfam BelgiëOxfam België  Handicap InternationalHandicap International Artsen Zonder VakantieArtsen Zonder Vakantie FosFOS
 UnicefUnicef  Dokters van de WereldDokters van de wereld Caritas VlaanderenCaritas Vlaanderen

© Wereldmediahuis vzw — 2024.

De Vlaamse overheid is niet verantwoordelijk voor de inhoud van deze website.